Totta (2010) van de Finse schrijfster Riikka Pulkkinen, – door Annemarie Raas voor De Arbeiderspers naar het Nederlands vertaald als Echt waar (2011) 340 blz – is een bijzondere roman. Behalve dat de auteur je onderdompelt in het Finse alledaagse leven, zowel het landleven als dat in de stad Helsinki en je laat kennismaken met drie generaties vrouwen, ontspint zich in deze roman ook een bijzonder mooi spiegelverhaal – gesitueerd in de ‘roaring sixties’ – waarin fantasie en realiteit elkaar aankijken. Elsa, een succesvol psychologe, is stervende. Nadat ze de diagnose heeft gekregen wordt ze thuis verzorgd door haar man Martti – de kunstenaar Ahlkvist – haar dochter Eleonoora, arts, en oudste kleindochter Anna. Anna komt tijdens één van de middagen met oma Elsa toevallig te weten dat er ‘een andere vrouw’ in opa’s leven geweest is. Deze verzwegen liefdesgeschiedenis van de studente Eeva, het kindermeisje, met de gehuwde kunstenaar Martti wordt vanaf dat ogenblik in de fantasie van Anna en door de gesprekken met haar opa tot een zeer persoonlijk, eigen verhaal. Het motto van de Deense Isak Dinesen alias Karen Blixen: Een mens kan al het verdriet verdragen als het deel uitmaakt van een verhaal of als er een verhaal over wordt geschreven, dat Pulkinnen haar roman meegeeft, verwijst naar die dubbelheid van het ‘ware’
fantasieverhaal. Net als het motief: Wij zijn van dromen gemaakt, en dromen zijn gemaakt van ons (Jean-Luc Godard, Pierrot le Fou (1965)). De kracht van deze roman ligt in de fijnzinnige wijze waarop een stervensverhaal uitgroeit tot een onthullingsverhaal waarin de lezer met mondjesmaat duidelijk wordt gemaakt dat in een leugen, zowel liefde als genade schuil kan gaan.
Enkele passages:
‘Ik ga dood, wist u dat?’ zei de vrouw. [een toevallige ontmoeting in de cafetaria van het ziekenhuis] Ze keek hem berustend in de ogen, roerde in haar koffie. Hier werd de onopgesmukte waarheid verteld. Om één of andere reden werden op deze plek, waar een hart een hart was en een lever een lever, en een voornemen een voornemen, maar waar aan een academische titel evenveel waarde werd gehecht als aan een gerucht, alleen zinnen uitgesproken die de volledige waarheid bevatten.(53)
‘Ik [Martti] heb meer van haar [Eeva] gehouden dan van wie ook, al heb ik tegenwoordig het gevoel dat het allemaal een droom is geweest. Of misschien heb ik evenveel van mijn vrouw gehouden, maar op een andere manier. Het is anders wanneer het echt waar is.’ (54)
Het was al donker geworden toen ze [ Martti & Eeva ] naar het metrostation liepen, en geen van beiden hoefden ze hardop te zeggen wat ze allebei dachten: het leven , hoe gelukkig ook, is in werkelijkheid altijd pretentielozer dan in je dromen. Maar het is wel gewichtiger.(190)
Ze [Eleonoora] kijkt me [Eeva] smekend aan, en precies op dit moment begint binnen in haar het gevoel te ontkiemen dat later kenmerkend voor haar zal zijn. Langzaam maar zeker, in de loop van tientallen jaren, zullen de scènes die zich in het schimmenspel van haar kinderjaren hebben afgespeeld haar tot een bezorgde vrouw maken, die haar onzekerheid verbergt achter ordelijkheid en vriendelijke woorden en die haar verlangen naar tederheid alleen aan haar man kan communiceren door ziek te worden. Ze krijgt koorts wanneer haar chef haar berispt op het werk. Wanneer haar dochters haar onredelijke verwijten naar het hoofd slingeren, wat dochters nu eenmaal doen, krijgt ze migraine. Ze ligt in de verduisterde kamer, het licht dat tussen de gordijnen op haar valt doet haar overgeven.(199)
Ze [Eleonoora] was samen met moeder in de keuken bezig salades te maken. Moeder had een paar vuurrode pumps aangetrokken en scheurde met een tevreden gezicht blaadjes sla boven de kom. ‘Een vrouw heeft in haar leven twee dingen nodig: humor en rode pumps,’ zei ze. ‘Een doctorsgraad strekt tot aanbeveling maar is niet onontbeerlijk.’ (201)
‘Ironie past bij me. Dat heb ik gemerkt. De mensen willen vaak dat ik over de vergeving van de liefde spreek, maar ik ben tot de conclusie gekomen dat dat onderwerp alleen geschikt is voor mannen met een baard.’ [Elsa] (202)
Maar hij [Martti] zegt niets tegen me [Eeva], onze ruzie is ditmaal hardnekkig. Ze verspreidt zich door de kamers en over de drempels heen, vult alle hoeken en gaten, alsof het een rijzend deeg betreft dat op hol is geslagen.(235)
‘Maar een mens moet genadig zijn voor zichzelf. Als er geen naïviteit bestond, zou alles altijd bij hetzelfde blijven. Er komt geen verandering tot stand als er niet eerst iemand is die daarover droomt. Maar toch denk ik vandaag de dag dat echte revoluties een leven lang duren; altijd stilletjes, en ze vinden plaats wanneer niemand kijkt.’ [Kerttu Palovaara alias Katariina Aavamaa vriendin van Eeva] (279)