Deux jours, une nuit – Jean-Pierre en Luc Dardenne*****

 

Dankzij Knack Club-vrijkaarten de kans gekregen om deze prachtige Belgische film te zien in Kinepolis Leuven:

Jean-Pierre en Luc Dardenne werken in het voor hun vertrouwde genre van het sociale drama, het kader voor een heel persoonlijk en zeer ontroerend relaas. Voor het eerst voegen ze daar een interessant element aan toe: ‘Deux jours, une nuit’ is een heuse psychologische thriller […] De film is feilloos opgebouwd. Het gevaar bestond er natuurlijk in dat de vertelling repetitief zou worden, aangezien Sandra steeds dezelfde vraag aan verschillende mensen moet gaan stellen. Maar de Dardennes zijn daarvoor te intelligente scenaristen. Ze weten op gepaste momenten, heel subtiel, de spanning weer op te drijven. Het allereerste telefoontje dat Sandra doet, de “test case” zeg maar voor de gehele onderneming, doet je op het puntje van je stoel zitten.Geen enkele seconde in de film is niet van belang. Zelfs een woordeloos shot van Sandra op de bus, onderweg naar een volgende, mogelijks verpletterende teleurstelling, is vol van betekenis. In Marion Cotillard hebben de regisserende broers ook een droom van een hoofdrolspeelster gevonden. Voor het eerst werken ze met zo’n grote naam: Cotillard is Oscarwinnares voor haar vertolking van Edith Piaf en een volwaardige superster van de Europese film. Ze laat haar inherente glamour achterwege en gaat helemaal op in het Dardenne-universum. In al die lange takes speelt ze met een rauwe overtuiging en een inherente droefheid, gecommuniceerd via Cotillards grootste instrument: die prachtige, hypnotiserende ogen [bron: Cobra.be Deux jours, une nuit – Jean-Pierre en Luc Dardenne] De broers Dardenne hebben op het filmfestival in Cannes de prijs van de Oecumenische Jury voor hun hele oeuvre in ontvangst genomen. Volgens deze jury geeft hun werk blijk van “een diepe menselijkheid” en “zetten ze de evangelische waarden voorop”. In hun dankwoord zeiden de broers “erg vereerd” te zijn door deze erkenning.[bron: deredactie.be Filmfestival van Cannes]

 

 

Formatiewoordenboekje uit De Schatkamer van de Nederlandse Taal

images (2)

Het INL is het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Het is de plek voor iedereen die iets wil weten over woorden, hun spelling, vorm, betekenis of gebruik door de eeuwen heen. Het INL verzamelt en beschrijft de Nederlandse taal- en woordenschat van de 6de eeuw tot het heden. Daartoe horen ook alle nieuwe woorden van de Nederlandse taal: van 06-dealer tot weeralarm en van deeltijd-WW tot triobaan. Het INL biedt toegang tot een allesomvattende kennisbank van de Nederlandse taal: de Taalbank Nederlands. Deze kennisbank geeft een brede en volledige benadering van 15 eeuwen woordenschat.

Nog een paar uur en dan weten we welke politici werkloos worden. Maar niet getreurd, dames en heren: met het juiste cv vinden ze snel werk. Hoewel de juiste partijkaart nog altijd een krachtiger wapen is.Op straat hoor ik dat het zo’n harde campagne geweest is. Ik vond het wel meevallen. Veel meer dan wat koosnaampjes over en weer roepen, heb ik niet gehoord. Ik vond dat er inhoudelijk best wel nagels met koppen geslagen werden. Oké, af en toe eens met een sloophamer, maar kom, dat is part of the game. Het échte smerige spel begint maandagmorgen. Dan wordt er niet alleen in de Dorpstraat, maar ook in Wetstraat in de rug geschoten voor de prijzenpot’, aldus Geert Hoste

images (3)

Hoste heeft het hier over de komende formatierondes. Geen – 540 dagen durende – uitputtingsslag laat ons hopen! Misschien wel een tijd om als wakkere burgers ook oog en oor open te houden voor nieuwe formatiewoorden of neologismen die opduiken. Altijd leuk om te weten wat een vlinderakkoord, een frietrevolutie, een obesitasregering, milquetiseren, een olijfboomcoalitie is, toch. Het formatie-gelegenheidswoordenboekje van het INL maakt je woordwijs:

Afspiegelingscoalitie, (in België) federale coalitie met dezelfde partijen als de regionale regeringen of de regeringen van gemeenschappen en gewesten; federale coalitie die een afspiegeling is van de regionale coalities of de coalities van gemeenschappen en gewesten. Synoniemen: afspiegelingskabinet, afspiegelingsregering.

Bemiddelaar, (in België) creatief gelegenheidswoord, bedacht door (de entourage van) de Belgische koning voor iemand die de officiële opdracht krijgt om te bemiddelen tussen de standpunten van de verschillende partijen en daarmee de vastgelopen onderhandelingen voor het vormen van een regering weer op gang te brengen; eigenlijk een informateur (zie aldaar) die geen informateur genoemd mag worden; zie ook Verduidelijker en Verkenner.

Borrelnootjes, (in België) kleine, onbelangrijke toegevingen van de tegenpartij.

Demandeur de rien, (in België) eigenlijk iemand die niets vraagt; in de praktijk iemand die niets wil geven omdat hij zelf geen behoeften pretendeert te hebben en die daarom als hij al wat geeft daarvoor een zeer hoge prijs wil.

Eraf rijden, (in België) oorspronkelijk een wielerterm: een partij in een zodanige positie brengen dat ze de onderhandelingen verlaat.

Familieweek, (in België) pauzeweek die wordt ingelast wanneer de onderhandelingen niet vlotten en waaraan door de benaming een wat sympathiekere verklaring wordt gegeven: iedereen krijgt tijd voor het gezinnetje.Opvallend detail: het aantal vaderschappen bij de onderhandelaars is een tijdje nadien sterk toegenomen.

Federale kieskring, (in België) kieskring die heel België omvat, iets wat tot dusver niet bestaat; Vlamingen kunnen alleen voor Vlamingen stemmen, Walen voor Walen en Brusselaars voor Brusselaars, behalve in Brussel-Halle-Vilvoorde; vandaar zie ook Splitsing.

Stemadvies – Charles Ducal

Het gedicht is geschreven voor ‘de Zes van Leuven’. In Leuven werd op het Quinten Metsysplein een monument gerealiseerd op vraag van ABVV Vlaams-Brabant. De kunstenaars Lucas Bernaerts en Luc Cauwenberghs verwerkten de zes betogers voor algemeen enkelvoudig stemrecht, die op 18 april 1902 door de burgerwacht werden doodgeschoten, in  marmer en koper tot een blijvende herinnering.

NL_Stemadvies1

Charles Ducal geeft hier uitleg over het kunstwerk en zijn gedicht.

Britse Poet Laureate Carol Ann Duffy schittert op Servottelezing 2014 – KULeuven*****

In de Aula Pieter De Somer (KULeuven) woonde ik gisteren de Servottelezing 2014 bij van de Britse Poet Laureate, Carol Ann Duffy. Deze tweejaarlijkse lezing is een activiteit van het Fonds Herman Servotte  dat in 1994 werd opgericht ter nagedachtenis van Herman Servotte, professor Engelse literatuur en vice-rector van de KULeuven. Het doel van het fonds is het bevorderen van de wetenschappelijke studie van de Engelse literatuur. 

imagesCarol Ann Duffy is zonder twijfel één van de meest gelezen en gelauwerde Britse schrijvers van het moment. Met haar meest recente bundel, The Bees, won ze de 2011 Costa Poetry Award en de passionele liefdesgedichten in Rapture werden bekroond met de prestigieuze T.S. Eliot Prize in 2005. Met haar gedichten en prentenboeken voor kinderen weet ze bovendien ook een jong lezers publiek te bekoren en toneelstukken als Loss (1986) en Casanova (2007) werden onder veel bijval opgevoerd in Liverpool en Londen. In 2009 werd Duffy benoemd tot Poet Laureate van het Verenigd Koninkrijk en sindsdien publiceerde ze talrijke gedichten in kranten en tijdschriften als reflectie op recente gebeurtenissen. Duffy is ook een poëzie-activist: ze ijvert voor meer en betere aandacht voor poëzie in het onderwijs en publiceert geregeld verzamelbundels met gedichten van andere dichters om stem te geven aan de dingen die onspublicity-photos-6-200 overkomen op leven of dood. De organisatoren verlieten het stramien van de doorsnee lezing. Na de uitgebreide aankondiging, het warm welkom van rector Rik Torfs en Ortwin de Graefs inleiding tot Carol Duffy’s werk, las  de auteur voor uit eigen werk, maar werd daarbij begeleid, omkaderd en onderbroken door de virtuoze multi-instrumentalist en all-round entertainer John Sampson. De 5de editie van de Servottelezing werd een memorabel moment.

Duffy’s eerste gedicht als Poet Laureate was een venijnig sonnet over de onkostenzwendel in het Britse parlement:

Politics

How it makes of your face a stone
that aches to weep, of your heart a fist,
clenched or thumping, sweating blood, of your tongue
an iron latch with no door. How it makes of your right hand
a gauntlet, a glove-puppet of the left, of your laugh
a dry leaf blowing in the wind, of your desert island discs
hiss hiss hiss, makes of the words on your lips dice
that can throw no six. How it takes the breath
away, the piss, makes of your kiss a dropped pound coin,
makes of your promises latin, gibberish, feedback, static,
of your hair a wig, of your gait a plankwalk. How it says this –
politics – to your education education education; shouts this –
Politics! – to your health and wealth; how it roars, to your
conscience moral compass truth, POLITICS POLITICS POLITICS.

Carol Ann Duffy – The Guardian – 13th June 2009

En “Last Post”, geschreven op verzoek van de BBC naar aanleiding van het overlijden van twee van de laatste Britse veteranen van de Groote Oorlog, is een droeve droom over de onmacht van poëzie om de tijd terug te draaien, maar herdenkt ook het weerwerk dat de verbeelding de wreedheid blijft bieden. Het gedicht herschrijft “Dulce Et Decorum Est”, het verbitterde dubbelsonnet waar Wilfred Owen nog niet klaar mee was toen hij een week voor de wapenstilstand sneuvelde in de tweede slag bij de Samber, en laat zo toch weer iets terugkeren uit die stinkende modder – “The pity of war, the pity war distilled”.

Last Post

In all my dreams, before my helpless sight,
He plunges at me, guttering, choking, drowning.

If poetry could tell it backwards, true, begin
that moment shrapnel scythed you to the stinking mud …
but you get up, amazed, watch bled bad blood
run upwards from the slime into its wounds;
see lines and lines of British boys rewind
back to their trenches, kiss the photographs from home –
mothers, sweethearts, sisters, younger brothers
not entering the story now
to die and die and die.
Dulce – No – Decorum – No – Pro patria mori.
You walk away.

You walk away; drop your gun (fixed bayonet)
like all your mates do too –
Harry, Tommy, Wilfred, Edward, Bert –
and light a cigarette.
There’s coffee in the square,
warm French bread
and all those thousands dead
are shaking dried mud from their hair
and queuing up for home. Freshly alive,
a lad plays Tipperary to the crowd, released
from History; the glistening, healthy horses fit for heroes, kings.

You lean against a wall,
your several million lives still possible
and crammed with love, work, children, talent, English beer, good food.
You see the poet tuck away his pocket-book and smile.

If poetry could truly tell it backwards,
then it would.

Carol Ann Duffy

 

Elijahova stolica – De stoel van Elijah – Igor Štiks ****

downloadDestiny is the most powerful coincidence of all’, zou ze aan het eind van die dag zeggen toen ik haar vroeg of ze vond dat mensen door het lot of door het toeval met elkaar werden verbonden. blz 142

Terwijl Bosnië-Herzegovina deze dagen het nieuws haalt met de rampzalige overstroming van de Sava-rivier en de immense schade die de wateroverlast heeft aangericht en je militairen op het journaal  brood en drinkbaar water ziet bedelen en de nieuwslezers hoort verklaren dat de door de modderstroom verplaatste oorlogsmijnen een ernstig gevaar gaan opleveren, lees ik de roman Elijahova stolica (2006) / De stoel van Elijah (2008) – De Bezige Bij, 314 blz. van de Kroatische auteur Igor Štiks.  

Balkanliteratuur dus. Eerder dit jaar waarschuwde Igor Štiks ook in een artikel images (1)in The Guardian: Bosnia presents a terrifying picture of Europe’s future. Sarajevo en de feiten van 1914 waarop dit jaar toch extra licht wordt geworpen, zouden Europa nog steeds niet wijzer gemaakt hebben. Het dreigt slaapwandelend op dezelfde catastrofe af te stevenen. Ook in zijn roman, legt Štiks de oorzaak van het Balkanconflict bij het Westen dat maar geen oor heeft naar de roep om participatieve democratie, gelijkheid, sociale rechtvaardigheid, minder privatisering maar dat het lot van gewone mensen in de handen legt van dubieuze etno-nationalistische-elites die precies verantwoordelijk zijn voor het conflict.

De stoel van Elijah speelt dus hoofdzakelijk in het Sarajevo, dat minder dan een kwarteeuw geleden het toneel werd van een bloedig conflict waar het Westen door het oog van het ‘journaille’ naar keek. ‘Journaille’ is de denigrerende term die de hoofdpersoon van de roman, Richard Richter, gebruikt voor het circus van de Westerse media dat de oorlog voor de thuisbasis verslaat en waarvan hij gedurende een korte tijd voor een Weens persagentschap deel uitmaakt – een alibi voor een andere persoonlijke missie – voordat hij zich definitief aan Bosnische zijde schaart.

Het verhaal zit bijzonder goed in elkaar: Richard Richter, gerenommeerd Oostenrijks schrijver en voor de gelegenheid oorlogsverslaggever, schrijft na een verblijf van twee maanden in Sarajevo nl. juni en juli 1992, bij zijn terugkeer naar Wenen, ondergedoken in een hotelkamer, een manuscript waarin hij tot in de kleinste details probeert duidelijk te krijgen wat hem sinds zijn scheiding en terugkeer uit Parijs naar Wenen in april 1992, door het lot of het toeval overkomt. Serendipiteit trekt het verhaal op gang: bij de verbouwing van zijn pleegtantes flat in Wenen, stoot hij op een klein blauw notitieschriftje van zijn moeder – overleden kort na zijn geboorte – dat verstopt in een ijzeren doos in de muur iets vreemds over zijn afkomst, zijn identiteit onthult. De titel De stoel van Elijah bevat de sleutel tot het grote geheim  dat in deze roman zo zorgvuldig tot het einde wordt bewaard. Štiks bezit de gave om de spanning, de nieuwsgierigheid hoog op te drijven door telkens weer het geven van de nodige informatie om iets van het enigma te onthullen ‘op wacht’ te zetten. Ondertussen krijgt de lezer een bijzonder realistisch en beklijvend beeld van de belegering van Sarajevo door de Serviërs; krijgt hij de Bosnische visie op het conflict en bij uitbreiding op het historisch en wereldomvattend gegeven van religieuze zuivering en rassenzuivering;  wordt er in de persoon van Richard Richter een brug geslagen tussen het Nationaal Socialistische Wenen van 1942 en het multiculturele Sarajevo van 1992 en wordt de lezer duidelijk gemaakt waarom de inwoners van Sarajevo collectief en massaal in de meest penibele oorlogsomstandigheden theatervoorstellingen blijven bijwonen en waarom Sartre, Camus en Max Frisch gelezen en bediscussieerd worden. Via Max Frisch’ Homo Faber, door Alma Filipović, een aimabele, jonge actrice, als theaterstuk opgevoerd, krijgt de lezer een eerste glimps van wat het noodlot voor Sarajevo en de protagonist Richard en antagoniste Alma in petto houdt. De klassieke mythen van Oedipoes en Odysseus zijn in deze tragedie nooit ver weg. Richard Richter stevent immers, verblind door de liefde, en verteerd door schaamte en schuld op de absolute ondergang af.  Zijn manuscript komt in 1996 in handen van Ivor, zijn Bosnische tolk en Sarajevo-vriend die de vrijheid krijgt om ermee te doen wat hij goed vindt en uiteindelijk het laatste puzzelstukje op zijn plaats drukt.

