Een bont tuinclubje van vederlichte fladderende vrolijkheid

Ze hebben zich weer ontpopt de vlindertjes. Ik spotte in de tuin koolwitjes, citroenvlinders, bonte zandoogjes, een atalanta, een oranjetipje,  een dagpauwoog en een boomblauwtje. Naarmate de dagen warmer worden en de tuin volop in bloei komt, kijk ik altijd uit naar eerder zeldzame exemplaren. Een aantal jaren geleden, streek er regelmatig een prachtige koninginnenpage neer op de bloeiende vlinderstruik. Ook al bloeit de vlinderstruik (Buddleia alternifolia) nog steeds in de zomermaanden, de koninginnenpage laat zich niet meer zien. Nu, de rups van deze vlinder is wel erg opvallend en dus ook een gemakkelijke prooi voor de vogels, vermoed ik. Het zijn nochtans slimmerds. Ze houden hun natuurlijke vijanden meestal af door een onaangename geur te verspreiden als ze worden verstoord en de vlinders leggen hun eitjes precies op die waardplanten waarvan de rupsen liefst eten, voor de koninginnenpage dus de vlinderstruik en ook wel de engelwortel langs de beekkanten en op drassige plekken. Aan koolzaad, mosterdzaad, raapzaad, wilg, brandnetel, distel, klaver, klimop, grassoorten is er  in deze landelijke omgeving geen gebrek. De rupsen kunnen er zich rustig aan volvreten als ze niet eerder het loodje leggen door pesticiden of zelf opgevreten worden. Vandaar de talrijke koolwitjes, citroenvlindertjes, boomblauwtjes, bonte zandoogjes en atalanta’s en dagpauwogen. Geen bedreigde soorten maar de gewone dagvlinders dus. En al zijn ze ‘gewoon’ ze zijn de kwaliteitsmeter van onze leefomgeving. Moraal van het verhaal: wie vlinders in de tuin wil, moet soms vretende rupsen hun gangetje laten gaan, dan ontpoppen ze zich alras tot het bovenstaande bonte clubje van vederlichte, fladderende vrolijkheid.

bron foto’s: wikipedia

%d bloggers liken dit: