In De onbevlekte keert Marcel terug naar het ouderlijke huis in een laatste poging om uit te vinden waarom hij de naam draagt van zijn grootoom, die als Vlaamse nationalist aan de oorlog begon en als SS-soldaat aan het oostfront stierf. In deze schitterende roman vertelt Erwin Mortier andermaal een donker familieverhaal, waarin de Vlaamse klei nietsontziend wordt omgewoeld om het duistere verleden aan het licht te brengen. De onbevlekte is een prachtig geschreven verhaal over de complexiteit van liefhebben en de onontkoombaarheid van het verleden, zo leest de wervende tekst op de binnenkant van de cover. Het boek prijkt ook op de Libris Longlist 2021. Reden genoeg dus om het te gaan lezen want de naam Marcel doet voor wie met het werk van Mortier vertrouwd is natuurlijk een belletje rinkelen. Marcel was het alom bejubelde debuut van Mortier en op die manier wordt die eersteling deel van een tweeluik.

Ik laat enkele recensenten aan het woord:
Je hoeft Marcel niet gelezen te hebben om voluit van De onbevlekte te genieten. Maar het loont wel, heb ik deze week ontdekt: ze passen zo goed bij elkaar dat ze nu al in mijn geheugen versmelten tot één boek. Beide hebben een openingsbeeld dat je niet vergeet: in Marcel wordt het huis van de grootouders een fauvistisch schilderij; in De onbevlekte stappen we pardoes in een broeierige filmische droom in aangezet zwart en wit.
Mortiers schrijverschap is duidelijk gerijpt; het is logisch dat zijn schitterende parcours sinds 1999 een impact heeft gehad. De beeldspraak is nog steeds fantastisch, maar beheerster, spaarzamer gedoseerd. De fijne humor blijft soelaas brengen. De taal die onbeschaamd Vlaams en plastisch is, verleidt. De zinnen laten zich nog steeds savoureren. Marcel is onstuimiger, opstandiger, ongeduriger – dat hoort zo voor een debuut. Het debuut staat vol onvergetelijke portretten, royaal uitgewerkte decors en straffe scènes. De onbevlekte doet niet onder, het is even aards. Ook hier staan alle zintuigen op scherp – zelfs de geur van zweet kan Mortier weer uit de pagina doen opstijgen. – Peter Jacobs in DS
In essentie sluit De onbevlekte het verhaal van de overleden grootoom af. Dat blijkt ontegensprekelijk uit de laatste zin. ‘Dan weet ik zeker of het schrijven van mijn vader ter bestemming is gekomen en Marcel Ornelis’ laatste woorden u eindelijk hebben bereikt.’ Of het contininuüm toch zal splijten onder het ‘laf gebeitel’ van de jonge Marcel, laat de schrijver evenwel in het midden. Die houding geeft blijk van een zekere zielenrust, ondanks dat het metaforische katafalk angstvallig leeg blijft. In die zin is De onbevlekte een vervolg zonder narratieve ontknoping. De schrijver bevestigt. ‘Ik weet niet of dat lukt, en of het genoeg is, ook nu, hier, terwijl ik mijn laatste brief aan haar voltooi, mijn allerlaatste.’ Mortier onderstreept die onzekerheid ettelijke keren in de roman. ‘Wat gaan al die schimmen hier dan doen? En hij, het spook dat mijn naam draagt? Met me mee verhuizen?’ De onbevlekte is daarom geen banale voortzetting op Marcel. Mortier laat immers een ander licht schijnen op de gevoelige familiekroniek van zijn debuut. Hij toont daarbij op een meesterlijke manier hoe de tijd zijn tanden in de personages en de setting heeft gezet. Toch laat hij, met een sobere terughoudendheid, een schijnbaar existentiële twijfel in zijn verhaal toe. – Alessio di Mella in deReactor
‘Ik ga het hier missen, Moe.’ ‘Dat went wel, zijt gerust.’ ‘Ja, maar ik zal het blijven missen. De hof, het achtererf met de sloot, de elzen, de wilgen, de dotterbloemen, de schuur, het riekt er nog altijd naar hooi.’ – blz. 132
Waarom heb ik al die pracht nooit gezien, en in mijn puberjaren zelfs verworpen? En waarom schettert dit alles me nu pas weer in de ogen, nu de sloten iedere zomer langer droog blijven staan en de wilde irissen smachten naar regen? – blz 133
‘ Ik had eigenlijk wat van de lelies moeten meebrengen, om in een vaas op het altaar te zetten, bij Maria.’ ‘Ik zal het wel doen, voor ik naar huis ga straks. Ik wil nog een langere wandeling maken met Lorenz. Naar het vennetje waar ik vroeger met mijn broers salamanders ving, en die poel van die bom uit de eerst oorlog, waar ma en ik gingen schaatsen’- blz 134
Ik draai me om. Het kromgetrokken huis, de ruggengraat van pannen tussen de dronken schoorstenen van de haarden, alles zakt in, verlangt naar kruk of stok.
‘Kom,’ zegt ze. ‘Sta daar niet te gapen gelijk een uil op een kluit grond. Doe het hek toe acheter uwe rug en geef mij een hand.’ -blz. 136
Wat ziet hij nog meer in die nagelaten post, die steevast met een strijdlustig ‘Houzee’ eindigde en in extenso wordt geciteerd, maar waar niet veel in staat? Deze opmerking, uit Oekraïne: ‘De tomaten, die zijn hier iets wonderlijks. Die groeien zoals een aardappelstruik, vertakt in vijf, zes scheuten en leveren zeker vier tot vijf kilogram per struik op.’
Met enige goede wil is daar een observator in te ontwaren. Maar die haalt het niet bij het proza van Erwin Mortier, dat even ritmisch en beeldend kan zijn als poëzie: ‘Misschien zijn we weinig meer dan botsingen met de brokstukken van wat er van het voorgeslacht in ons rondslingert, waaruit zich nu eens granaatscherven en dan weer strelingen losmaken.’ Retorisch vraagt de verteller zich nog af of hij zijn lot aan dat van een bende roofdieren zou verbinden, net zoals wijlen Marcel deed in de strijd tegen het communisme.
Dit delicate boek zelf is het antwoord. Met zachte handen plaatst de auteur een deksel op het verleden. Sommige vragen zijn beantwoord, andere blijven voor eeuwig open. Met De onbevlekte maakt Mortier wederom indruk, doordat hij toont wat een familieband is: iets tussen beschuttend en beschadigend in, dat je nooit kunt afzweren maar wel, als het eenmaal zover is, kunt laten rusten. – Arjan Peters in De Volkskrant
Eén gedachte over “De onbevlekte – Erwin Mortier*****”