De stoel van Elijah is een erudiete, prachtig klassiek geconstrueerde, meeslepende roman die kritische kanttekeningen maakt bij het Nationaal Socialisme, de Holocaust, het communisme, de afzijdigheid van Europa in het Balkanconflict en deze weet te verbinden met een persoonlijk en intrigerend intiem gegeven als afkomst en identiteit. Igor Štiks kreeg voor deze roman  de prijs van het beste Kroatische boek van 2006.

The Thing Around Your Neck – Het ding om je hals – Chimamanda Ngozi Adichie*****

downloadThe Thing Around Your Neck / Het ding om je hals – De Bezige Bij (2009) – 255 blz. is een verhalenbundel van de Nigeriaanse Chimamanda Ngozi Adichie die verschillende facetten van relaties tussen mannen en vrouwen, ouders en kinderen in Afrika en Amerika laat schitteren in gevatte, suggestieve soms humoristische beschrijvingen en verrassende dialogen. De titel van elk verhaal spijkert de essentie ervan ook onwrikbaar vast. Enkele passages uit drie van deze twaalf mooie verhalen:
Cel I
“Maar het was niet Nnamabia’s opzet geweest haar pijn te doen. Hij had het gedaan omdat de juwelen van mijn moeder het enige van waarde was in het huis: een levenslange verzameling van massief gouden munten. Hij deed het ook omdat andere zonen van professoren het deden. Dit was het seizoen van de diefstallen op onze vreedzame Nsukka-campus. Jongens die opgegroeid waren met Sesamstraat, Enid Blyton, cornflakes voor ontbijt, die keurig gepoetste bruine sandalen naar de lagere school voor personeel van de universiteit hadden gedragen, sneden nu de klamboes voor de ramen van hun buren door, schoven de glasjaloezieën weg en klommen naar binnen om televisies en videorecorders te stelen. We kenden de dieven. […] Maar wanneer de professor-ouders elkaar ontmoetten op de personeelsclub of in de kerk of op een faculteitsvergadering, bleven ze maar klagen over het tuig dat uit de stad kwam om hun boven alles verheven campus te bestelen.” De broer belandt in de cel op verdenking van lidmaatschap van de elkaar op de campus bevechtende bendes of ‘gildes’ en ervaart er de arrogantie en de machtswellust en -willekeur van de regimepolitie. Wanneer hij daartegen protesteert omdat een oude man geheel onterecht wordt vernederd, wordt hij naar CEL I gebracht en ernstig mishandeld . “Nnamabia zei niet wat er met hem in Cel I was gebeurd of wat zich op de nieuwe plek had afgespeeld, die er in mijn ogen uitzag als een plek waar ze mensen vasthielden die later zouden verdwijnen. Het zou zo gemakkelijk voor hem zijn geweest, mijn charmante broer, om van zijn verhaal een prachtig drama te maken, maar dat deed hij niet.”
Het ding om je hals
“Je dacht dat iedereen in Amerika een auto en een vuurwapen had; dat dachten je ooms en tantes ook. Vlak nadat je de visumloterij had gewonnen, zeiden ze tegen je: ‘Over een maand zal je een grote auto hebben. Spoedig een groot huis. Maar koop geen vuurwapen zoals die Amerikanen.” Ze mag tot ze op eigen benen kan staan bij een oom wonen: “Hij woonde in een klein wit stadje in Maine, in een dertig jaar oud huis aan een meer. Het bedrijf waarvoor hij werkte, zo vertelde hij je, had hem een paar duizend meer geboden dan het doorsneesalaris plus werknemersopties omdat het zo vreselijk graag een gediversifieerde indruk wilde maken. In elke brochure, zelfs wanneer die niets met zijn afdeling te maken had, zetten ze een foto van hem. Hij lachte en zei dat het een goede baan was, die het waard was om in een volslagen blanke stad te wonen, al moest zijn vrouw wel een uur rijden om een kapper te vinden die zwart haar deed.” “… en hij schreef je in aan een gemeentelijke universiteit waar de meisjes dikke dijen hadden en helderrode nagellak en snelbruiner opdeden waardoor ze er oranje uitzagen. Ze vroegen waar je Engels had leren spreken en of er in Afrika echte huizen waren en of je al eens een auto had gezien voor je naar Amerika kwam. Ze keken met open mond naar je haar. Staat het rechtop of valt het omlaag als je de vlechten uithaalt? Ze wilden het weten. Blijft alles rechtop staan? Hoe? Waarom? Gebruik je een kam? Je glimlachte benepen bij al die vragen. Je moest weten dat dit je te wachten stond, zei je oom. Hij noemde het een combinatie van onwetendheid en arrogantie. Toen vertelde hij je dat de buren, een paar maanden nadat hij in zijn huis was komen wonen, beweerd hadden dat er steeds minder eekhoorns waren. Ze hadden gehoord dat Afrikanen alle soorten wilde dieren aten.” “… het was net als thuis. Totdat je oom in de benauwde kelder kwam waar je sliep tussen benauwde kisten en dozen en jou met veel geweld tegen zich aantrok en kreunend in je billen kneep.“  Ze verlaat het huis en arriveert met de Greyhoundbus in Connecticut waar ze voor twee dollar minder dan de andere serveersters in een restaurant aan de slag gaat.Ze leert in het restaurant een student kennen. “ Hij zat in zijn laatste jaar staatsuniversiteit. Hij vertelde hoe oud hij was en je vroeg waarom hij nog niet was afgestudeerd. Per slot van rekening was dit Amerika, het was niet zoals thuis, waar universiteiten zo vaak sloten dat mensen er drie jaar langer over deden dan de normale studietijd en docenten steeds opnieuw staakten en toch niet werden betaald. Hij had , zei hij, een paar jaar vrij genomen om zichzelf te ontdekken en te reizen naar Azië en Afrika.” “Zijn moeder was opgetogen toen zij je vroeg of je Nawal el Saadawi had gelezen en jij ja zei. Zijn vader vroeg hoeveel Indiaas eten op Nigeriaans eten leek en plaagde je met het afrekenen toen de rekening kwam. Je keek naar hen en was dankbaar dat zij je niet bekeken als een exotische trofee, een ivoren slagtand.” Wanneer ze na een brief van haar moeder beslist om naar Nigeria terug te gaan en de vriend haar aanbiedt om voor haar een ticket te kopen en mee te gaan, wil ze dat niet. “Je draaide je om en zei niets, en toen hij je naar het vliegveld reed, omhelsde je hem een lang moment innig, en toen liet je hem los.”
De eigenzinnige chroniqueur
“Het was Grace die, op de terugweg Agueke passerend, achtervolgd werd door het beeld van een verwoest dorp en naar London ging en naar Parijs en naar Onicha, schimmige stapels in archieven doorzocht, de levens en geuren van haar grootmoeders wereld opnieuw in beeld bracht voor het boek dat ze zou schrijven en dat ‘Paciferen met kogels: een herziene geschiedenis van Zuid-Nigeria’ zou heten. Het was Grace, die in een gesprek over het aanvankelijke manuscript met haar verloofde George Chikadibia – modieuze academicus van Kings College, Lagos; toekomstig ingenieur; drager van driedelige kostuums; ervaren ballroomdanser die vaak zei dat een middelbare school zonder Latijn was als een kop thee zonder suiker -, wist dat het huwelijk niet zou standhouden toen George haar te verstaan gaf dat ze op de verkeerde weg zat als ze over primitieve cultuur ging schrijven in plaats van over een nuttig onderwerp als Afrikaanse Bondgenootschappen in de spanning tussen Amerika en de Sovjet-Unie.“ Ze scheiden en Grace gaat haar weg. “ Het was Grace die, omgeven door haar onderscheidingen, haar vrienden, haar tuin met weergaloze rozen, in de late jaren van haar leven een merkwaardige ontworteldheid voelde en naar de rechtbank in Lagos ging waar ze haar eerste naam Grace officieel veranderde in Afamefuna. Maar op die dag [haar grootmoeder is stervende als zij eindexamen op de middelbare school moet afleggen; ze trekt echter toch naar het dorp], toen ze aan het bed zat van haar grootmoeder in het stervende avondlicht, dacht Grace niet aan haar toekomst. Ze hield gewoon de hand van haar grootmoeder vast, de handpalm die verdikt was door jarenlang pottenbakken.” 

