Heksen in Vlaanderen en de heks van Kampenhout – prof. F. Vanhemelryck | Davidsfonds Kampenhout

Op 29 oktober ll. organiseerde het Davidsfonds afdeling Kampenhout een voordracht  met prof.  F. Vanhemelrijck  over ‘Heksen in Vlaanderen en de heks van Kampenhout’ in de Glazen Zaal aan het Gemeenteplein, 1  in Kampenhout.

Heksen en toverij zijn universeel. Europa en Vlaanderen werden er vooral in de 16de en 17de eeuw mee geconfronteerd. Waarom? Wat werd de heksen verweten? Vanwaar kwam de obsessie voor de duivel? Waarom werden vooral vrouwen vervolgd en naar de brandstapel gestuurd? Wat is er geweten over Josyne van Vlasselaer, de heks van Kampenhout, voorouder van Ludwig van Beethoven?

Na een korte voorstelling door voorzitter M. Cockaerts stak prof. Vanhemelryck van wal met een historisch overzicht van het fenomeen ‘heks’ en de haar toegedichte fascinerende ‘magische krachten’. Via de Oudheid (Griekenland en Rome), de Germaanse tijd en de Bourgondische tijd belandden we in de 16de en de  17de eeuw. De tijd van Humanisme, Reformatie, Contrareformatie en Wetenschap. Paradoxaal genoeg komt in deze tijd van voortschrijdend rationalisme de Heksenbul (1484) van paus Innocentius VIII tot stand die leidde tot veel heksenterechtstellingen bv. in de Elzas. Even later werd de Malleus Maleficarum (1487), de zogenaamde Heksenhamer, de handleiding voor de heksenjacht. Het ging in deze publicatie vooral om een methode die diende aangewend te worden om te achterhalen of iemand een heks was. Omdat men geloofde dat er een complot bestond tussen de heksen en de duivel om de wereld om zeep te helpen, kwam in deze periode de eerste wetgeving tegen de heksen, de Constitutio Criminalis Carolina (1532), tot stand. Vooral tijdens het bewind van Filips II van Spanje, enige zoon van Karel V, kwam het tot een ware demonisering van de heksen. Beide publicaties werden uitgevaardigd vóór de veroordeling van Josyne van Vlasselaer maar de meier van Kampenhout moet er weet van gehad hebben, zo stelt professor Vanhemelryck. Gedurende het bewind van Albrecht en Isabella in de 17de eeuw  schrijft Martin Delrio, een man die helemaal in de ban kwam van de demonologie, een actualisering van de Heksenhamer namelijk de Disquisitionum Magicarum Libri Sex (Onderzoekingen naar Magie in Zes Boeken) een werk dat in drie delen verscheen in Leuven in 1599 en 1600 en dat nog meer dan twintig herdrukken zag. Daarmee was het op de Malleus Maleficarum na het meest populaire werk over occultisme. In de Disquisitiones legde de jezuïet een band tussen ketterij en hekserij. De laatste herdruk was in Keulen in 1755. Desondanks werd het werk zowel in protestant als katholiek Europa populair.

De procedure

Hoe kwam het dan van gerecht tot pijnbank? De rechtbanken uit die tijd waren van zeer verschillende kwaliteit. De stedelijke rechtbanken waren academischer als die van het platteland. Meestal begon het bij een gerucht (over vrouwen): men werd besmet door een vrouw of  zij werd als de oorzaak aangeduid van het overlijden van een kind, van impotentie van de man, van de oogst die mislukte, … Daar volgde dan een gerechtsonderzoek op, een vooronderzoek dat vierentwintig uur na de arresatie diende te gebeuren. Men onderzocht:

  1. Of de vrouw bezeten was door de duivel?
  2. Of ze werd geëxorceerd?
  3. Of ze door de duivel naar de sabbat werd gevoerd?
  4. Of ze de duivel als god erkende?
  5. Of de duivel haar gemerktekend had met het duivelsteken ?
  6. Of de duivel met haar sliep?
  7. Of ze mensen ziek had gemaakt? Een kind had doen lijden, een paard doen sterven?

Indien de vrouw niet tot bekennen kon worden gebracht, werd ze overgeleverd aan de tortuur. En omdat men bang was dat de duivel de heks ongevoelig zou maken voor de tortuur, besprenkelde men foltertuig en heks met wijwater. Als de zoektocht naar het stigma, het duivelsteken ( bv. wrat, slecht genezende wonde … ) geen bekentenis opleverde, volgde de foltering (bv. waterproef, …). Dit irrationele bewijsrecht werd in 1692 pas afgeschaft , een eeuw na de veroordeling van Josyne van Vlasselaer.

De bestraffing

Volgens prof. Vanhemelryck  werd bij ons het merendeel van de veroordeelden niet bestraft door verbranding maar door een boete, de schandpaal, een bedevaart, … In de beeldtaal van de kunst en de literatuur uit die tijd verschijnen heksen en heksenprocessen: in Pieter Brueghels ‘Dulle Griet’, 1561, in Christopher Marlowe’s ‘The Tragical History of Life and Death’, 1780 en in William Shakespeare’s  Macbeth, 1606 zijn het de heksen die het kwaad symboliseren.

1024px-Pieter_Bruegel_d._Ä._023

De vreemde gedaanten van ‘de Boze’

De duivel kon verschillende vermommingen aannemen, zo geloofde men: die van een bok, een jonge, knappe en intelligente man (cfr. Marieke van Nieumeghen), van Sint-Jacob, van een zwarte kat, zelfs van een jezuïet.

De nachtelijke vlucht naar de sabbat

De heksensabbat vond meestal plaats op een eenzame vergaderplaats. De duivel zond een geluid uit en de heksen stegen op via de schoorsteen en vlogen naar de heksensabbat waar ze hun palmares van kwaad aan de duivel gingen vertellen. Er bestaat trouwens een schilderij van David Teniers jr. ‘Heksensabbat’, 1633. Of Pieter Brueghel de Oude  met zijn schilderij ‘Dulle Griet’ uit 1561, dit beeld van de heks in het leven heeft geroepen, zoals zo dikwijls wordt beweerd, is volgens prof. Vanhemelryck, helemaal niet zeker.

8.-Heksensabbat-David-Teniers-II-1633-Museツ-de-la-Chartreuse-Douai

Wie is de heks?

Vaak ging het om arme, oude, lelijke vrouwen …

Geografische verschillen in intensiteit

De meeste heksenprocessen kwamen in de Westhoek en de streek onder Gent voor. Ook in de streek van Tongeren situeerden er zich verschillende. Het zou in totaal in heel Vlaanderen om 241 processen gaan. De geschoolde rechters van bv. Brussel en Antwerpen veroordeelden niet zo snel tot de brandstapel en zoals al eerder werd opgemerkt: zowel protestanten als katholieken stelden terecht.

Josyne van Vlasselaer

De terechtstelling van Josyne van Vlasselaer, echtgenote Aert van Beethoven, moet gezien worden tegen de achtergrond van de relatie tussen de meierij van Kampenhout en Brussel. De meier van Kampenhout, J.- B. de Spoelbergh, voorzitter van de rechtbank, deed wellicht het vooronderzoek (information préparatoire) waarop de uitlevering aan de amman van Brussel volgde. En in Brussel meldde zich op dat ogenblik wellicht ook een gerenommeerde heksenjager aan bij de amman. Wat werd haar precies ten laste gelegd? Ze werd aangehouden op verdenking van hekserij (op suspitie en inditie van toverije) en naar de gevangenis van Brussel gevoerd. Dorpelingen hadden de overledene ervan beschuldigd dat zij wel een pact met de duivel moest hebben, omdat er vier keer een paard was doodgevallen in het dorp, op een plaats waar zij was voorbij gekomen. Na haar aanhouding kwamen nog getuigenissen toe. Een paard had bloed geplast en was aan koliek doodgegaan, en een koe had melk gegeven die zuur was. Zij ontkende alle beschuldigingen, maar gaf tenslotte uitgeput op de pijnbank toe. Op vraag naar ‘andere heksen’ die ze kende en aan wie ze haar ‘toverije’ zou doorgeleerd hebben, gaf ze door de tortuur, de naam van haar buurvrouw, Anna Verstande, op die aan de dood ontsnapte ondanks de tortuur. Josyne werd ‘gecondemneerd tot de brand’ en deed eind september aan de vooravond van de executie nog een mislukte poging tot zelfmoord door het inslikken van potscherven.

Heksenjacht was vooral vrouwenjacht

Tachtig tot negentig procent vrouwen werden slachtoffer van dergelijke bestraffing.  Een teken van een latent anti-feminisme. Niet alleen kwaliteiten maar vooral veel gebreken werden aan hen toegeschreven. Voorbeelden uit de geschiedenis zijn legio: Zeus stuurt Pandora naar de wereld; Eva maakt zich schuldig aan de erfzonde; misprijzen voor de vrouw ook bij de renaissancedichter Petrarca; volgens Luther  zijn het de mannen die brede schouders hebben; Valens Acidalius (1567 -1595), een Duitse humanist, vraagt zich af Ob die Weiber Menschen seyn, oder nicht?

Geleidelijk worden naar het einde van de 17de eeuw de brandstapels gedoofd door de mentaliteitswijziging, door de vooruitgang van de wetenschap, door het voortschrijdende rationalisme. Voorlopers in deze mentaliteitsverandering waren o.a. Johannes Wier, Galilei, Newton, Baltasar Bekker.

Tegen het einde van de 18de eeuw zijn er in onze gewesten geen misdrijven van die aard meer.

Vanaf de 19de eeuw wordt de heks een romantische figuur bij o.a Goethe, Victor Hugo, in Charles Gounods Faust-opera, in het schilderij  De heksensabbat van Francisco de Goya, in  L.F. Baums  De tovenaar van Oz uit 1900, in het stripverhaal van Suske en Wiske ‘Jeanne Panne’ enz.

Na de voordracht was er kans om vragen te stellen. Toen er twijfel rees over de geboorteplaats van Josyne van Vlasselaer (Bergse Heide of Relstse Heide) moest Prof. Vanhemelryck  het antwoord schuldig blijven omdat er hem geen historische bronnen bekend waren die daarover uitsluitsel konden geven. Iemand vroeg naar een vorm van eerherstel voor Josyne van Vlasselaer bv. door één of andere (kleine ?) Trage Weg met haar naam te bedenken. De aanwezige burgemeester, Chris Leaerts, beloofde deze suggestie in overweging te nemen.


Nog verder lezen over het onderwerp kan met het RoSa-factsheet Het heksbeeld in Vlaanderen. Van brandstapel tot barricade.

%d bloggers liken dit: