De Gouden Eeuw Revisited – MSK – Gent

MSK_DE-GOUDEN-EEUW-REVISI-AHYA

De tentoonstelling ‘De Gouden Eeuw Revisited’ kwam er naar aanleiding van de 200ste verjaardag van het begin van het Nederlandse bewind in België (1815-1830). De scheiding van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1830 vertoont namelijk gelijkenissen met de ontwikkelingen op het einde van de 16de eeuw, toen Noord en Zuid elk andere wegen op gingen. Tot gisteren kon je in het MSK  een ‘curieuze collectie’ schilderijen uit de zeventiende eeuw gaan bekijken. Verschillende werken werden gerestaureerd en er werden daarbij enkele curieuze ontdekkingen gedaan. Het MSK herschikte voor deze tentoonstelling haar collectie kunst uit de Gouden Eeuw en liet verrassende werken uit de reserves zien. Een handig bezoekersgidsje begeleidde me op mijn wandeling  door de centrale hemicyclus en de zaal rond de centrale hemicyclus van het museum. Ik neem je even mee op deze wandeling en sta stil bij enkele van de tentoongestelde werken.

De genres

In de zestiende eeuw hadden Vlaamse schilders zich in bepaalde onderwerpen gespecialiseerd. In de zeventiende eeuw werden deze thema’s in een hiërarchie van genres ondergebracht. De historieschilderkunst behoorde tot het summum van de kunst. Stillevens en portretten, maar ook de eigenlijke genrekunst – taferelen van het dagelijkse leven -behoorden tot de laagste in het klassement. Daar tussenin zaten de landschap-, dieren-, en architectuurschilderkunst. Vooral de lagere genres beantwoordden aan de wensen van de smaak van het zakelijk ingestelde burgerlijke publiek.

Historieschilderkunst

Historiestukken moesten herkenbaar en begrijpelijk zijn, maar ook een moraal van het verhaal bevatten. Een brede belezenheid en vertrouwdheid met boeken gaf aan dat de kunstenaar meer was dan een ambachtsman. De onderwerpen kwamen uit de religie, de mythologie, de literatuur,  de klassieke en vaderlandse geschiedenis zoals in de naar het Noorden gevluchte Roelant Savery’s plundering van een Vlaams dorp dat door Spaanse troepen onder de voet wordt gelopen uit 1604. De Maria Tenhemelopneming, 1648 van de Haarlemmer Pieter Fransz. de Grebber, een schilderij dat voor een katholieke schuilkerk werd gemaakt, fascineerde door het serene lichte coloriet en de compositie.

Landschapsschilderkunst

De uitbeelding van het eigen landschap wordt gezien als één van de meest typische aspecten van de Hollandse schilderkunst. Voor de burgerij veruiterlijken ze de nationale trots van de jonge republiek. De menselijke figuren vormen een nietig detail in de overweldigende, maar gefantaseerde natuur. Savery’s fantasie blijkt ook uit de rotspartij rechts die het profiel van een mannengezicht heeft.

Dierenschilderkunst

De score die dierstukken in de hiërchie van de genres haalde, wijzigde in de loop van de jaren. Op het einde van de eeuw werden ze zelfs hoger gewaardeerd dan het landschap omdat het bewegende schepselen betrof zoals Melchior d’ Hondecoeter’s, Watervogels, ca. 1685. Hij werkte voor rijke burgers die riante panden bewoonden waar het salet (voorloper van het salon) werd voorzien van wand- en plafondschilderingen.

Portretschilderkunst

In dit groepsportret van een gefortuneerde (waarschijnlijk Antwerpse) familie toont Cornelis De Vos zich een meester in de verbeelding van een liefderijke gezinsband. Speciaal voor het MSK maakte  Isabelle de Borchgrave  Boudoir des mortes, 2015. Papieren kragen geïnspireerd op de iconische gesteven boorden op de zeventiende-eeuwse portretten.

