De Italiaanse auteur Sandro Veronesi van o.a.de romans Kalme Chaos,2005 en XY,2010, schreef het gedicht enkele weken geleden om zijn gevoelens te uiten in deze bijzondere coronatijden. Het verscheen eerder in de Italiaanse krant Corriere della Sera, de schrijver bood De Tijd aan het vertaald te publiceren.
Hier
Er is een plaats op de wereld waar de wereld de wereld niet meer is en die plaats is hier.
In ons huis, voor wie een huis heeft,
is de wereld de wereld niet meer.
In de spartaanse kamertjes waar de ouden sterven
honderd keer per dag,
en dan nog honderd keer,
en dan nog eens honderd keer,
is de wereld de wereld niet meer
- en zijn het onze al dode ouders
die opnieuw sterven
allemaal samen, alle ogenblikken,
telkens weer en telkens weer,
sterven ze opnieuw,
berustend, in stilte, op hun buik,
omdat we ze niet kunnen beschermen,
ook al konden we dat tot de dag van gisteren,
toen de wereld nog de wereld was,
toen ze voor het eerst stierven,
nog wel, en deden we dat ook,
we schoten er slaap bij in en spaarden het brood uit onze mond,
maar we waren blij dat we hen konden beschermen;
er is die vervloekte plaats in de wereld
waar onze ouden sterven
en wij geen blijf weten met hun lichamen,
niet weten waar ze te stapelen, te verbranden, te begraven,
en die plaats is hier.
In de overvolle ziekenhuizen, in de lege kerken,
op de verlaten pleinen, in de met een ketting afgesloten parken,
in de gesloten winkels, in de bestormde supermarkten,
in de ordelijke rijen en in de wanordelijke rijen
in de overbevolkte gevangenissen
waar niemand nog het pak spaghetti, sigaretten, koffie kan krijgen
om te delen met celgenoten
die zelfs dat niet hebben;
in scholen zonder herrie
op voetbalvelden zonder bal
op autowegen zonder auto’s
in luchthavens zonder reizigers
in biechtstoelen zonder zondaars
en in het blauwige beeld van paus Franciscus
die heel alleen de vespers bidt
onder een maartse regenbui
- op dat Sint-Pietersplein zonder gelovigen
is de wereld de wereld niet meer.
In de kwelling in de stem van Bob Dylan
die na acht jaar weer opduikt
en zeventien minuten lang,
de dood van een vader bezingt die we niet konden beschermen
en allemaal huilen we om die stem
maar die stem is die stem niet meer
en die kwelling is die kwelling niet meer
en die vader is die vader niet meer
omdat de wereld de wereld niet meer is.
In die klotegetallen die op ons worden afgevuurd
om zes uur ’s avonds, elke dag opnieuw,
eerst zij die genezen zijn, om een signaal van hoop te geven,
dan de zieken, en uiteindelijk, jammerlijk, de doden,
de doden zijn met duizend
duizend doden
op een enkele dag
het zijn er duizend;
in de vergelijking met in oorlog zijn,
we zijn in oorlog, het is een oorlog, oorlogsbulletin,
maar we zijn helemaal niet in oorlog,
omdat niemand ons vraagt te vechten
of onze kinderen aan het vaderland te schenken,
maar alleen maar om ons in huis op te sluiten,
om afstand te bewaren, gescheiden te blijven,
anderen te vrezen
anderen te wantrouwen;
in het bevel geen mondmasker te dragen
dan om er wel een te dragen, maar niet dat ene,
dat andere
dat ene moeten we aan dokters en verpleegsters laten,
alsof we het van hun gezicht hadden gerukt,
terwijl we het in de apotheek kochten
toen ze ons nog vertelden dat het nutteloos was,
maar zij die dat zegden, droegen er een;
in de impliciete en soms zelfs expliciete beschuldiging,
dat wij de schuldigen van dit alles zijn
omdat we er niet in slagen doodeenvoudige dingen te doen
geen luchtje scheppen buiten
de mensen die we liefhebben niet aanraken
onze geliefden niet bezoeken
geen zorg voor hen dragen,
niet lopen, niet wandelen, niet zonnen,
en we worden beschuldigd, gehekeld, getraceerd,
met drones, met onze simkaarten,
en te kijk gezet, gestraft
zoals de soldaten bij Caporetto
eerst als beesten opgejaagd,
dan als criminelen neergemaaid,
omdat ze wegvluchtten van de fouten van hun generaals.
Er is een plaats in de wereld waar dit gebeurt
en waar kinderen niet meer fragiel zijn, niet ziek worden,
en asymptomatisch zijn,
en net daarom gevaarlijk,
en op die plaats is de wereld de wereld niet meer,
en die plaats is hier.
Sandro Veronesi
Vind ik leuk:
Like Laden...