Se non è vero, è ben trovato, dacht ik nadat ik de voor de Libris-literatuurprijs 2014 genomineerde roman Gelukkige slaven [Prometheus, 2013, 314 blz.] van Tom Lanoye had gelezen. Jammer genoeg sluit het verhaal maar al te goed aan bij de realiteit van de dolgedraaide geglobaliseerde haute finance en die van de internationale vrije markteconomie. Dat Lanoye het over deze thema’s niet zoals een journalist uit De Tijd of een marktanalist heeft, ligt voor de hand. Zijn kennis ter zake is echter voldoende overtuigend en komt, zij het vereenvoudigd, binnen bij de lezer. Wie Lanoye zegt, zegt immers ook theater, performance, zinderende dia- en monologen, en tragikomische situaties, over de dodelijk verslavende geldzucht van de hedendaagse mens deze keer.
Het verhaal is niet dun zoals sommige recensenten beweren. Opgebouwd uit een proloog en de delen Neergang, Vereniging en Hoop volgt het de traditionele tragediestructuur in omgekeerde volgorde. Opgang naar een climax wordt hier afdaling naar een lang uitgesponnen keerpunt. Twee dubbelgangers-antagonisten met de naam Tony Hanssen en een tritagonist, de Zuid-Afrikaanse Khumalo, bevolken samen met de Chinese mevrouw en mijneer Bo Xiang, en de jonge Diederik Vanbergen, het toneel. De proloog is zoals in elk klassiek stuk een expositio van locatie (Zuid-Amerika meer bepaald Argentinië en Zuid-Afrika, het Krokodilspruit wilddierpark) hoofdpersonages en handeling. Het eerste deel loopt tot de helft van de roman, bevat vijf subhoofdstukken en vertelt over hoe zowel de voormalige bankcomputerspecialist, nu wildstroper, als de voormalige cruisedirector, nu toy boy, de afwikkeling naar de ondergang, hun Neergang, proberen af te remmen door zich te begeven op het pad van enerzijds de illegale – verrassend gemakkelijk mee weg te komen – hoornhandel en anderzijds dat van een leven als gigolo-geldkoerier van mevrouw Bo Xiang, echtgenote van de machtige Chinese tycoon. De ene gedreven door seksueel verlangen naar zijn vrouw Martine en het huiselijke geluk met zijn dochter Klaartje. De andere de absolute tegenpool, door gokschulden veroordeeld tot zwerven met mevrouw Bo Xiang en geparalyseerd door de angst het slachtoffer te worden van de represailles van meneer Bo Xiang. De nerd tegenover de loser. Twee delen van een perfect inwisselbare identiteit blijkt later in Vereniging waar ze elkaar op het spoor komen in één van Bo Xiangs luxehotels in metropool Guangzhou. Perfect inwisselbaar door de onbewust aangeleverde voorkennis van de plots opduikende Afrikaanse inspecteur Khumalo. Een knappe vondst die van Khumalo, de tritagonist in het spel, een absolute sleutelfiguur maakt. In dit tweede deel Vereniging, eveneens bestaande uit vijf subhoofdstukken, stelt Khumalo via zijn doorleefde monoloog over de geschiedenis van Afrika, dit continent ten volle aanwezig, naast het Zuid-Amerikaanse Argentinië van de hoteleigenares Mercedes en het Chinese Guangzhou van de Bo Xiangs. Na deze monoloog krijgt het verhaal vaart. In Hoop, het derde en laatste deel – slechts een twintigtal bladzijden lang – raast het verhaal zowaar in snel tempo naar zijn ontknoping.
De Wolvertemse ex-bankcomputerspecialist mist Brussel “ … de glorieuze bastaardmetropool die België en eigenlijk heel Europa bij elkaar hield”[128], de zwervende ex-cruise director minacht Vlaanderen en vindt haar taal het bewijs van haar bekrompenheid. “Geen taal ter wereld was zo aangetast door de schimmel van het verkleinwoord als de Vlaamse variant van het Nederlands. […] En met altijd, altijd: die blijvende, stompzinnige onmondigheid, zelfs al kwekten ze inmiddels nog zo vlot. […] Een biefstukske met een glazeke wijn erbij. Een toerke rond den hof. Gazetje, sigaretje, bakske koffie: alles op ’t gemakske.” [28] Twee licht karikaturale Vlamingen tegen de achtergrond van een geglobaliseerde wereld. Eén handelt volgens de wet van de vergelding die luidt: “ Vergelding is een wiel, de gevaarlijkste dader is een slachtoffer. En wie had, als meervoudig slachtoffer, meer dan Tony, recht op weerwraak en op meedogenloosheid? Ik haal mijn gram, dacht hij – lachend, liegend, paaiend – desnoods op iemand die heet zoals ik. Die stomme naam heeft me genoeg gekost. Het was tijd voor retributie.”[218-219] De andere, de held uit Krokodilspruit, stevent af op zijn ondergang. De straf voor zijn onverbeterlijke hybris, zijn onstuimige gedrevenheid, zijn gebrek aan mensenkennis. Verliezer wordt winnaar, winnaar verliezer door een onverwachte synchroniciteit. Est on [finalement] au banquet de la vie, infortuné convive? Zijn we eindelijk te gast aan de dis van het leven, rampzalige mijnheer Hanssen? [253] Op wie vestigt het grootkapitaal hier, alsnog zijn hernieuwde hoop? De lezer kent ondertussen de achtbaan van het geld en van zijn vermeend gelukkige slaven.
Gelukkige slaven is literaire postmoderne pulpfiction, vol verrassende soms verwarrende plotwendingen, verteld in een vitale, vibrerende stijl. Gesneden brood voor filmscenaristen. De ongemeen komische situaties waarin de romanfiguren terecht komen en waarin immoreel opportunisme en individualisme de bovenhand halen, wordt mooi gecounterd door een vleug menselijke Zuid-Afrikaanse ubuntu. En de auteur, onder één hoedje met zijn lezer, gunt hem finaal alle kennis.