Stillevens

Op A.E. van Rabel’s, Stilleven met vis, brood en uien, 1653 bevinden zich op een houten tafel een tinnen kan, een tinnen schaal met een aangesneden haring, een glazen wafelbeker met bruin bier, een aangesneden roggebrood, een bos uien, een aangebroken bol oude kaas met daarop een aardewerken schotel met boter en ervoor een teentje knoflook en een mes. De lichtinval komt, zoals dat gangbaar was, van links en geeft fraaie effecten op het glas, het tin en de uien.

Vele vanitasstillevensschilders hadden een ontvleesde schedel in hun atelier, een doodshoofd als symbool van vergankelijkheid. Dit vanitas- of ijdelheidssymbool komt ook op sommige rijkelijke stillevens voor als verwijzing naar de broosheid van het leven en de relatieve waarde van materieel bezit.

In deze zaal rond de centrale hemicyclus van het MSK bevonden zich ook prachtige kabinetten uit het Noorden met gebruiksvoorwerpen en rariteitenverzamelingen van de rijker bedeelden uit deze Gouden Eeuw. Bij de genrestukken ook   J. C. Droochsloot’s, Uitdeling aan de armen, 1654. Liefdadigheid vormde een belangrijk onderdeel van het sociale leven. Het was goed voor de begunstigde maar ook voor het zielenheil van de gever. Het hondje op de voorgrond hoorde niet thuis bij de armen. Wie een huisdier eten kon geven, had immers geld over.

Architectuurschilderkunst

In de architectuurstukken van Noord en Zuid ging het om een verschillende aanpak. Willem Schubert van Ehrenburg schildert theatrale ensceneringen, dramatische lichteffecten en sterke ruimtewerking. Hij is en protagonist van de contrareformatie. Emanuel de Witte en Hendrik van Vliet schilderen sobere interieurperspectieven van protestantse kerken.

Meer info over het MSK: www.mskgent.be

 

Hommage Emile Verhaeren | Dichter des Vaderlands

Emile Verhaeren werd door koning Albert I als eerste tot Dichter des Vaderlands van ons land benoemd. 100 jaar na zijn overlijden eert bpost deze Franstalige Vlaming met een postzegel, het koninginnenstuk in de nieuwe collectie postzegels van 2016.

timbre_verhaeren1

In een prachtig ontwerp van GAL worden Verhaeren en zijn poëzie letterlijk één. Koen Stassijns – samensteller van de gloednieuwe Verhaerenbloemlezing Veerman – leidt de avond in. Charles Ducal, Dichter des Vaderlands 2014-2015 en Laurence Vielle, de huidige Dichter des Vaderlands, lezen hun favoriete gedichten van Verhaeren. De Franstalige muziekgroep Les Filles de Hirohito brengt poëzie van Verhaeren op muziek

Belgische instituten als het spoor en de post kunnen natuurlijk niet ontbreken in het traject van de Dichter des Vaderlands. De trein laat Charles Ducal aan zijn opvolgster, Laurence Vielle, en voor de post roept hij haar alvast aan zijn zijde. Voor de uitgifte schreven Charles Ducal en Laurence Vielle speciaal een gedicht.

Bron: Dichter des Vaderlands

Het kraken van de maan | t,arsenaal | Mechelen*****

het-kraken-van-de-maan-afficheSoms heeft de liefde een breekijzer nodig. Soms gaat de liefde vanzelf. Drie vrouwen. Een jonge vrouw neemt afscheid van haar vriend en spuwt een laatste keer haar gal. Een tweede vrouw, onvruchtbaar, onderneemt wanhopige pogingen om een kind te krijgen. Een derde vrouw, in de herfst van haar leven, grijpt haar laatste kans op de liefde. Drie momenten uit het leven van een vrouw. Drie vrouwen in een leven.

Voor Het kraken van de maan gaat Michael De Cock aan de slag met een aantal oerthema’s. Liefde, vruchtbaarheid, bedrog en wraak. Thema’s die van oudsher gestalte krijgen in vrouwenfiguren.

In de Griekse mythologie is sprake van drie wraakgodinnen, de Furiën. Hun haar bestond uit slangen. Uit hun ogen droop bloed. De Bijbelse Sara, vrouw van Abraham, was onvruchtbaar. Om haar man een kind te schenken, leende ze hem haar slavin.

Met deze eeuwenoude Grote Verhalen in het achterhoofd schetst De Cock drie hedendaagse vrouwen op een kantelpunt. Het zou uw buurvrouw kunnen zijn, die de maan hoort kraken.

Zo bereidt de infobrochure de toeschouwer voor op  Het kraken van de maan  in  t,arsenaal,  Mechelen.

De maan, staat in de scenografie (Kathleen Vinck) en de songtekstkeuze  van het stuk, voor het matriarchale, vrouwelijke principe, voor het gemoed, de gevoelens, de onbewuste en instinctieve reacties. Soms kraakt die maan en moeten er harde noten gekraakt worden: ‘Hoe raar is dat?’ ‘Hoe ziek is dat?’ De projectie van een maanoppervlak op een rechtopstaande, scenehoge, verrolbare cirkel  en op een podiumbrede achterwand brengt het publiek, samen met de soundscapes (Rudi Gentbrugge), in de kosmische, universele sfeer van het ondermaanse.

Sophie Derijcke, de onvruchtbare Sara met naar het einde toe wraakzuchtige Medea-overwegingen, steekt van wal met een meesterlijke vertolking  van  ‘I am a fool to want you’ (Frank Sinatra/Billie Holiday/Bob Dylan) voor de croonersmicrfoon. Op de maancirkel, een projectie  van een draaiende COLUMBIA  LP. Marlies Bosmans, aanvankelijk wat zenuwachtig op haar eerste  premièreavond  maar doorheen het stuk bijzonder overtuigend, schittert als de jongste van de drie furiën in haar eerste grote rol als ongelukkige, bedrogen verliefde met een wraakdroom. Billie (naar Billie Holiday) de naam van de baby die ze liet weghalen na haar spaakgelopen relatie.  En last not least Chris Lomme, de eminence grise van het Vlaamse theater, in de rol van een om de tuin geleide oudere dame, verliefd op haar 24/24 beschikbare loodgieter Raoul, die graag mambo en jive danst en haar begeerte weer even doet ontvlammen maar met wie ze eens te meer een ‘verrotte klootzak’ heeft binnengehaald. De Vlaamse diva bespeelt haar publiek con brio door haar afgemeten spreektempo.

Het kantelpunt  in hun leven of  ‘het kraken van de maan’ verbindt de vrouwen onderling. Het zouden drie fases uit één en hetzelfde vrouwenleven kunnen zijn. Fases waarin ‘een vrouw’ steeds opnieuw in de foute relaties terechtkomt, steeds weer foute beslissingen maakt en zich bewust wordt van de waarheid dat ‘de mens de organisator is van zijn eigen ongeluk’.

De acteerprestaties van de drie dames, uitgedost in stijlvolle (geïnspireerd op Amie Winehouse ?) kostuums van Myriam Van Gucht, begeesteren, trekken de toeschouwer binnen in het geleden leed en in het bewustzijn van deze drie ongelukkige vrouwenzielen. Dat bij dit stuk de choreografe  Bahar Temiz haar bewegingsadvies gaf, tilde het stuk ongetwijfeld op tot een kijkervaring die tot in de ‘stills’ als een prachtig artistiek geheel overkwam.

Een absolute must see!

Meer info: www.tarsenaal.be

Seta – Zijde | Alessandro Baricco*****

Seta, 1996, van Alessandro Baricco of Zijde, 1997, in de Nederlandse vertaling van Manon Smits, is een pareltje van vertelkunst. Deze novelle werd in 2007 verfilmd door Francois Girard met hoofdrollen voor Keira Knightley en Michael Pitt.

 

 

Alessandro Baricco start als volgt: Dit is geen roman. En ook geen verhaal. Dit is een geschiedenis. Ze begint met een man die naar de andere kant van de wereld gaat, en ze eindigt met een meer dat daar maar ligt te liggen, op een winterige dag. De man heet Hervé Joncour. Hoe het meer heet is onbekend. (blz. 5)

Zuid-Frankrijk, Lavilledieu, 1861. Door een onverklaarbare ziekte onder zijderupsen in Egypte en Syrië moet Hervé Joncour zijn zijderupsenhandel naar Japan verplaatsen. Daar raakt hij onder de bekoring van een geheimzinnige vrouw, door wie hij bij het afscheid een briefje in zijn handen gedrukt krijgt met de tekst: `Kom terug, of ik ga dood.’ Vanaf dat moment bloeit er een even vreemde als intense relatie op tussen de Franse zijdehandelaar en de vrouw met de niet-oosterse ogen.

In 65 hoofdstukjes van één tot anderhalve bladzijde worden we in de ban gehouden van een geheimzinnige vrouwelijke bekoorlijkheid;  een delicate, 19de eeuwse poëtische geschiedenis ‘die je niet even samenvat zonder eraan afbreuk te doen’ volgens de Volkskrant. Een exotisch, zinnelijk verfijnd sprookje dat je naar een sensueel verrassende pointe voert. Een mininovelle die helemaal volgens de regels van de kunst  werd geconcipieerd. Wat van groot belang is, en het verhaal in kwestie zijn fascinerende kracht geeft, is het feit, dat het gebeuren, dat de ommekeer veroorzaakt in het leven van de hoofdfiguur Hervé Joncour, niets toevalligs in zich draagt. De mens zelf is in deze novelle de smeder van zijn lot tegen alle beter weten in.  De novelle  is strak geconcentreerd op het kleine symbolische gebeuren,  waar in één OGENblik het ganse leven van een mens wordt gevangen. De novelle beeldt dat gebeuren uit met korte, snelle, suggestieve details (bvb. de reis, de symboliek van de kleurrijke en de zwarte vogels, de blauwwitte bloempjes). Ieder detail is belangrijk en het verloop zit gevat in een vertrouwd frame:  een langzame start, een plotse opgang naar een climax, een snelle afwikkeling.

‘Toen ik een jongetje was, nam mijn vader me mee naar een plek als deze, hij gaf me zijn boog in de hand en beval me op één van hen te schieten. Dat deed ik, en een grote vogel met blauwe vleugels plofte op de grond, als een dode steen. “Lees de vlucht van je pijl als je je toekomst wilt weten”, zei mijn vader tegen me.’ (blz. 44)

‘Hervé Joncour voelde het water op zijn lichaan druppelen, eerst op zijn benen, en toen langs zijn armen en op zijn borst. Water als olie. Een vreemde stilte, om hem heen. Hij voelde de lichtheid van een zijden sluier die op hem neerdaalde. En de handen van een vrouw – van een vrouw – die hem afdroogden terwijl ze zijn huid streelden, overal,: die handen en die stof die was geweven van niets; Hij verroerde zich niet, zelfs niet toen hij voelde hoe de handen van zijn schouders naar zijn nek gingen en de vingers – de zijde en de vingers – tot aan zijn lippen reikten, en ze één keer beroerden, langzaam, en weer verdwenen.’ (blz. 48)

Emmaüs | Alessandro Baricco*****

Alessandro Baricco is een bekende Italiaanse schrijver, regisseur, cultuurcriticus en weldra ook eredoctor aan de KU Leuven. Op 10 februari 2016 neemt hij zijn eredoctoraat in ontvangst. Het eredoctoraat wordt voorgedragen door promotor prof. dr. Bart Van den Bossche. Om kennis te maken met een aantal van zijn werken, werden/worden er vijf leesworkshops georganiseerd rond vijf romans tijdens de maanden januari en februari.

untitledIk las de roman Emmaüs, 2009 (Nederlandse vertaling Mano Smits, De Bezige Bij, 2010)  waarover de laatste workshop zal gaan. Ik ging op zoek naar meningen over dit zuivere, beklijvende vanuit het perspectief van de katholieke, onwetende en onschuldige adolescent geschreven verhaal dat ik niet terzijde kon leggen en constateerde dat die schaars waren. Er zijn trekken van De Barbaren in te herkennen in zover het ook hier gaat om twee werelden waartussen grenzen overschreden worden die geen terugkeer meer mogelijk maken. De stijl is poëtisch-nostalgisch, filosoferend – de ik -verteller is een achteraf verteller – over twee zeer verschillende opvoedingswerelden waarin Italiaanse jongeren opgroeien en volwassen worden. Het motto Pari all’ amore immenso / Fu immenso il suo partir. – Giovanni Battista Ferrandini, Il pianto di Maria (ca. 1732) -Even overweldigend als zijn liefde was zijn heengaan. Het boek werd opgedragen aan twee didactici. Als je  van Baricco’s introspectieve stijl houdt, duik dan zonder twijfel een namiddag in Emmaüs.

Een paar recensenten:

Het geloof is niet licht genoeg, daarom zijn wij het kwijt. Die gedachte verliet mij niet bij het lezen van Emmaüs, een prachtig boek van Alessandro Baricco – nu nog een film. Een boek over vier nauwelijks volwassen katholieke jongens in een Italiaanse stad. Alle vier zijn ze in de ban van hun mysterieuze, onkerkelijke vriendin Andre. Hun geloof wankelt wat, of wijkt. Er komen drugs aan te pas, of een leeggeschoten revolver. Voorts is er niets aan de hand. Baricco toont zich een schitterend godgeleerde, ook al is hij eigenlijk filosoof, wanneer hij het over de Emmaüsgangers heeft.

Een paar dagen na de dood van Jezus zijn twee mannen op weg naar het stadje Emmaüs, pratend over Golgotha en geruchten aangaande het lege graf. Zij ontmoeten een derde man. De dood van Jezus? Daar weet de vreemdeling niets van af. Later, als hij wil weggaan, vragen de twee gezellen hem om te blijven: het is al laat, het is avond, het gesprek wenkt. Zo geschiedt. Tijdens het eten breekt de vreemdeling het brood en plotseling herkennen de twee anderen in hem de Messias, waarna die verdwijnt. Wat is de kracht van het verhaal? ‘In het begin lijkt Jezus zelf niets te weten van zichzelf en van zijn dood. Daarna weten zij niets van hem en zijn wederopstanding.’ (blz.67)

Baricco prijst de onwetendheid. Onwetendheid als een wezenlijk onderdeel van het geloof. Wat een bevrijding. Misschien is het wel op dit punt dat de Kerk zich eeuwenlang vergiste. Het agnosticisme plaatste zij altijd buiten het geloof, terwijl het er onlosmakelijk mee is verbonden. Niet weten bevrijdt. Redt mysterie. Brengt lichtheid. – Rik Torfs, rector KU Leuven in zijn column in De Standaard, 2010

Met veel empathie en een scherp oog voor detail schetst Baricco een levensecht portret van jongens die zich wanhopig aan de Bijbel vastklampen. Tegelijkertijd beseffen ze dat ze wel moeten afwijken van het rechte pad om het echte leven bij de horens te grijpen. Rode draad in deze fijngevoelige roman is de Bijbelse Emmaüspassage. Pas helemaal aan het eind van de rit snapt de ik-figuur de ware betekenis van het Bijbeltafereel en buigt hij deemoedig het hoofd. Moraliserende lessen hoef je bij deze Italiaanse stilist niet te verwachten al fleurt hij zijn verhaal wel op met genuanceerde filosofische beschouwingen over de bijwijlen dubbele katholieke moraal. Deze duik in het leven en de liefde van jonge adolescenten is bovendien een feest van herkenning. Baricco haalt met soepele pennentrekken vergeten gevoeligheden weer op en geeft ze de heroïsche allures die ze verdienen. Het maakt van Emmaüs een sprankelende ode aan de jeugdige verwondering die nog lang blijft nazinderen.- Laurent Meese in De Leeswolf, 2011

Opvallend heerschap in de tuin …

Meestal hóór ik deze schoonheid, een grote bonte specht (Dendrocopos major) in de tuin. Een enkele maal komt hij parmantig voor het keukenraam zitten tokkelen op de stam van de Engelenboom. Vaak vrees ik dat de poezen die onze tuin eveneens ‘frequenteren’ hem eens van de grond zullen plukken als hij tussen de bladeren naar insecten zoekt. Maar hij is hen telkens te snel af. Vorige week had hij blijkbaar plots ook zin in de voederballen die ik her en der in de struiken heb bevestigd. En in het voederhuisje komt hij deze dagen ook regelmatig langs. Zijn eegaatje heb ik nog niet gespot. Of heeft hij er geen? Dan is het seksueel dimorfisme van dit heertje om een dametje te kunnen strikken beslist effectief.

IMG_2167-001

De Barbaren – Alessandro Barrico*****

alessandro-barrico_tcm31-82318Auteur Alessandro Baricco (Turijn, 1958) is dit jaar één van de ere-doctores van de KU Leuven. Tien jaar geleden schreef hij een veelgelezen boek, De barbaren, een bundeling van een reeks artikelen in de Italiaanse krant La Repubblica waarin hij een mutatie in ons cultuurbestel analyseert. De idee dat betekenis of culturele waarde iets diepzinnigs is dat slechts geopenbaard wordt na een studieuze intellectuele inspanning lijkt tanende en wordt, mee door de opkomst van nieuwe technologieën, in tal van domeinen vervangen door de opvatting dat betekenis niet het product is van verdieping maar van een onophoudelijk aan elkaar rijgen van ervaringen, verbindingen en associaties.

Voorstellingen, ideeën, beelden die het grootste aantal verbanden opleveren of die resulteren in de meest intense indrukken worden als het meest betekenisvol ervaren. En deze mutatie is niet enkel van toepassing op de gemiddelde (cultuur)consument, maar lijkt ook een nieuw model van intellectueel te gaan opleveren: de intellectueel is niet langer een eenzame schatgraver maar wel een surfer, die zijn blik richt op de oppervlakte.

Ik las Barrico’s essay De barbaren uit 2006 in een Nederlandse vertaling van Manon Smits en uitgegeven bij De Bezige Bij (2010).  Zijn romans Zijde (1997) en Emmaüs (2010) liggen klaar op de leesplank. In de Campuskrant interviewt Katrien Steyaert de kersverse doctor honoris causa.

Laat ik het hier aan de hand van citaten iets uitgebreider hebben over dat interessante essay waar sociologen en wetenschappers over discussiëren en debatten over voeren .

125 x 200 WTBij het einde van het eerste hoofdstukje Begin heeft hij het over de vier motto’s die hij zijn boek wil meegeven. Het eerste is van Wolfgang Schivelbusch uit ‘Die Kultur der Niederlage’: De vrees om te worden verslagen en verwoest door hordes barbaren is zo oud als de geschiedenis van de beschaving. Beelden van woestijnvorming, van parken die zijn geplunderd door nomaden en van vervallen gebouwen waarin het vee staat te grazen, keren voortdurend terug in de decadente literatuur, vanaf de Oudheid tot aan onze tijd. Het tweede van een Londense criticus over de ontvangst van de Negende van Beethoven: ‘Elegantie, puurheid en maat, die de basisprincipes van onze kunst vormden, maken geleidelijk plaats voor een nieuwe, frivole en pompeuze stijl die wordt gehanteerd door de oppervlakkige talenten van deze tijd. Hersenen die door opvoeding en gewoonte nergens anders aan kunnen denken dan aan kleren, mode, roddels, romans lezen en morele losbandigheid zijn nauwelijks in staat om te genieten van de ingewikkeldere, minder koortsachtige geneugten van de wetenschap en de kunst. Beethoven schrijft voor dié hersenen, en daarin schijnt hij ook tamelijk succesvol te zijn als ik de lofbetuigingen moet geloven die ik overal hoor opkomen voor dit laatste werk van hem.’ Het derde is dat van Mickey Mouse (W. Benjamin) of niets is te triviaal om het aan een onderzoek te onderwerpen. Het vierde van de Faulkner van de gewone man, Cormac McCormick: ‘Het viel best mee om met hem te praten. Sprak me aan met sheriff. Maar ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen. Wat zeg je tegen iemand die van zichzelf zegt dat hij geen ziel heeft? Ik heb er aardig wat over nagedacht. Maar hij was nog niks vergeleken met wat er nog zat aan te komen’. Motto’s bakenen altijd mooi de grenzen van het boekterrein af, zo ook hier: verloedering van de bestaande cultuur en cultuurpessimisme is van alle tijden en niets is te triviaal voor onderzoek.

In Plunderingen krijgen we een voorbeeld van hoe de Franse en Italiaanse wijnaristocratieën werden onderuit gehaald door de ‘Hollywoodwijn’, hoe voetbal spectaculair totaalvoetbal werd, hoe de gespecialiseerde boekenzaak de gecommercialiseerde megastore werd. En Barrico meent ‘als je je ergert aan die culturele verloedering dan kom je daar niet meer uit. Je probeert die onlogische culturele verloedering beter te plaatsen in een reeks gebeurtenissen, waarvan je sommige wellicht zelfs toejuicht bvb. de technologische vernieuwing, als je dus die verloedering probeert te interpreteren als onderdeel van een grotere beweging, dan is het niet langer een groteske uitschakeling van de collectieve intelligentie, en begint het een andere vorm aan te nemen. Ineens zul je dan begrijpen dat op dat precieze punt, waar kracht en beschaving verloren lijken te zijn gegaan, in werkelijkheid bijzonder sterke energiestromen voorbijkomen, gegenereerd door op handen zijnde gebeurtenissen die alleen tot uitdrukking lijken te kunnen komen door deze versmalling, deze neergang, deze strategische aftocht. Op het kennelijk gebrek van dat detail kan een grotere kracht steun vinden, die zich zonder deze zwakte niet overeind zou kunnen houden. Op die manier heb je vermeden dat je de stoomlocomotief afwijstin de overweging dat die vergeleken met een paardenkoets een huiveringwekkend, ordinair, stinkend ding is en bovendien nog gevaarlijk ook.’ Een ander beeld over de boekenmarkt dat is blijven hangen is het volgende: ‘… een gigantisch spiegelei, waarbij de dooier, veel groter dan vroeger, de kwaliteitsuitgeverij is, en het wit dat tot gigantische proporties is uitgelopen, al het overige.’ Inzicht krijgen in dat eiwit is de boodschap want dat is de grond waarop de barbaren zich gevestigd hebben zonder de dooier al te veel te hinderen. Dan zullen we een idee naar voren zien komen dat wel vreemd maar niet idioot is: het boek als knooppunt tussen verschillende sequenties (radio, tv, film) die elders zijn begonnen en naar elders op weg zijn; de idee is zo weinig idioot dat zelfs de dooier erdoor beïnvloed wordt.

In Ademen met de kieuwen van Google vertelt hij hoe Google het Alta Vista-rijk wist te verbeteren en te overtreffen. Een constante in de beweging van die nieuwe cultuur is ‘een systematische en bijna wrede aanval op het tabernakel (van de oude, noot BK): altijd en hoe dan ook tegen het meest verheven, ontwikkelde, spirituele kenmerk van elke handeling.’ Het beeld is dat van een voortdurend in beweging zijnd, rennend dier dat zijn betekenis haalt uit doorgangspunten en zijn ervaring zoekt in de beweging, gemotiveerd wordt door de knooppunten en daar zijn energie uithaalt om verder te gaan, veeleer dan in de stilstand en de inspanning van het diepe graven naar betekenis. De horizontaliteit dus in plaats van de vertikaliteit van het verleden. De vertikaliteit van het verleden is tijdverlies, je kan voor je je doel hebt bereikt al dood zijn. De barbaren vinden de 20ste eeuw en haar cultuur en bewoners absurd. De beide wereldoorlogen en de koude oorlog hebben hen een zijpad doen inslaan in plaats van het rechte pad van de traditie te blijven volgen. Ze hebben ook het hoofd afgewend van de geschiedenis.

In De ziel verliezen, stelt Barrico  de vraag ‘wat is dat toch voor nieuwe weg die op zoek gaat naar de zin van het leven via de uitroeiing van de ziel? wat is dat toch in de ziel dat hen zo afschrikt, dat hen wegduwt, alsof het een plek van de dood is en niet van leven?’ Nu, ‘zonder inspanning geen prijs, zonder diepgang geen ziel’ zegt het oude, romantische beschavingsprincipe maar de barbaar redeneert dat als hij die inspanning moet leveren om tot het hart der dingen door te dringen hij geen tijd meer overhoudt om te leven, er op die ene bestudeerde plek te weinig betekenis voorhanden is om te overleven, te weinig betekenis van het leven. En dus wordt hij surfer over de oppervlakte, horizontale mens. De oorlogsziel van het geleden leed zit in zijn DNA. Daarom zoekt hij de ziel ergens anders dan in het verleden.

Portretten probeert dan een beeld te schetsen van de cultuurmutatie, het dier met kieuwen achter de oren, dat de volgende trekken vertoont: spectaculariteit (een mengeling van vloeibaarheid, snelheid, compactheid, techniek die versnelling genereert), nostalgie (naar de schaving waaruit ze zijn weggeglipt en dat ze nog altijd met zich meedragen als een moederland dat ze niet waardig zijn geweest), verleden (ze werken met fragmenten uit het verleden die worden getransformeerd tot doorgangssystemen, wat je kunt opeten, consumeren, transformeren tot leven), democratie (precies wat de manier van doen van de barbaren typeert, ze hebben dezelfde neiging om volmaakte mechanismen te worden), authenticiteit (het zwaartepunt van de dingen wordt verplaatst van de oorsprong van de dingen naar de gevolgen, ze zijn niet wat ze zijn maar wat ze worden), onderwijs (de school staat aan de kant van de beschaving, de tv aan de kant van de barbaren), propellerbladen (als we de mutatie van de barbaren accepteren zal dat een aardverschuiving voor onze monumentengalerij betekenen maar er zal wel iets overeind blijven, wat precies kan niet bij voorbaat bepaald worden).

In de Epiloog vertelt Barrico het verhaal van het ontstaan van de Chinese Muur. Wij ‘beschaafden’ zijn bezig precies hetzelfde te doen. ‘De waarheid is echter dat we geen grens aan het verdedigen zijn: we zijn hem aan het uitvinden.’ De mutanten zullen erdoorheen breken en ons wacht ‘een verfijnd werkje’: in die grote stroom in veiligheid brengen wat ons dierbaar is. En ‘dat wat gered wordt zal nooit datgene zijn wat we tegen de tijd hebben beschermd, maar dat wat we hebben laten muteren, zodat het opnieuw zichzelf zou worden in een nieuwe tijd.’

Het hoofdstuk dat Baricco aan de herdruk van De barbaren heeft toegevoegd, is geschreven vanuit het jaar 2026. Het idee van de diepte is ondertussen verworden tot ‘een dumphandel voor bejaarden, voor de wat dommige en armere medemens’. De schrijver, die zoals iedereen barbaar geworden is, mijmert nog wat na over het misverstand waarop het was gebaseerd: ‘We hadden de rotsvaste overtuiging dat de betekenis der dingen opgeslagen ligt in een geheime cel, beschermd tegen de gemakkelijkste vanzelfsprekendheden, bewaard in de vrieskist van een verre duisternis die alleen toegankelijk is met geduld, inspanningen en volhardend onderzoek.’ Nu, een paar decennia later, weet hij ‘dat het niet zozeer een vergissing was om te geloven in een ultieme betekenis, maar wel om deze naar de diepte te verbannen: de diepte die in werkelijkheid nooit lijkt te hebben bestaan en die op de lange duur zal worden herinnerd als een van de nuttige leugens die de mensen elkaar op de mouw spelden’. – Anna Tilroe in Rektoverso nr. 53 (2012)

Ik heb het essay met grote belangstelling gelezen en me gecharmeerd en overtuigd gevoeld door de  sprekende metaforen, de boeiende voorbeelden uit de wijn- de voetbal- de boeken- en de muziekwereld, de optimistische kijk gebaseerd op het feit dat hij zichzelf midden in die mutantiestroom plaatst  en haar bestudeert en wil begrijpen. Een absolute aanrader!

%d bloggers liken dit: