Zestien jaar na publicatie is me in de bieb deze essaybundel van Patricia De Martelaere (1957 – 2009) opgevallen. Het was de cover met het schilderij van Salvador Dalí Meisje bij het raam die mijn aandacht trok omdat ik na een bezoek aan het Dalí-museum in Figueres (ES) in 2004 precies deze ansichtkaart als souvenir verstuurde. Het schilderij had me getroffen. Waarom koos Patricia De Martelaere of de uitgeverij deze cover voor haar essaybundel? Welk verband bestaat er tussen het beeld en de elf essays? Verwijst het naar de laatste zin van het laatste essay: ‘Verlichting blijft alleen maar een verlichting van de dingen, niet van de verlichter zelf’? Of gaat het veeleer om het volgende?
Gewoon: een meisje bij een raam, omdat het licht daar zo mooi is. Eenvoud is de bron van alle schoonheid. – Thijn van de Ven
Wat in deze essaybundel zo bekoorlijk is, is inderdaad de eenvoud. De Martelaere schrijft helder, niet-academisch over de meest gevoelige onderwerpen: kunst, de verhouding tussen lichaam en geest, wetenschap, ethiek en over ons onvermogen onszelf werkelijk te veranderen. Pieter T’Jonk schreef destijds in De Standaard over het werk:
… gepokt en gemazeld in de westerse wijsbegeerte kan ze helder en onpartijdig de eigenheid van het oosterse denken uiteenzetten. Ze staat vermoedelijk niet geheel afkerig van dit denken, maar dat betekent niet dat ze de oosterse leer predikt of het westerse denken “en vrac” naar de schroothoop verwijst. In “Meer licht” bijvoorbeeld, het laatste essay van de bundel, toont De Martelaere hoe fundamenteel verschillend de oosterse en westerse inzichten omtrent “Verlichting” en “Verlossing” zijn, en hoe onoverbrugbaar die kloof nog altijd is. Bijna terloops formuleert ze daardoor ook een duidelijke kritiek op het zelfingenomen, illusoire karakter van het holistisch denken, dat het beste van twee werelden wil verenigen, maar daardoor “alleen maar meer schemering” teweegbrengt.
Zowel haar romans Nachtboek van een slapeloze (1988), Littekens (1990), De Staart (1992) als haar filosofische werken Taoisme – De weg om niet te volgen (2006) en Wereldvreemdheid. Essays (2000) heb ik met gretigheid gelezen.
Vanaf Wereldvreemdheid (2000), haar derde essaybundel, omarmt ze het taoïsme en zegt ze vaarwel aan de westerse filosofie van het ik die voor haar meer en meer een doodlopende straat was geworden. In haar persoonlijk leven deed ze ondertussen aan tai chi, een woordeloos Chinees bewegingsspel van vertraagde gevechtsgebaren die de mens opnieuw in contact moeten brengen met de energie van de natuur: ‘Dichters en kunstenaars zijn zich, net als tovenaars, voortdurend en op de meest intieme wijze bewust van het immense, naamloze krachtenveld (…) dat ons beheerst en waarvan wij deel uitmaken.’ – Frank Hellemans
