Waar we ons bevonden op 22/3 toen we de ontstellende berichten over de aanslagen in Brussel vernamen, zullen we wellicht nooit vergeten. Mijn radiowekker – op zes uur en Radio 1 afgesteld – was al een paar uur met het programma De ochtend bezig toen plots het bericht over de aanslag op Zaventem binnenliep. Griep en koorts had me al een paar dagen in zijn greep en ik twijfelde of ik tussen waak en slaap wel goed had gehoord. Helaas, ja. De vertrekhal was het doelwit geworden van zelfmoordterroristen. Klaarwakker volgde ik nadien de nieuwsupdates op Radio 1 waar meteen alle prioriteit aan de gebeurtenissen gegeven werd en , jawel, amper een uur later hoorde ik dat ook in het metrostation Maalbeek een zo mogelijk nog vreselijker aanslag was gepleegd. Het verdere verloop van de dag en de week is ons genoeglijk bekend. De internationale commentaren, de beschuldigingen, het interne gekibbel, de internationale solidariteit brachten me in een gemengde gevoelens-modus: de beste stuurlui staan immers altijd aan wal wat niet wegneemt dat moet uitgespit worden waar het in de toekomst nationaal en internationaal beter kan. Leerkrachten uit multiculturele scholen weten al lang waar de klepel hangt, welke ‘frustraties’ onder de jongeren leven en waar en hoe radicalisering ontstaat. Wat zich zondag op het Beursplein afspeelde, leek me in dat verband geen akkefietje, ook Duitsland kampt ermee.
Maar de insteek voor mijn logje was 22/3, hoe en of we het ons zullen herinneren. Maarten Inghels schreef zijn gedicht Bezoek. Gedurende de paaswake van 26/3 wijdde onze parochiepriester er in zijn homilie ook een gedachte aan: waar was god op het tijdstip van de gruwel? Hij was, volgens hem, tussen de slachtoffers in Zaventem en Maalbeek en weende. Mijn gedachten gingen op dat ogenblik naar het schreeuwen van het kind in metro Maalbeek en ik kreeg het ijzig koud. Evolueren naar een warme samenleving, naar een samenlevingsniveau 4 wordt een moeilijke maar niet onmogelijke opdracht, een gedeelde verantwoordelijkheid.
Eén gedachte over “Bezoek – Maarten Inghels”