Vlaams dichter Roland Jooris (°1936) bij de eerste cellosuite van Bach:
Solo
Je slikt je zingen in
Je kijkt naar wat je meent
te weten
Een onthutst gerucht
komt uit vervagen
tevoorschijn
Het onmogelijk absolute
ligt eigenzinnig op de punt
van je tong
Alsof op een cello
schrijnt
verbeten schor
je hardnekkige
geslotenheid
uit: Sculpturen. Een keuze uit het werk, 124 blz., Poëziecentrum, 2014
‘Sculpturen verbeeldt de zoektocht van de dichter naar de onvermoede mogelijkheden van de taal. Die wordt al te vaak slechts gebruikt om over de wereld te praten, een gebruiksfunctie die ze verliest in de gedichten van Jooris. Door de anekdotiek weg te houwen uit zijn poëzie, door de metaforiek heel vaak weg te polijsten en door het begrippenarsenaal dat grotendeels uit abstracte termen bestaat, wordt de taal ‘vrijgekapt’, dat wil zeggen: grotendeels – want volledig blijkt onmogelijk – losgemaakt van de referentialiteit. Dat maakt dat dit een poëzie is die niet langer de werkelijkheid afbeeldt, maar die zelf een wereld oproept. Niet de concrete realiteit, maar een werkelijkheid die vaak verborgen blijft onder de oppervlakte. De poëzie van Jooris gaat dus niet zozeer om zien dan wel over inzien. Geen neorealist die de werkelijkheid in taal tracht te vatten, maar een metafysisch dichter die met taal de onzichtbare wereld vatbaar maakt.’ – Carl De Strycker, directeur van het poëziecentrum, publicist en wetenschappelijk medewerker aan de Universteit Gent.