Het was januari 2013 toen een reportage in Knack – magazine ‘De Schoonheid van de Weg’ (Pierre Darge) mijn aandacht vestigde op het bij De Bezige Bij, in het Nederlands verschenen literaire essay ‘The Old Ways – A Journey on Foot’ van Robert Macfarlane. Dit moet ik lezen, nam ik mezelf toen voor. En zo geschiedde, weliswaar meer dan anderhalf jaar later. Sedert ik mijn actieve arbeidsleven ingewisseld heb voor een rustiger bestaan, kreeg ik weer de tijd en vooral de zin om erop uit te trekken: met oud-collega’s, met reisgenoten of alleen. Frédéric Gros zette me onlangs met zijn ‘Wandelen, een filosofische gids’ aan tot nadenken over mijn eigen motieven inzake wandelen. Waarom ging ik bijvoorbeeld nu meer wandelen dan toen ik het razend druk had? Ik geloof dat ‘praatwandelen’ met oud-collega’s (ik heb de term van Robert Macfarlane ) het stuk sociaal contact, dat je sowieso moet inleveren wanneer je actieve arbeidsleven stopt, kan warm houden. En sommige toevallige reisgenoten en ontmoetingen inspireren, zetten je op onbekende wegen. Toch geniet ik ook intens van alleen wandelen omdat dan alle zintuigen geconcentreerd zijn op dat waar je doorheen trekt en je dan soms van de ene verrassing in de andere valt: je maakt je een voorstelling van een plek die dan toch weer net anders is dan je had gedacht; je ontdekt zaken waar je in groep aan voorbij zou zijn gelopen; je stelt je de vraag waarom dit of dat object nu precies in jouw blikveld terechtkomt; je ontdekt de verandering die een oude plek onderging en je herinneringen worden losgewoeld; je voelt de drang om de flora en fauna op je pad te leren kennen want ze zijn het grote geschenk langs je weg. Terug naar Robert Macfarlane en zijn artikel in The Guardian (01/08/2014) over de aanzet tot zijn schrijven en het ontstaan van het boek: “All I know is that at the very early stage of a book’s development”, wrote Vladimir Nabokov, “I get this urge to gather bits of straw and fluff, and eat pebbles.” Like Nabokov, I’m a pebble-eater and a straw-gatherer: my books begin as gleaned images, fragment-phrases and half-thoughts, scribbled on to file-cards or jotted in journals. Tracking back to the earliest entries for what became The Old Ways, from 2006, I find hundreds of these “pebbles”. Some are barely recognisable (“Dew ponds, ash frails, thin trails”), and others plain weird (“sunset as spillage; junk light of dusk”). Huh? Some mark the start of paths that never got followed: “Go see the bronze dragons in the Forbidden City; take Schiller along.” Why? Others now seem like fingerposts pointing in the right direction: “Dreamtracks and trespass; rites of way and rights of way.” “Each path to be told as a story, each story a path, leave cairns in the language as you go.” That last line is pretty much The Old Ways in miniature, though it would take another five years and 1,000 miles on foot for it to grow into a book. In that time I followed many different paths: Neolithic tracks on the chalk of southern England, pilgrim trails to a holy mountain in the winter Himalayas, a branch-line of the Camino in Spain, a tidal path into a mirror-world off the Essex coast and routes through the disputed territories of the occupied West Bank.
Robert Macfarlane laat je achter met een immense bewondering voor de aard van zijn verkenningstochten en zijn wandelstijl, voor zijn botanische, ornithologische, geologische en archeologische kennis – al beweert hij in al deze disciplines een amateur te zijn; zijn dada is de moderne Engelse literatuur – voor zijn uiterst nauwgezette, vaak literaire beschrijvingen van de fenomenen die zich gedurende zijn tochten voordoen; zijn fascinatie en empathie voor Edward Thomas; zijn liefde voor Schotland. The Old Ways – A Journey on Foot is in de UK alvast een top 10-bestseller.