Veertien kilometer – dit is heen en terug – naar de meest nabije Standaard Boekhandel gefietst vandaag voor het Poëziegeschenk 2023, en de Poëzieposter 2023, beide nog op voorraad. Heerlijk grasduinen was het tussen de poëziebundels verzameld op een klein rek, amper een meter breed.
Poëzieposter en Poëziegeschenk 2023
De poster bevat twee gedichten uit de bundel Er staat te gebeuren die het motto Vriendschap heeft haar merkwaardige kanten van de Britse schrijver V.S. Naipaul (1932 – 2018) meekreeg. Myriam Van hee en Hester Knibbe schreven elk vijf gedichten voor de geschenkbundel.
Na een eerste lectuur viel mijn keuze op het eerste en het vijfde gedicht van Miriam Van hee. Het eerste we brachten de tijd aan het zwembad door vertelt observerend – filosofisch (Hoe kan ik vriendjes maken?) hoe vriendschap tussen kinderen tijdens een zomervakantie (in Frankrijk ?) ontstaat. Het vijfde hoe moest je een vriendschap redden, schrijven schetst hoe van snelle eerder afstandelijke clichébrieven een vriendschap groeit naar een intiemere schrijfvriendschap die verlangend uitkijkt naar een antwoord.
Van Hester Knibbe vond ik het tweede gedicht In elk hoofd woont een waarheid en als die, raak weergeven met zeer treffende metaforen hoe moeilijk vriendschapsrelaties soms kunnen zijn. Zo herkenbaar! Het derde gedicht Er was een oude vrouw met een kamer een keuken, schildert hoe een oude vrouw die bescheiden woont, met hart ruimte maakt voor oorlogsvluchtelingen, omdat het kon duren. Eenvoudig mooi!
De quote van V.S Naipaul wordt door de tien gedichten alle eer aangedaan: ze leggen elk een merkwaardige kant bloot van beide dichters.
Drie andere bundels komen voortaan het rek poëzie aanvullen in mijn boekenkast: Een handjevol Vriendschap – Liz is More, Pelckmans, 2022 – Aan tafels – Een gedicht, Joke van Leeuwen, Querido, 2022 – Natuur – Gedichten samengesteld door Marieke Lucas Rijneveld, De Bezige Bij, 2022
U hebt het wellicht allang ergens via de media opgevangen: we tellen af naar Gedichtendag 2023! Over een week is het zover.
Poëzieweek 2023 start zoals altijd op Gedichtendag, donderdag 26 januari 2023, en loopt t.e.m. woensdag 1 februari 2023.
Vriendschap: vrienden steunen, lachen, luisteren, beleven, inspireren. Vrienden zijn een essentieel deel van wie we zijn en worden. Ook poëzie kan je vriend zijn. Gedichten helpen ons om vreugde en verdriet te delen, om die gevoelens een plaats te geven waarvoor je zelf geen woorden hebt.
Poëzieweek 2023 viert de vriendschap in al zijn facetten: de vriendschap met de buren in de straat of met pennenvrienden ver weg, de vriendschap van lang geleden of van vorige week op een zonnig terras. De vriendschap tussen oud en jong en met alle kleuren van de regenboog. Poëzie maakt belangrijke momenten tastbaar en alledaagse momenten kostbaar.
De auteurs die dit jaar het Poëziegeschenk schrijven, belichamen het thema vriendschap op verschillende manieren. Niet alleen koesteren ze een literaire vriendschap over de grenzen heen, de Nederlandse Hester Knibbe en de Vlaamse Miriam Van hee, zijn ook in het dagelijks leven al decennialang ‘besties’.
De eerste gedichten van Hester Knibbe (Harderwijk, 1946) verschenen in 1981 in War, tijdschrift voor arbeidersliteratuur. In 1982 verscheen haar debuutbundel Tussen gebaren en woorden. Voor Een hemd van vlees (1994) werd ze genomineerd voor de VSB-prijs. Ze won toen niet, maar ze ontving de prijs later alsnog, voor de bundel Archaïsch de dieren (2014), waarmee ze ook genomineerd was voor de Paul Snoekprijs en de KANTL-prijs. Voor de bibliofiele editie Anti-dood won ze in 2000 de Herman Gorterprijs. Haar recentste bundel is Inzake dit huis (2020), waarin Knibbe zich buigt over de liefde, over behouden en loslaten, macht en onmacht.
Hester Knibbe won twee oeuvre-prijzen: de Anna Blaman Prijs (2001) en de A. Roland Holst Penning (2009). In 2010 won ze de Gedichtenprijs voor het gedicht ‘Oogsteen’. foto: Arent Knibbe
Miriam Van hee (Gent, 1952) is een Vlaamse dichter en literair vertaler. Ze debuteerde in 1978 met de bundel Het karige maal, waarvoor ze meteen bekroond werd met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. Ook de bundels die ze daarna publiceerde werden geregeld bekroond: voor Winterhard (1988) won ze de Jan Campert-prijs, voor Reisgeld (1992) kreeg ze de Dirk Martensprijs, voor Achter de bergen (1996) won ze de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie. In 2008 sloeg ze een dubbelslag met Buitenland. Ze won zowel de juryprijs van de Herman de Coninckprijs voor de hele bundel, als de publieksprijs voor het beste gedicht voor ‘Zomereinde aan de Leie’. Voor haar recentste bundel Als werden wij ergens ontboden (2017) ontving ze namens de Vlaamse regering in 2017 de Ultima voor de Letteren. foto: Lieve Blanquaert
Hester Knibbe en Miriam Van hee schrijven naarstig verder aan Er staat te gebeuren.Het resultaat kun je lezen vanaf 26/01/2023, door een Poëziegeschenk te bemachtigen via jouw deelnemende boekhandel. De cover werd fraai vormgegeven door Armée De Verre. In het ontwerp werd gekozen voor twee kleuren die in elkaar overgaan om zo het thema vriendschap te weerspiegelen. Op de achterflap zul je volgende tekst kunnen lezen: “Voor wie bij zijn verstand is, gaat vriendschap boven alles” zegt Horatius. Wij beamen dat volmondig. In 1985 ontmoetten we [Hester Knibbe en Miriam Van hee] elkaar voor het eerst tijdens Poetry International, een ontmoeting die resulteerde in een durend contact. Poëzie als basis voor een hechte vriendschap.
Op donderdag 27 januari 2022 start de tiende editie van de Poëzieweek in Vlaanderen en Nederland. Het thema van deze lustrumeditie is natuur. Niemand minder dan Ramsey Nasr schrijft het Poëziegeschenk met als titel Wij waren onder de betovering. Tot en met woensdag 2 februari kun je zowel in Vlaanderen als in Nederland genieten van extra veel poëzie-activiteiten.
OVER RAMSEY NASR
Ramsey Nasr (Rotterdam, 1974) is dichter, schrijver, acteur en regisseur. In het jaar 2000 debuteerde hij als dichter met de bundel 27 gedichten & Geen lied. Vijf jaar later werd Nasr stadsdichter van Antwerpen. In 2009 werd hij voor een periode van vier jaar benoemd tot Dichter des Vaderlands. Alleen al in 2021 verschenen er twee nieuwe boeken bij De Bezige Bij. In zijn essaybundel De fundamenten roept Ramsey na een coronajaar op tot radicale verandering. Nasr Compacter bundelt dan weer een persoonlijke keuze uit zijn gedichten. In 2022 komt daar ook nog het Poëziegeschenk bij!
Ramsey Nasr is binnenkort te gast in de januariaflevering van de podcast Beeldspraak (Poëziecentrum) en hij vertelt je nog meer geheimen over het dichterschap in het januarinummer van Poëziekrant en Awater. Mis het niet!
OVER HET POËZIEGESCHENK
Voor deze lustrumeditie van de Poëzieweek schreef Nasr tien gedichten die hij bundelde tot Poëziegeschenk met als titel Wij waren onder de betovering. Nasr liet zich daarbij leiden door het verlangen om de natuur in de trekken. Niet voor niets is het motto van deze Poëzieweek ‘bloesemingen en overvloed.’ Het Poëziegeschenk is gebaseerd op de honderden brieven die Vincent van Gogh schreef. Nasr plaatste Van Goghs woorden in een nieuwe context en herschikte deze tot meeslepende poëzie.
Het Poëziegeschenk verschijnt in januari 2022 bij PoëzieCentrum. De cover van het Poëziegeschenk is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen Ramsey Nasr en vormgever Jelle Jespers.
Koop je tijdens de Poëzieweek voor 12,50 euro aan poëzie bij je deelnemende boekhandel, dan krijg je er gratis het unieke Poëziegeschenk bij. Haast je met andere woorden naar jouw Vlaamse of Nederlandse boekhandel om de poëziebundels die nog op jouw verlanglijstje staan te kopen. Luisterpuntbibliotheek en Passend Lezen zorgen voor een Daisy-versie, brailleversie en een luisterversie van het Poëziegeschenk.
Vier dichtbundels. Vier prozawerkjes. Bij leven een paar honderd stuks ervan verkocht. Nee, kwantitatief stelt Paul van Ostaijen niet zoveel voor. Toch zijn in Vlaanderen en Nederland twaalf straten naar hem vernoemd. En toch kunnen we allemaal minstens één zinnetje uit zijn werk debiteren. Klaar? Dag ventje op de fiets op de vaas … Mooi. Deze maand is het 100 jaar geleden dat zijn bundel Bezette stad verscheen. Reden genoeg voor een tocht door het getroebleerde leven van de poëet.
Klein Polleke, zo noemden zijn ouders hem sinds zijn geboorte op 22 februari 1896. Hij was hun zevende kind, een nakomertje. Hoewel klein Polleke maar 32 werd, overleefde hij op één na al zijn broers en zussen. Bij zijn geboorte hadden zijn ouders hun fortuin al gemaakt in de loodgieterij. Vader deed installaties en herstellingen, moeder runde de winkel in Antwerpen. Ze was te veel commerçant om na de geboorte lang uit de winkel te blijven, en plaatste Paul daarom bij een min in Mortsel. Tot ze hoorde dat haar baby daar meer water dan melk kreeg. Mogelijk lag daar de verklaring voor zijn zwakke gezondheid.
Paul werd weer naar huis gehaald, waar vader zich ondertussen ook op de immobiliënmarkt had begeven. Hij was zelfs twee dagen eigenaar van het fameuze Rubenshuis in Antwerpen. Dat rusteloze, dat verkennende, dat zat ook in Paul. In de lagere school deed hij van alles wat niet mocht. Uit de klas weglopen om naar de lutteurs – vechters – op de Vogelmarkt te gaan kijken, of over de omheining van de velodroom in Zurenborg kruipen om naar de koersen te kijken.
De muizenjacht
Dat kattenkwaad haalde hij altijd uit met zijn vriend, Jos Léonard, die later het grafisch werk van zijn dichtbundels zou verzorgen. Als kind al daagden die twee elkaar uit. In het worstelen, het fietsen, maar ook in het schrijven. Ze bedachten onderwerpen waarover ze een opstel moesten schrijven. Op een keer was dat de muizenjacht. De 10-jarige Van Ostaijen schreef toen: “Een knecht moest muizen vangen van zijn baas. Wanneer de baas aan de knecht vroeg: Jan hoeveel hebt g’er al gepakt? antwoordde Jan: Als ik die heb waar ik achter zit en nog een, heb ik er twee.”
Zo goed als Paul het deed in de lagere school, zo slecht ging het in het middelbaar. Hij werd opstandig. Kon niet tegen gezag. Voelde zich gekleineerd omdat jongens uit het Franstalige elitemilieu werden voorgetrokken. Een voorbeeld daarvan: ook al kon Paul het best van zijn klas gedichten debiteren, toch ging de eerste prijs voordracht naar een jongen uit de Franstalige aristocratie. Daar ligt de kern voor Van Ostaijens flamingantisme. Hij sloot zich aan bij de Vlaamse Bond, een groepering van Vlaamsgezinde studenten die de naleving van de taalwet van 1883 – het middelbaar onderwijs moet volledig in het Nederlands worden gegeven – controleerde.
FOTO: RR
Poseurs
Van Ostaijen zou driemaal van middelbare school veranderen om uiteindelijk zijn diploma niet te halen. Hij solliciteerde dan maar voor een job als klerk op het stadhuis. Door de invoering van de algemene dienstplicht was daar plots veel administratief werk. Ondertussen schreef Van Ostaijen ook voor Carolus, het weekblad der Vlamingen. Als eerste opdracht mocht hij een schilderijententoonstelling verslaan. Hij hield zich niet in: “Van der Ouderaa schildert seniel en de futuristen zijn niet veel meer dan poseurs.”
Zelf was hij ook een poseur. Met zijn hoed, sjaaltjes en hippe kostuums viel hij op in het Antwerpse uitgaansleven. Wacht eens? Het was ondertussen 1914 voorbij. Oorlog dus. En Van Ostaijen kon uitgaan in Antwerpen? “Het kan vreemd klinken, maar het was zo. Antwerpen bruiste tijdens de Eerste Wereldoorlog”, zegt professor Dirk De Geest, hoofd van de onderzoeksgroep Nederlandse Literatuur van de KU Leuven.
“Er was wel een avondklok, maar daarvoor gingen mensen vrij naar de cinema en de dancings. Er was weinig werk door de oorlog en de stad liep vol jonge mensen. Zij organiseerden van alles: voetbalwedstrijden, ze gingen rolschaatsen en speelden theater. Niet echt opvoeringen, maar ze lazen de rollen. Uit dat nachtleven haalde Van Ostaijen de inspiratie voor zijn eerste bundel Music-Hall. Een bundel die hij trouwens grotendeels tijdens zijn werkuren op het stadhuis schreef. Dat kon, omdat zijn baas zelf een mislukte schrijver was.”
FOTO: RR
Hoewel ze zich in het milieu van de flaminganten wat geneerden om de flamboyante Paul van Ostaijen, hadden ze hem er toch graag bij wanneer ze acties planden. Zoals die keer in september 1917, toen Vlamingenhater kardinaal Mercier naar Antwerpen kwam. Van Ostaijen ging dan aan de kant van het parcours “Weg met de kardinaal” roepen. Hij en vier kornuiten werden opgepakt en op 28 maart 1919 veroordeeld tot drie maanden cel en twintig frank (een halve euro) boete.
Het verschil tussen noch en nog
Maar tegen dan was Paul van Ostaijen al naar Berlijn gevlucht met zijn lief Emma ‘Emmeke’ Clement, een rijzige mannequin, gescheiden vrouw en moeder van een dochtertje. “De twee zouden elkaar voor het eerst hebben gezien aan een tramhalte aan de Meir”, zegt journalist Marc Reynebeau, auteur van Ik heb je nog steeds zeer lief, over de brieven die Paul en Emma elkaar schreven. “Van Ostaijen wijdde Emma in de literatuur in met taallessen. Hij deed dat met liefdeszinnetjes, zoals de titel van mijn boek: met dat zinnetje leerde hij Emma het verschil tussen noch en nog.”
Reynebau zegt dat Emma Clement, die drie jaar ouder was dan Van Ostaijen, “goede contacten” had met de Duitse officieren in het Antwerpse nachtleven. Ze was dus ook verbrand en wilde na de oorlog liever niet in Antwerpen blijven. “Emma nam het initiatief om meteen na de oorlog, met Paul maar zonder haar dochtertje, naar Berlijn te verhuizen, waar een vriendin van haar woonde bij wie ze even konden intrekken. Daaraan zie je al dat zij de broek droeg in de relatie. Emma zou trouwens al gauw werk vinden in Berlijn. Eerst als verkoopster in een kledingwinkel, daarna als mannequin. Terwijl Paul werkloos bleef. Hij mocht dan nog zo avant-gardistisch zijn, hij was ook een macho die het eigenlijk niet kon hebben dat hij op de kap van zijn vriendin leefde.”
Op één kamertje
In Berlijn schreef Van Ostaijen zijn meesterwerk Bezette stad. Over het Antwerpen tijdens de oorlog. Een zeer expressionistische dichtbundel met de overbekende frase “Boem. Paukeslag. En alles ligt plat”. Maar dan in vier verschillende lettertypes geschreven en met de woorden ver uiteen. Heel de bundel barst van ritmische typografie. “Vergis u niet. Het is niet omdat we vandaag dat werk nog kennen en waarderen, dat het destijds een verkoopsucces was”, zegt professor Dirk De Geest. “Bezette stad viel toen ook eigenlijk amper op en de recensies waren verre van unisono lovend.”
En ook met de liefde ging het niet goed. Toen ze uit geldgebrek naar een eenkamerappartement verhuisden, vluchtte Emma in het uitgaansleven waar ze de Duitse fysicus Peter Pringsheim ontmoette met wie ze zou trouwen. “Hij is er altijd discreet over gebleven, maar Van Ostaijen had nadien nog wel een paar vriendinnen”, zegt Marc Reynebeau. “Het is trouwens nooit tot een complete breuk gekomen met Emma. Ze bleven elkaar tot het einde brieven schrijven. Daarin lees je vooral Van Ostaijens heimwee naar hun romance.”
Geloof in genezing
Na 2,5 jaar keerde Van Ostaijen – hij was toen al ziek – alleen terug naar Antwerpen, waar hij amnestie kreeg als hij alsnog zijn legerdienst deed. “Bij zijn terugkeer is Van Ostaijen weer bij zijn ouders gaan wonen. Hij deed links en rechts wat jobs: verkoper in een boekhandel en kunsthandelaar in Brussel. Het bracht weinig op maar Van Ostaijen was een leven in armoede al goed gewend van in zijn Berlijnse periode”, zegt Matthijs de Ridder, die zonet twee Van Ostaijen-boeken uit heeft en later dit jaar ook nog een nieuwe biografie.
Tuberculose, die ook Pauls broers en zus fataal werden, bleef de dichter verder slopen. Eerst nog verhuisde hij voor de gezonde lucht naar de Kempen. De laatste zes maanden verbleef hij in een sanatorium in Miavoye-Anthée, nabij Dinant. “Hij geloofde in zijn genezing”, zegt De Ridder, “want in zijn brieven aan zijn vader schreef hij dat het niet nodig was zijn post achterna te sturen, want hij zou toch gauw naar Antwerpen terugkeren.”
Niet dus. Op 18 maart 1928 vonden de verpleegsters hem dood, in zijn bed. Zijn laatste gedichten – waaronder Mark groet ’s morgens de dingen – zijn postuum uitgegeven in de bundel Nagelaten gedichten.
‘Boem Paukeslag’ van Matthijs de Ridder en ‘Besmette stad’, samengesteld door Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek, zijn uitgegeven bij Pelckmans.
Weerde – DorpspleinKoos Meindert op een infobord van De Witte KinderbosfietsrouteDe Weerdse VisvijverGeef je oren de kost!Onder de spoorwegbrug Brussel – MechelenEen wolkje, de zon en Japanse duizendknoop op mijn padDe 13de eeuwse Sluistoren op de ZenneDorpsgezicht Weerde
Anna Enquist (19 juli 1945), pseudoniem van Christa Widlund-Broer, studeerde psychologie in Leiden en volgde een piano-opleiding aan het conservatorium in Den Haag. Ze was werkzaam als schoolpsychologe aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam en werkte daarna aan het Nederlands Psychoanalytisch Instituut en als zelfstandig psychoanalytica. ‘Mijn schrijven is begonnen nadat ik gestopt was met pianospelen. Ik had het zo druk met mijn werk als psychotherapeut, dat ik het dagelijks trainen niet langer vol kon houden.’ Ze kon te weinig oefenen en vond dat de kwaliteit van haar spel daaronder leed. Bovendien was ze begonnen met het noteren van invallen en regels, van gedichten. Aanvankelijk hield ze dat verborgen voor haar man, de cellist Bengt Widlund, en hun kinderen Margit en Wouter. Maar toen de redactie van Maatstaf enkele gedichten plaatste en de uitgever van De Arbeiderspers Theo Sontrop haar vertelde dat hij een bundel van haar wilde publiceren, werden de familieleden wel ingelicht. ‘Ze hadden zoiets van: o ze heeft weer wat, maar ze waren ook heel trots.’
Nog ééntje uit de ketting van toegestuurde gedichten en wel van mijn favoriete dichter Herman De Coninck:
Appelbloesem in April
Midden in de vlakte van juli
kwam ik je tegen. Ik woon hier, zei je.
Ik keek naar de bloemen. Ja, dat zie ik,
zei ik, en waar leerde je de kunst
om niet lang te duren? Ook hier, zei je.
Je was lenig; en je woorden waren zo
doorschijnend, ik kon je er helemaal
door zien.
En daar lag ik al in het gras
en wat hield ik in mijn hand?
Een oortje, waarin ik het lange woord
‘lieveling’ uitgoot, zonder morsen.
Herman De ConinckUit “De lenige liefde”