Que reste-t-il de nos amours? vraagt Dominique Marny zich af in het voorwoord van de catalogus van de tentoonstelling ‘Liefdesbrieven’ in het Museum der Letteren en Manuscripten in de Koningsgalerij in Brussel. De catalogus is jammer genoeg slechts in het Frans verkrijgbaar maar anderzijds, welke taal bekt beter – ‘ma petite colombe adorée’, ‘ma petite bouche carré’, ‘ma merveille’ – om de tongen losser, de ogen vochtiger en de harten weker te maken. En wellicht is in geen enkele taal iets moeilijker te verwoorden dan het subtiele gevoel van liefde. Vooral de onbereikbare liefde door afstand of standenverschil, de clandestiene laat de hartstocht zo hoog oplaaien dat ze zich nog amper in taal laat vangen. De liefde verschijnt in deze brieven als een verleiding waaraan niet te weerstaan valt, een obsessie waarvan de briefschrijver niet wenst te genezen. Doorheen de eeuwen hebben beroemdheden geprobeerd om de essentie van hun liefde onder woorden te brengen op soms onooglijke kattebelletjes die de tand des tijd hebben getrotseerd. De beloftes op papier werden traceerbare blijvers en in handen van vreemden riskeren ze dan ook vaak tot belachelijke banaliteiten te verworden. Fernando Pessoa bevestigt dit trouwens wanneer hij meent dat ‘alle liefdesbrieven belachelijk zijn. Het zouden geen liefdesbrieven zijn als ze dat niet waren’, maar hij besluit toch ‘liefdesbrieven moeten wel, als de liefde bestaat, belachelijk zijn. Uiteindelijk zijn echter zij die nooit liefdesbrieven schrijven, belachelijk.’ Zelfs tijden, gevangen in een principiëel maatschappelijke korset, wisten overvloedig ruimte te scheppen voor sensuele epistolaire liefdesuitwisselingen. Ook de geschriften met adviezen en richtlijnen voor al wie zich op het liefdespad begaf, getuigen daarvan. ‘Liefdesbrieven’ bezondigt zich alleszins niet aan voyeurisme maar toont dat doorheen de eeuwen mensen van zeer verscheiden afkomst en herkomst compleet machteloos stonden in het aanschijn van een gevoel dat hen oversteeg.Waarom bewaarden ze hun brieven? Om bij het ouder worden er zich van te kunnen vergewissen ‘que l’on a été choisi(e) et adoré(e)? Het was Léon Bloy, Franse schrijver en essayist, die zijn vrouw Jeanne Molbech, dochter van de Deense dichter Christian Frederik Molbech en vriend van Ibsen, terecht zijn grote liefde betuigde met de woorden: “Je n’ai rien a te dire sinon que je t’aime.”
Nog tot 16 maart. Meer info over het museum vindt u hier