 

 

 

Onze – Lieve – Vrouw van Scherpenheuvel in de verbeelding – Barokgang

Meimaand, bloeimaand bij uitstek, voert me terug naar de aloude traditie uit mijn kindertijd: op bedevaart naar het Mariaoord Scherpenheuvel. Scherpenheuvel dus:  een oord dat op één of andere manier blijft fascineren, al wordt het vaak afgedaan als een plek van al te eenvoudige volksdevotie. Een voettocht met een vriendin na  het succesvol beëindigen van studies, een fietstocht met een vriend, een nachtelijke voettocht met dorpsgenoten op de vooravond van Hemelvaart, 15 augustus … . Scherpenheuvel een plaats van thuiskomen ‘in all seasons’.

scannen0002De laatste jaren kan de bedevaarder er ook regelmatig in de Barokgang rechts van de basiliek een tentoonstelling van religieuze kunst bezoeken. Zo loopt er momenteel  ‘Onze –Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel in de verbeelding’ – Vier eeuwen iconografie. Geen groots opgezet project maar wel een erg verzorgd en helder overzicht van de evolutie van het imago van Scherpenheuvel dat ten tijde van de Spaanse aartshertogen Albrecht en Isabella tot nationaal Mariaoord werd uitgeroepen.

De oudste bron met betrekking tot het genadebeeldje van Onze – Lieve – Vrouw – van Scherpenheuvel is het verslag van Filips Numan, secretaris en griffier van de stad Brussel (ca. 1550-1626). Zo leert de handige en piekfijn gelay-oute tentoonstellingsgids van Hans Geybels ons die de legende van het genadebeeld vertelt en vervolgens de iconografische geschiedenis behandelt in vijf hoofdstukjes : 1 Herders en bedevaarders, 2. De genezingswonderen, 3.Herders uit de Romantiek, 4. Aartshertogen, 5. De laatste decennia: terug naar het genadebeeld.

Wandelend door de Barokgang herkende ik veel devotionalia. De recentste artistieke projecten van May Claerhout  (een wit gipsen beeldje 1997) en Geert Van der Borght (2004) waarmee gepoogd werd  een moderne vormgeving van de devotionalia op gang te brengen, bleken echter geen  succes. ’Nieuwe dingen zijn dikwijls het product vanIMG_0004 een privé-initiatief en niet bestemd voor de massamarkt. Voor die bloedarmoede zijn diverse redenen. De alledaagse religieuze cultuur is een vrij conservatieve cultuur die graag vasthoudt aan overgeleverde iconografische modellen’, aldus Hans Geybels.  De geschiedenis van de afbeeldingen van het genadebeeldje  zal de senioren-bedevaarders zeker niet vreemd zijn. Toen ik een wit porseleinen beeldje zag met op Maria’s arm een Jezuskind zonder hoofd dacht ik ‘de tand des tijds’. Niet zo. De devotionalia geven een idee van de vragen, verzuchtingen en intenties die duizenden bedevaarders al eeuwenlang naar Scherpenheuvel brengen maar ook van de emoties waarvan sommige beeldjes het slachtoffer werden.

Het geheim van deze spirituele plek:  de angst, de woede, het verdriet, de geborgenheid, de dankbaarheid, het geloof, de hoop, de wanhoop, de liefde, het vertrouwen, de solidariteit  …  kortom de vele gevoelens en verlangens waarmee ontelbare pelgrims doorheen de tijden in dit Mariaoord terecht konden en nog steeds onverminderd kunnen. Maria, een rijke en eenvoudige traditie van luisteren en in het hart sluiten.

Meer info over de tentoonstelling vindt u hier en de VRT Terzake – reportage: Scherpenheuvel 2.0: Mariamarketing of gezond verstand ?

 

%d bloggers liken dit: