Wat maakt een tekst tot een gedicht ? – Luc Devoldere in Ons Erfdeel

Wat is poëzie eigenlijk? Het meest verheven genre in de Republiek der Letteren? En wanneer wordt een tekst een gedicht? Als er veel wit op de bladspiegel zit? Hoofdredacteur [Ons Erfdeel] Luc Devoldere zoekt antwoorden.

Door Luc Devoldere

Lang geleden begon ik mijn lessen Latijnse poëzie voor jongens van zeventien met twee gedichten. Het eerste was van Hugo Matthysen:

Van alle vrije beroepen
is het mooiste Bobbejaan Schoepen.

Perfect vers: lees het luidop en je hoort het kloppen. Inversie die opbouwt naar een verrassende pointe: de ‘vrije beroeper’ is geen advocaat of dokter, maar een succesrijke, zingende cowboy met een pretpark in de Kempen, eerder een zeer geslaagde middenstander dus. En die inversie valt dan nog eens samen met een rijm. De dichter ironiseert het Vlaamse middenstandsethos door het te verheffen. Best complex. Je hebt er wel een voetnoot voor nodig: in Nederland zeker, maar onderhand ook in Vlaanderen zul je moeten uitleggen wie Bobbejaan is en wat Bobbejaanland.

Bobbejaan Schoepen

Het tweede vers was dit:

Sprookje

Er was eens een man
die altijd rechtvaardig was.

Herman de Coninck schreef dit in 1969 in De lenige liefde. Tja. Is dit poëzie? Je zou het met wat goede wil ook een aforisme kunnen noemen. En vandaag zou het in een tweet kunnen opduiken.

Ik wilde aan mijn leerlingen duidelijk maken dat de bandbreedte van poëzie groot is vandaag: een copywriter van light verse als Matthysen gebruikt formele kenmerken. De bijna canonieke De Coninck helemaal niet. In de oudheid was het anders: daar herken je poëzie direct aan formele kenmerken: taal gevat in metrische schemata, moest ik aan mijn leerlingen duidelijk maken. Vandaag kan alles poëzie worden of zijn.

Hugo Matthysen en Herman de Coninck

Uiteindelijk was er maar één empirisch criterium, doceerde ik dan maar: regels die niet tot het rechtereinde van de pagina lopen – veel wit dus, dat moet poëzie zijn. De maker en /of uitgever zet er dan ook ‘gedichten’ of ‘verzen’ boven, en klaar is kees. Je bent een dichter als je het zelf zegt en als niemand roept dat het niet waar is. Overigens is dat criterium van veel wit ook al niet meer waar: ik heb wel eens gedichten gezien die met een prozabladspiegel werden afgedrukt.

Dichters denken vaak dat ze de eerste en de meest ‘echte’ schrijvers zijn. Poëzie zou dan de hoogste vorm van taal zijn, de dichtkunst het meest verheven genre in de Republiek der Letteren. De dichter is een ziener, een profeet, poeta vates.

Toch ontmoette ik onlangs een dichter die zich ergerde aan de persona van zijn collega’s: juist dat zichzelf zo ernstig nemende, dat gewichtige stoorde hem. Laat het ons houden bij de stelling dat poëzie verdichte, verhevigde taal is. In een gedicht doen alle woorden ertoe. Taal mag erin gebogen, geforceerd en verwrongen worden. Anything goes.

Nog eentje.

De infanterist Giuseppe Ungaretti (1888-1970) schreef op 26 januari 1917, een winterdag van licht en sneeuw, in een dorp in Friuli achter de linies van het front van de Eerste Wereldoorlog het kortste en puurste gedicht uit de Italiaanse literatuur.

Mattina    
Santa Maria la Longa il 26 gennaio 1917

M’illumino
d’immenso   

Ik vertaal:

Ochtend
Ik laaf mij aan
onmetelijk licht

Paul Claes had nog een woord minder nodig:

Mateloos is
mij het licht.

Het gedicht is onvertaalbaar in zijn eenvoud en muzikaliteit. Het betekent letterlijk iets als: ik word verlicht door het onmetelijke, maar dit is te passief – ik laad mezelf op met onmetelijk licht? Ik parafraseer nog eens: ik laad mij op met een ervaring van onmetelijkheid die mij overvalt. Die ervaring bestaat uit licht, dat mij binnenstroomt en inneemt.

Onvertaalbaar is het spel met de klinkers en medeklinkers die elkaar echoën en zo elkaar versterken en aan wat gezegd wordt die indruk geven van hechtheid, samenhang die een gedicht juist tot een gedicht maken.
Hoewel een zin van vier lettergrepen opgevolgd wordt door één van drie, krijg je toch een climax, omdat die drie lettergrepen driemaal gerekt klinken: im-mén-so.

Het gedicht telde oorspronkelijk drie regels meer. Door het gelukkige schrappen ervan komt Ungaretti directer tot het wezen van de ervaring die hij wil vastleggen. Het gaat om niet meer of minder dan een mystieke ervaring van eenheid met het al. Een epifanie. Niet toevallig is een epifanie een ‘verschijning’: iets licht op. Ungaretti puurt uit, abstraheert om tot het algemene, het universele te komen. Alleen plaats en datum, het snijpunt van tijd en ruimte blijven over omdat elke epifanie op een bepaalde plaats en op een bepaald ogenblik gebeurt. In een onooglijk dorp in Friuli is het gebeurd. Op een bepaalde dag. Maar omdat dorp en dag onooglijk zijn, mogen ze, moeten ze genoemd, vastgelegd worden.

En dat wordt dan een… gedicht.

Ungaretti tijdens
de Eerste Wereldoorlog

Auteur: Blauwkruikje

Nature, fiction, theater, poetry, philosophy and art lover. Master of Germanic Philology - KULeuven - Belgium. Photo: Ostend (B) - Japanese Deep Sea Garden

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: