Peter Verlinden hield voor UDLL een gedegen, heldere en doorleefde lezing over de aard van de relaties tussen België en de Democratische Republiek Congo sinds 1960. Gedegen, want gebaseerd op zijn jarenlange ervaring als journalist in het Centraal – Afrikaanse Gebied van de Grote Meren (Congo, Rwanda, Burundi). Hij legde de vinger op de vele pijnpunten in deze relaties en spuide bij het vragenmoment ongezouten zijn mening over o.a. de Congocommissie, de nutteloosheid van het vernieuwde Afrikamuseum voor Congo, de betekenis van de ngo’s die in Congo werkzaam zijn en van de jaarlijkse gouvernementele hulp en zweeg niet over, de op zijn zachtst gezegd, nefaste invloed van buurland Rwanda in de Oostelijke provincies. De Congolezen uit die gebieden werden vluchtelingen in eigen land. Hij wees op de verantwooordelijkheid van de Internationale gemeenschap in dit verband met name van het VK, de VS en Frankrijk. Hij beklemtoonde ook meermaals dat het leed dat Belgen en Congolezen de eerste jaren na de onafhankelijkheid moesten ondergaan nooit echt onderwerp van aandacht of onderzoek is geweest.
Een samenvatting
DE ONAFHANKELIJKHEID
De Belgisch-Congolese relaties van de afgelopen (ruim) zestig jaar worden wel eens benoemd als een haat-liefde-relatie: periodes van grote afstand en conflicten afgewisseld met (kortere) momenten van intense samenwerking, zelfs van euforie. Deze verhouding tussen beide landen vindt enige verklaring in de ‘koloniale erfenis’: de manier waarop Congo gedurende 52 jaar gekoloniseerd werd door België met daaraan voorafgaand de periode van Kongo-Vrijstaat (1885-1908) van de Belgische koning Leopold II. Maar ook het verloop van de overgang naar de onafhankelijkheid in dat cruciale jaar 1960 blijft tot vandaag nazinderen, zowel in Congo als in België: de politieke tegenstellingen, de economische afspraken, de turbulente dag van 30 juni 1960, de muiterij van het Congolese leger en het geweld tegenover Belgen en Congolezen, de chaotische eerste vijf jaren van het onafhankelijke Congo.
HET REGIME MOBUTU
Vanaf 1965 leek een zekere stabiliteit in te treden onder het regime van president Mobutu die 32 jaar aan de macht zou blijven, al was hij ook al voor zijn formele presidentschap een bepalende factor voor de machthebbers. Het politieke België koos ervoor, toch tot 1990, om het Mobutu-regime niet essentieel in vraag te stellen. In die kwart eeuw zijn de fundamenten gelegd voor de toestand van het huidige Congo.
Enerzijds creëerde president/dictator Mobutu een eenheidsgevoel in het land dat bij de onafhankelijkheid definitief verscheurd dreigde te geraken. Anderzijds kon hij zijn macht alleen maar handhaven door een verdeel-en-heers-politiek: hij deed er alles aan om de macht van de provinciale en regionale elites te beknotten door zijn gezagsgetrouwe figuren over het hele land te verspreiden en zonodig weer weg te halen of te verplaatsen zodra zij een bedreiging konden vormen voor zijn almacht. Zolang die aanpak werkte bleef het immense land onder controle, zij het tegen een hoge kost: Mobutu ‘herverdeelde’ de middelen van Congo onder zijn entourage die hem zo trouw bleef. Eenmaal die middelen weggesmolten, door het desastreuze economische beleid en geleidelijk ook het inkrimpen van de buitenlandse hulp, begon het regime Mobutu te wankelen.
België bleef in die periode het Congolese regime feitelijk steunen, enerzijds vanuit geopolitieke afwegingen in de context van de Koude Oorlog, anderzijds vanuit een zeker verantwoordelijkheidsgevoel tegenover de Congolese bevolking, een gevolg van de vele banden tussen organisaties en zelfs individuen, dikwijls al vanuit de koloniale tijd. De ‘technische bijstand’, zoals afgesproken bij de onafhankelijkheid, vervelde geleidelijk tot ‘ontwikkelingssamenwerking’. Congo werd het land dat de grootste jaarlijkse Belgische steun kreeg van alle landen in ‘het Zuiden’. De universitaire ontwikkelingssamenwerking maakte daar deel van uit met voorop de samenwerking tussen ‘Lovanium’ (later: UNIKIN) en de Katholieke Universiteit van Leuven (nu: UCL en KU Leuven). De studie van die samenwerking en de evolutie ervan werd en wordt nog altijd gemaakt. In dit beperkte kader volstaat het om aan te halen hoe cruciaal die samenwerking wel was (en opnieuw is) voor het Congolese hoger onderwijs. Tegelijk stellen zich ook bij deze samenwerking vragen naar de mate waarin paternalisme en afhankelijkheid van donoren een rol spelen bij de uitwerking van het lokale beleid. Het is een kwestie waarmee de internationale samenwerking telkens weer worstelt, zeker nu de discussie over de zogenoemde ‘dekolonisatie van de ontwikkelingssamenwerking’ opnieuw volop gevoerd wordt.
DE REGIMES KABILA
In mei 1997 wordt Mobutu Sese Seko van de macht verdreven door een oorlog die opgezet werd vanuit het kleine buurland Rwanda, overigens een vroeger Belgisch mandaatgebied. Met zijn inval wilde het nieuwe Rwandese regime, sinds de oorlog en de genocide van 1990-1994, definitief komaf maken met vijandige Rwandese milities en het gevluchte oude leger dat een onderkomen had gekregen in vluchtelingenkampen in Oost-Congo. De oorlog betekende het begin van de destabilisatie van heel Congo, tot vandaag.
Aanvankelijk werd de oude Congolese rebel Laurent-Désiré Kabila aan de macht gebracht door zijn Rwandese en ook wel Oegandese broodheren. In januari 2001 werd hij vermoord en met Westerse, ook Belgische, goedkeuring snel opgevolgd door zijn zoon Joseph Kabila.
Onder de regimes van vader en zoon Kabila probeerden de afwisselende Belgische regeringen een nieuwe nauwe relatie op te bouwen met Congo, naar het model van de glorietijd van Mobutu. Toch waren er ook Belgische ministers die zich kritischer opstelden vanwege de vele mensenrechtenschendingen en de niet aflatende politieke en financiële corruptie en het wanbeheer van de staatsmiddelen in het Congo van de Kabila’s.
Vooral in Oost-Congo, een van de rijkste gebieden wat grondstoffen betreft en dat is geen toeval, blijft de chaos voortduren. Sinds de oorlog van 1996-1997 vallen er nog elke dag burgerslachtoffers in de strijd om die rijkdommen onder de meer dan honderd rebellengroepen, al dan niet gesteund door de buurlanden Rwanda en Oeganda.
HET REGIME TSHISEKEDI
Joseph Kabila wordt twee keer ‘democratisch’ verkozen tot president, in 2006 en 2011. In 2018 stelt hij zich onder grote internationale druk dan toch niet kandidaat voor een, ongrondwettelijke, derde ambtstermijn. Félix Tshisekedi wordt de nieuwe president, de zoon van de legendarische intussen overleden opposant Etienne Tshisekedi. Maar ook de verkiezing van Félix Tshisekedi is omstreden: hij voldeed niet aan de voorwaarden om kandidaat te mogen zijn en vooral, hij haalde niet de meeste stemmen. Toch wordt het politiek manoeuvre van Joseph Kabila om Tshisekedi aan de macht te brengen gedoogd door de Westerse donoren, ook door België. De hoop is op dat ogenblik groot dat de nieuwe president een nieuwe wind zal doen waaien, weg van corruptie en wanbeleid. Onder meer daarom knoopt de Belgische ontwikkelingssamenwerking weer aan met het verleden en wordt de Democratische Republiek Congo met ongeveer 100 miljoen euro per jaar opnieuw de grootste ontvanger van Belgisch ontwikkelingsgeld.
EN WAT NU?
Hardnekkige signalen vanuit de Congolese burgerbewegingen stemmen tot niet veel optimisme voor de toekomst. Nobelprijswinnaar voor de Vrede (2018) Dr. Denis Mukwege vertolkt geregeld de woede en onmacht van de Congolese bevolking die geen of nauwelijks enige vooruitgang ziet in haar leefsituatie. Niet het Belgische koloniale verleden wordt daarbij als schuldige genoemd, wel het wanbeleid van de eigen leiders met daar bovenop de onverschilligheid van ‘het Westen’, België incluis. Het koninklijke bezoek (juni 2022), ook aan Oost-Congo, bracht even enige hoop op meer inzet vanuit de vroegere kolonisator voor definitieve vrede en eindelijk enige welvaart in Congo. Maar met de nieuwe crisissen in Europa lijken de relaties met Congo weer helemaal verdwenen van de Belgische politieke agenda.
Peter Verlinden werd geboren in 1957. Hij behaalde licentiaatstitels in de Politieke Wetenschappen en de Communicatiewetenschap en een ‘Master of Social and Cultural Anthropology’, steeds aan deze universiteit.
Zijn professionele loopbaan begon onder meer bij Het Belang van Limburg, de Belgische Boerenbond en de Standaardgroep.
In 1987 komt Peter Verlinden in dienst van de openbare omroep, waar hij 32 jaar zal blijven, eerst als radioproducer en al snel als televisiejournalist, gespecialiseerd in Centraal-Afrika. (Van 1989 tot 1991 was hij trouwens woordvoerder geweest van minister van Ontwikkelingssamenwerking André Geens.)
Naast vele onderwijsopdrachten in diverse hogescholen en universiteiten, doceerde hij ook veertien jaar lang het vak ‘Media en Internationale Conflicten’ aan onze faculteit Sociale Wetenschappen.
Sinds zijn VRT-pensioen in 2019 legt hij zich nog meer toe op het schrijven van boeken en het geven van lezingen over het functioneren van de massamedia en over de toestand in en om Centraal-Afrika. Peter Verlinden is intussen auteur van meer dan 15 boeken
Recente werken:
Zwarte trots, Witte Schaamte? Over kolonialisme en racisme, 2020
Tussen herinnering en realiteit. Congolese stemmen over de koloniale tijd, 2021
Vind ik leuk:
Like Laden...