Numero Zero – Het nulnummer – Umberto Eco***

Nog nooit las ik een boek dat de krantenwereld zo op de korrel neemt als de laatste roman Numero Zero van Umberto Eco, vertaald als Het nulnummer, Prometheus, 2015. Omdat mijn kennis van de Italiaanse politieke gebeurtenissen tussen 1945 en 1992 beperkt is, op enkele feiten na, ontging me heel wat. Echter, de wijze waarop de redactie van Morgen, aan kopij komt, de methodes die door de hoofdredacteur worden voorgestaan en de taalinstructies die de journalisten krijgen, het is alles ronduit burlesk. Echt gedreven heb ik gelezen wanneer de journalist Braggadocio tegenover verteller Colonna het Mussoliniverleden van Italië in verband weet te brengen met de aanslagen van 1992. Hij is een hallucinant complot op het spoor, denkt hij. Toen Gladio genoemd werd, het geheime netwerk dat na de Tweede Wereldoorlog werd opgezet in Europa tegen een mogelijke sovjetinvasie, en het koppel, Maia en de ondertussen ondergedoken Colonna, toevallig op de BBC-reportage over Gladio afstemmen, had ik als lezer een ‘connect-ervaring’. Ik herinnerde me de reportage nog levendig en meteen ook de verbijstering die ze bij me had teweeg gebracht.

Historische roman en satirische krantenthriller doorspekt met een grotesk liefdesverhaal, dat is Het nulnummer. Maar laat ik Jean-Pierre Rondas (Streven, Juni 2015) in een opmerkelijke analyse van de roman en de hedendaagse krantenwereld aan het woord:

‘Met Het nulnummer schreef Umberto Eco (°1932) een roman over een krantenredactie die van een vaag blijvende mediamagnaat de opdracht krijgt een serie van twaalf opzettelijk leugenachtige, waarheid verdraaiende ‘nulnummers’ samen te stellen maar uiteindelijk niet in staat blijkt te zijn om ook maar het eerste nulnummer half vol te krijgen. Hoe dat komt, vertelt ons het ik-personage, de erudiete loser en ‘man zonder eigenschappen’ Colonna. Deze eerste verhaallijn dient ook als bedding voor een tweede, die op het eerste gezicht van dit eerste onderwerp lijkt af te wijken en alles te maken heeft met de complottheorieën die we kennen uit Eco’s vorige romans De slinger van Foucault (1988), Baudolino (2000) en De begraafplaats van Praag (2010). Deze tweede lijn maakt trouwens een einde aan het journalistieke project.
Het nulnummer is zoals dat heet gemengd onthaald: van totale verwerping tot laaiend enthousiasme. Het probleem is dat de receptie van een roman veelal gemeten wordt aan het aantal en de kwaliteit van de recensies die geschreven worden door precies die redacties waarvan hier een negatief prototype tot op het bot wordt bekritiseerd. De meeste van deze recensenten hebben dan ook de neiging om niet diep in te gaan op de scherpe en soms cynische journalismekritiek die Eco hier ten beste geeft, maar des te meer op het detective-aspect van de complotterij waarmee hij zo graag speelt – zonder dat ze het verband met de huidige journalistiek wensen te zien. Ik tenminste heb geen enkele tekst mogen lezen die dit verband heeft gelegd. De twee aspecten worden apart besproken, waarbij geïnsinueerd wordt dat Eco hier twee van zijn speeltjes artificieel heeft verbonden.’
J.- P. Rondas besluit zijn artikel ‘Opgezet spel’ als volgt: ‘Het begin van de gedwongen verweekbladisering van de krant kunnen we inderdaad rond 1992 situeren. Op basis daarvan schreef Eco met Het nulnummer en met zijn gekende procedés een indringende satire op de krantenmakerij en haar methodes. Maar de krant heeft haar metamorfose tot weekblad goed doorstaan. Anno 2015 zitten we al een tijdlang in de periode van de gedwongen vertwittering van de krant, niet alleen qua vormgeving (die in druk wordt geïmiteerd) maar ook in de pregnantie van de kort gestelde bewering, volledig in eenklank met de beweringsjournalistiek die vandaag heerst. Men zegt vaak dat de krant haar macht kwijtspeelt aan de sociale media. Dat is nog maar de vraag. De krant zou ook wel eens haar vertwittering kunnen overleven, meer zelfs: ze zou wel eens de leiding kunnen nemen van de modellen die ze imiteert. Dan krijgen we pas een opgezet spel.’

%d bloggers liken dit: