De opgang – Stefan Hertmans*****

In deze dagen waarin we geconfronteerd worden met de gruwelijkheden van een imperialistische invasieoorlog van Rusland in Oekraïne, komt ook het verleden van het 20ste eeuwse Europa met zijn beide wereldoorlogen en de pijnlijke gevolgen ervan me via pers en literatuur onder ogen. Zeit- Magazin publiceerde eind vorige maand naar aanleiding van één jaar oorlog in Oekraïne een artkel “Ich war eine mitlauferin”: de 98-jarige Hilka Rüggeberg bekent in een brief aan haar familie dat ze een zeer enthousiaste nationaalsocialiste was, weliswaar “slechts een meeloper geen dader net als de toenmalige zo volgzame massa waarop de nazi’s hun macht uitbouwden.” Een bekentenis die tegelijk trots verraadde en voor pijnlijke feiten die in herinnering werden gebracht, ‘verdringing’ pleitte. De kleinzoon Tom ziet het echter zo: ” Liebe Oma Hilka, ich finde es sehr mutig, dass du zugibst, von der Ideologie in der NS-Zeit geblendet worden zu sein.”

Vorige week stap ik de gemeentelijke bibliotheek binnen, kort voor het sluitingsuur, en loop snel langs de rekken, er springt me o.a. de laatste van Stefan Hertmans De opgang in het oog. Ik heb in 2020 niet meegekregen via de media waarover het boek precies gaat. ’s Avonds begin ik te lezen en moet mezelf dwingen om te stoppen. Het leest als een trein, mijn nieuwsgierigheid wordt geprikkeld. Ik kan het de volgende dagen niet wegleggen. Met de auteur val ik echter naar het einde toe van de ene verbazing in de andere. Ik blijf na de lectuur licht verontwaardigd achter. In een interview in Knack met Stefan Hertmans van december 2020 lees ik: Een segment binnen de Vlaamse beweging blijft koppig volhouden dat Vlamingen na de Tweede Wereldoorlog groot onrecht is aangedaan. Hebt u uit die hoek reacties gekregen?

Hertmans: Er waren er een paar, waaronder één die ik zeer tekenend vond. Eind september ben ik over mijn boek gaan spreken in De zevende dag. Tijdens de terugreis zag ik, op de ring rond Brussel, duizenden mensen zwaaien met wat ik maar de nieuwe versie van de oude Vlaamse vlag zal noemen. Thuis zag ik dat iemand op mijn auteurspagina op Facebook me aan het uitschelden was geweest. ‘U bent een intellectuele schoft’, stond er. ‘U misbruikt het geld van de Vlaamse belastingbetaler om uw verjoodste intelligentsia te plezieren.’ Vooral dat ‘verjoodste’ deed me schrikken. Als hij ‘Joodse’ had geschreven, had ik het kunnen beschouwen als een uiting van vulgair antisemitisme zoals dat in de onderbuik van die kringen nog altijd bestaat. ‘Verjoodst’ is nog wat anders. Dat is een letterlijke vertaling van Judaisierung, een SS-term.

Waarom blijft dat soort denkbeelden in Vlaanderen zo hardnekkig hangen?

Hertmans:(denkt na) Ik wil me hoeden voor algemene uitspraken over dé Vlaming. De harde rechterzijde zorgt voor een perceptie over de Vlaming waarvan die rechterzijde net wil dat ze blijft bestaan. Het is een val waar mensen aan ‘de andere zijde’ veel te gemakkelijk in trappen. Veel Walen geloven dat Antwerpen een soort extreemrechtse hel is. In werkelijkheid wordt die stad voornamelijk bewoond door open, progressieve en democratisch denkende burgers. Vlaanderen is ook Alain Platel of David Van Reybrouck, een schrijver die voor de Franstalige culturele wereld een vuurtoren is. Door de Vlaming als een geborneerde racist te typecasten, speel je dat spel mee. En ik vind het geen interessant spel. Ik zou de huid tussen die twee kampen liever wat osmotischer maken. Een poging doen om Willem Verhulst te begrijpen, mag je daar als een onderdeel van zien. Ik had met hem graag een sigaretje willen roken.

Enkele recensies:

Hertmans is de ene keer de koele registrator, dan weer de gewiekste romancier die de gebeurtenissen met achteloze bravoure op ons netvlies beitst, een bedreven verteller die je weinig trucjes moet leren.[…] Spelend en schuivend met motieven (zoals de trappen, maar ook de blauweregen tegen de gevel, het Leie-water, de Hitler-buste) schetst Hertmans een decennia overkoepelend tijdsbeeld dat aan de ribben kleeft. Zijn scrupuleuze onderzoek – waarvan hij ook de lasnaden toont – leidt tot een vernuftig patchwork. De opgang is een boek dat je vrijwel meteen een tweede keer wilt doorgronden, omdat je hoogstwaarschijnlijk details zijn ontgaan. Het heeft alles in zich om incontournable te worden op de rijkgevulde planken over WO II en collaboratie. – De Morgen , september 2020

De opgang is een van Stefan Hertmans’ beste romans – een donker, zorgwekkend en beheerst boek, waarin lijden, geweld en dreiging zodanig worden beschreven dat de actuele werkelijkheid er als een virus besmet mee blijkt te zijn. – De Standaard, oktober 2020

De opgang is een prachtig boek over goed en kwaad in tijden van oorlog en bezetting, zonder dat het al te nadrukkelijk een oordeel velt over de bevlogen opportunisten in ons Vlaamse buurland. Zeker zo veel gaat het over de schone schijn die veel collaborateurs ook na de oorlog nog weten hoog te houden, over het al dan niet oprechte geloof in hun zaak, en over de soms onbegrijpelijke blindheid waarmee ze blijven terugkijken op hun glorietijd in dienst van de bezetter. – Tzum, januari 2021

Deze auto-docu-fictie, gesitueerd in A’werpen en Gent, legt andermaal een ongemakkelijke waarheid bloot over een Vlaamse SS-er gedurende de Tweede Wereldoorlog. Behalve een fijne brok literatuur is dit werk gebaseerd op acribisch researchwerk en brengt het toch wel bedenkelijke actuele feiten aan het licht. -BK

Stefan Hertmans over De opgang

Ook interssant:

Je kunt de wind niet filmen maar wel de bomen die buigen – WT, 2021-1

Leven in het huis van een nazi – Historiek

Beautiful world, where are you – Prachtige wereld, waar ben je – Sally Rooney

Millennials voor gevorderden

In Alice, het hoofdpersonage van haar nieuwe roman, verwerkt literaire sensatie Sally Rooney ook haar eigen vragen na het succes van Normale mensen

Romanschrijfster Alice betrekt tijdelijk een huis aan de Ierse kust. Na het overweldigende succes van haar vorige boek werd ze een tijdje opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis omdat de opdringerigheid van haar lezers en de druk van de uitgeverswereld haar te veel werden. Via Tinder leert ze Felix kennen, die in een distributiecentrum werkt en nog nooit een boek van Alice heeft gelezen. De twee voelen zich tot elkaar aangetrokken, maar slagen er eerst niet in tot om tot elkaar door te dringen. Als Alice Felix meevraagt naar Rome, worden ze vertrouwelijker, al hebben ze daar wel veel woorden voor nodig. Via lange gesprekken en observaties analyseert Alice alles wat zij en Felix wel of niet doen, denken en voelen.

Eileen, de beste vriendin van Alice, werkt in Dublin voor een literair tijdschrift. Terwijl ze via sociale media het doen en laten van haar ex-vriend volgt, zoekt ze opnieuw toenadering tot Simon, die ze al sinds haar jeugd kent. Eileen en Simon vertrouwen elkaar bijna alles toe, gaan ook af en toe met elkaar naar bed en kunnen toch maar niet beslissen om een vaste relatie te beginnen. Want wat als die mislukt? Komt er dan ook een einde aan hun vriendschap?

Omdat ze nu verder van elkaar wonen, houden Eileen en Alice elkaar via mails op de hoogte van hun relaties, gedachten en gevoelens. En daarbij gaan ze in alle eerlijkheid geen enkel heikel punt uit de weg: mag je jaloers zijn op het succes van je vriendinnen? Zijn relaties niet in eerste instantie een dam tegen eenzaamheid? Welke rol spelen sociale media en bijvoorbeeld porno voor hun zelfbeeld? Waarom ziet niet iedereen het marxisme als een oplossing voor de extreme ongelijkheid in deze wereld? En, niet onbelangrijk, is God voor hun generatie wel zo dood als ze denkt? Sally Rooney kruipt diep in de wereld van haar leeftijdgenoten, die zich kwetsbaar, overgevoelig en compleet op zichzelf gericht staande proberen te houden.

Eigenlijk gebeurt er niet veel in deze roman. Twee vriendinnen onderzoeken hun leven, analyseren alles wat ze denken en voelen en sturen elkaar mails waarin ze teloorgang van de überkapitalistische wereld becommentariëren, maar die vooral op zoek zijn naar liefde en verbinding. Net dat gebrek aan actie en extra verhaallijnen maakt Prachtige wereld, waar ben je een vrij taaie homp, waarin de zelfbeschuldigingen en weeklachten te vaak de bovenhand krijgen. Als Alice en Eileen elkaar eindelijk weer in levenden lijve zien, wordt Rooney zelfs melodramatisch en zo dooft haar roman na een sterk begin een beetje slapjes uit.

In deze derde roman gaat Rooney eigenlijk ook dieper in op de onzekerheden en angsten die gepaard gaan met alle aandacht die haar te beurt viel na haar vorige roman Normale mensen . In het personage van Alice wordt duidelijk hoe klein de wereld van de schrijfster daardoor is geworden. Misschien moet ze ook maar even een schrijfpauze inlassen en buiten haar eigen generatie op verkenning gaan.

 ***

vertaling: Gerda Baardman en Jan de Nijs

Met dank aan Johanna Spaey voor deze recensie , Knack – 15 september 2021

La felicità del lupo – Het geluk van de wolf – Paolo Cognetti****

In La felicità del lupo, 2021 naar het Nederlands vertaald voor de Bezige Bij door Yond Boeke en Patty Krone als Het geluk van de wolf, 2021 voert Cognetti opnieuw het leven in de bergen op. Het lijkt erop dat hij zich heeft vastgeklonken aan het Italiaanse berglandschap van de Valle d’Aosta en er alle aspecten van de natuur en de bewoners tot leven wil brengen. Dat is hem tot hiertoe aardig gelukt want het wereldwijde succes en de verfilming van De acht bergen, 2017 door Felix Van Groeningen zorgden ervoor dat zijn werk en de regio waarover Cognetti schrijft, plotsklaps weer zeer populair geworden is onder de jongere generatie.

Het geluk van de wolf heeft het nogmaals over de adembenemende, woeste Italiaanse Alpen en wil duidelijk een ode zijn aan de natuur en een poëtisch liefdesverhaal.

Babette (Elisabetta) restaurantuitbaatster in Fontana Fredda, Santorso (Luigi Balma) gepensioneerd boswachter en zijn dochter, Dufour, de bekende berggids en beheerder van de Quintino Sella berghut op de Monte Rosa en zijn zoon en dochter Arianna, Pasang Sherpa, Silvia en Fausto, zijn de personages door wiens ogen de auteur alle wederwaardigheden en gebeurtenissen van het harde bergleven probeert in kaart te brengen.

De schildering van de personages en het dagelijkse leven tegen de achtergrond van de immense Alpine bergketen op de achtergrond is als Hokusai’s boek Zevenendertig gezichten op de berg Fudji, 1833 met onder andere de beroemde De grote golf van Kamagawa. Cognetti’s boek bevat zesendertig hoofdstukken en het zevenendertigste dompelt Fontana Fredda in een winterse droomslaap, waarmee het de seizoenencirkel meteen gesloten wordt.

Wat de aanwezigheid van de wolf in het verhaal betreft, die zwerver is ook in de bergen terug en zelfs in een hele roedel. In de lijn van het motto dat het boek meekreeg, zou je kunnen zeggen: het geluk vind je daar waar je echt bent.

Nu trok de tegenstander weg en gaf hem ruim baan. In de bossen was er volop prooi en jagen was makkelijk geworden. De wolf stak zijn snuit in de wind, wachtte tot die weer draaide en hem weer informatie verschafte uit de lagere regionen, en hij werd in zijn vermoeden bevestigd: de geur van mensen was nog slechts het staartje van een geur, het spoor van iemand die is langsgekomen en er nu niet meer is. Hij keek naar de onbewerkte velden, de rookloze schoorstenen en had het idee dat het het zoveelste spookdorp was waar hij op zijn tocht op stuitte. Ja, de tegenstander had aan kracht ingeboet, misschien niet zoveel dat hij onschadelijk was geworden, maar genoeg om het erop te wagen.p.80

Fausto kreeg het boek van Hokusai als afscheidsgeschenk van Silvia aan het einde van de winter die ze samen doorbrachten als kok en serveerster in Babettes restaurantje. Silvia nam een pauze om naar haar vader te gaan en zou in de zomer terugkomen naar de hoge Quintino Sella hut op de Monte Rosa. Op het einde van de zomer daarboven waar ze elkaar regelmatig ontmoetten nemen ze nogmaals afscheid, nu halverwege.

Ze hadden daar met elkaar afgesproken: zij was afgedaald uit de eeuwigdurende winter van de hut en hij was naar boven gekomen vanuit de korte zomer van Fontana Fredda, of wat daar nog van restte. p 168 [Silvia is die dag jarig] Fausto opende zijn rugzak en haalde een verfomfaaid pakje tevoorschijn. Hij zei: Gefeliciteerd met je verjaardag. Sorry van de strik.

Wat volgt is een poëtische verrassing, de romanticus Fausto smeedt plannen. Wordt zijn droom bewaarheid?

Wie de vorige boeken van Paolo Cognetti graag las, zal ook dit verhaal onweerstaanbaar vinden. Je leest het in één ruk uit!

Il ragazzo selvatico – De buitenjongen – Paolo Cognetti****

Il ragazzo selvatico, 2013 van Paolo Cognetti naar het Nederlands vertaald voor De Bezige Bij door Y. Boerke en Patty Krone als De buitenjongen, 2018 sluit aan bij de roman Le otto montagne of De acht bergen, onlangs verfilmd door Felix Van Groeningen en Charlotte Vandermeersch. De film sleepte in mei van dit jaar op het 75ste filmfestival van Cannes de prijs van de jury in de wacht

De buitenjongen is eigenlijk een dagboek dat verhaalt, filosofeert over wat een eenzaam verblijf in een afgelegen, gerestaureerde almhut in de bergen van Val d’ Aosta met een mens doet. De verteller draagt zijn boek op aan Gabriele, locale vacher of koeherder,  en Remigio, verhuurder van de berghut, zijn leermeesters in de bergen en hij schrijft ter nagedachtenis van  Chris McCandles, zijn inspiratiebron.

Winter

Seizoen van de slaap

Ik was dertig en voelde me futloos, verloren en ontgoocheld, zoals je je voelt wanneer iets dat je onderneemt op niets uitloopt.(…) Romans stonden me in die dagen tegen, maar ik voelde me wel aangetrokken tot verhalen van mensen die de wereld hadden afgewezen en de bossen waren ingegaan om de eenzaamheid te ervaren.

Lente

Seizoen van afzondering en beschouwing

Aankomst eind april in de almhut en eerste verkenningstochten van het gehuchtje Fontane waar nog drie andere onbewoonde, vervallen almhutten iets hogerop staan.

Ik vertegenwoordigde tegelijkertijd de meest vooraanstaande en de tot armoe vervallen bewoner, de adelijke grondeigenaar en de trouwe opzichter, de waard de dronkenlap, de rechter, de dorpsgek: ik zat opgescheept met zoveel ik’s dat ik soms ’s avonds een ommetje door het bos ging maken om alleen te zijn.

Hij wil een moestuin aanleggen en moet daarvoor een stuk wilde weide omwoelen. Bij nader beschouwing vindt hij … in bebouwde velden rust de vrijheid.(…) Daar lag mijn vrijheid begraven.En de vrijheid van de reeën. En zelfs de vrijheid van het veld.

Slapen lukt niet goed

Hij leest Walden van Thoreau: Ik heb nooit een kameraad gevonden die zo kameraadschappelijk is als de eenzaamheid. (…) Zo kunnen wij ook dankzij lichamelijke en geestelijke  gezondheid en kracht, voortdurend worden opgebeurd door een soortgelijk maar normaler en natuurlijker gezelschap, en aan de weet komen dat we nooit alleen zijn.

Hij krijgt in juni buren nl. Gabriele, de koeherder, die wat hogerop woont en dagelijks de koeien naar de weide brengt. Omdat hij een paar verdwaalde kalveren weer bij de kudde weet te brengen nodigt Gabriele hem uit op het avondeten.

Ik was niet veel waard als kluizenaar: ik was naar Fontane gekomen om alleen te zijn maar deed niets anders dan gezelschap zoeken. Misschien was het wel mijn situatie die elke ontmoeting zo welkom en zo waardevol maakte. Na twee maanden in de almhut liep tegelijk met de lente ook mijn seizoen van de afzondering op zijn eind.

Zomer

Seizoen van vriendschap en avontuur

Samen koken voor en eten met Gabriele en het Petrus vreugdevuur eind juni aansteken smeedt vriendschap tussen beide ‘subversievelingen’.  Remigio en zijn moeder worden geholpen bij het hooien: Zij bijna tachtig, broodmager, onvermoeibaar, verweerd als boomschors, en ik, stedeling van goede wil met een tere huid, vormden een merkwaardig stel achter de door haar zoon bestuurde tractor.

En Renzo, de alpengids en kliminstructeur, aan wie hij tijdens het hooien terugdenkt, die hem als knaap vertrouwd maakte met het bergklimmen en aan wie hij de mooie herinnering bewaart van ‘onze eigen Himalaya’.

Op een avond wordt hij door Remigio uitgenodigd en ontdekt hij een oude schrijfmachine: Er zat een vel papier in en op het vel één zin: Wie weet of ik ooit weer zo zal kunnen schrijven als vroeger. Het zat er als rwintig jaar en was van zijn vader die daarna overleed. Paolo/ik-verteller herkent zijn eigen twijfel , ik schreef al maanden niet en was bang dat ik nooit meer een letter op papier zou krijgen.

Remigio erft de ouderlijke almhut en restaureert ze helemaal eigenhandig, kan er echter niet wennen zelf en verhuurt ze. Beter het behekste huis te laten aan iemand die dat allemaal niet wist.

In deze almhut belandt Paolo/ik-verteller in de hoop zijn schrijverschap terug te vinden.

Op dagelijkse tochten de gemzen observeren, bivakeren in het wild en Primo Levi lezen en in augustus verblijf krijgen in de afgelegen berghut van Davide en Andrea, twee huttenwaarden, omdat je het trekken beu bent; op zoek gaan naar het meer dat er niet is en vervolgens met Andrea een top beklimmen die de naam van zijn familie droeg en dan met een groepje DE BERGEN IN.

Sommigen vinden het fijn om met een groep te lopen, anderen splitsen zich daar bijna zonder het te willen meteen van af: ik wilde graag naar de kam die ik al een keer had verkend, en ging dus die kant uit. Maar de ik-verteller maakt een inschattingsfout en een harde confrontatie met zichzelf is het resultaat. En dus kwam ik, languit op die steen, tot de conclusie dat mijn onderneming was mislukt.

Herfst

Schrijfseizoen

De ik-verteller komt terug naar de almhut en als lezer komen we heel wat over de verhuurder Remigio te weten; ze maken samen veel avondwandelingen. De ik-vertellers vader duikt op  en nadat hij vertrokken is, begint hij te schrijven. Hij  krijgt gezelschap van de hond, Lucky en geleidelijk aan vertrekken alle almbewoners terug naar het dal. De eerste sneeuw valt, het is oktober en alles valt uit in de almhut: gas , elektriciteit, … het leven in één klap gereduceerd tot de absolute essentie.

‘Het einde is belangrijk in alle dingen’ volgens Hagakure. Er volgt een afscheidsdronk met Gabriele en Remigio.

‘Ik had drie stoelen in mijn huis’, schreef Thoreau ‘één voor eenzaamheid, twee voor vriendschap, drie voor gezelschap.’

Als ik daarboven iets goed heb gedaan, als ik één ding moet uitkiezen waar ik trots op ben, dan is het dat ik voordat ik vertrok mijn vrienden aan dezelfde tafel heb laten aanzitten, dat we het samen fijn hebben gehad.

Wie graag De acht bergen las, zal ook deze novelle erg appreciëren.

Saša Stanišić onderzoekt zijn wortels in ‘Herkomst’- Saša Stanišić over ‘Herkunft’

Saša Stanišić (1978) vluchtte op zijn veertiende met zijn ouders naar Duitsland. Hij debuteerde in 2006 en schrijft verhalen, essays en romans. Met zijn vierde roman, ‘Herkunft’, won hij in 2019 de Deutsche Buchpreis. Afgelopen najaar bracht uitgeverij Ambo|Anthos ‘Herkomst’ uit, de Nederlandse vertaling van die roman, door Annemarie Vlaming. Karolien Berkvens – zelf ook auteur – stelde Stanišić per mail enkele vragen.

© Luchterhand/Ambo|Anthos
De Duitse cover van Herkunft en de Nederlandse cover van Herkomst.

Het is maart 2008. De schrijver Saša Stanišić moet voor de aanvraag van het Duitse staatsburgerschap zijn levensloop beschrijven. Riesenstress! Hij neemt pen en papier en noteert eerst maar eens zijn geboortedatum: 7 maart 1978. Het regende die dag in zijn geboorteplaats Višegrad. En verder? Hij maakt een tabel, dat kunnen ze bij de vreemdelingendienst vast waarderen, en vult gegevens in over zijn schooltijd in Joegoslavië en zijn studie Slavistiek in Heidelberg. Maar nee, een leven als een geordend lijstje, dat komt hem onbetrouwbaar voor. Telkens begint de schrijver opnieuw, maar met ieder antwoord ontstaan nieuwe vragen.
 
Het is oktober 2019. Bij de opening van de Frankfurter Buchmesse ontvangt Saša Stanišić de prestigieuze Deutscher Buchpreis voor zijn roman ‘Herkunft’. De jury looft de grote fantasie en onconventionele aanpak van de schrijver. Met ‘Herkunft’ geeft Stanišić op geheel eigen wijze een antwoord op de vraag, die hem sinds zijn vlucht naar Duitsland (1992) zo vaak is gesteld: waar kom je vandaan?
 
Herkomst, schrijft Stanišić in dit boek, is vaak slechts een constructie, een soort kostuum dat je voor eeuwig moet dragen. Daarom leiden beschrijvingen regelmatig tot gemeenplaatsen, tot Zugehörigkeitskitsch. En dat past noch bij zijn levensverhaal noch bij zijn schrijverschap.
‘Literatuur is voor mij alles, behalve eenduidigheid. Ook het onbegrijpelijke, begrijp ik beter, of laat ik eerder toe, wanneer ik het uit verschillende perspectieven kan bekijken of het verschillende stemmen verleen.’
 
In Herkunft verzamelt Stanišić niet alleen zijn eigen herinneringen aan zijn jeugd in Joegoslavië en zijn puberteit in een Duitse nieuwbouwwijk, maar ook die van zijn ouders – zijn moeder komt uit een familie van seculiere moslims, zijn vader is een Bosnische Serviër – en grootouders.

Sinds de Joegoslavische oorlogen leven de leden van zijn familie verspreid over de wereld, op grootmoeder Kristina na. Zij is altijd in Višegrad (Bosnië en Herzegovina) gebleven. Toen bij haar dementie vastgesteld werd, begreep Stanišić dat de tijd begon te dringen. ‘Terwijl zij meer en meer vergat, probeerde ik zoveel mogelijk over haar leven te weten te komen. Niet alles is voor mij begrijpelijk geworden, maar dat is niet erg. Het was ook een manier om dicht bij haar te zijn in haar laatste jaren.’

‘Herkomst is vaak slechts een constructie, een soort kostuum dat je voor eeuwig moet dragen.’

Zoals er in Kristina’s geheugen gaten ontstaan, zo laat ook Stanišić een zekere speelruimte in zijn boek toe. ‘De onbetrouwbaarheid van onze herinneringen en het verstrijken van de tijd zijn belangrijke thema’s in mijn teksten. Het verleden grijpt in het heden, dat op zichzelf bestaat uit een mozaïek aan verschillende gebeurtenissen die tegelijkertijd plaatsvinden. Zoiets laat zich niet in een lineaire vertelling vatten en daarom dwaal ik bewust af, speel ik met verschillende tijden, onderbreek en weerspreek ik mezelf. Literatuur is voor mij steeds een spel met verschillende variabelen, die ik, door middel van een hopelijk goed verhaal, met elkaar probeer te verbinden’, aldus Stanišić.

Het boek is niet alleen meermaals bekroond, het heeft ook ontzettend veel reacties losgemaakt. ‘Ik vind het heel mooi wanneer mensen die niets met Joegoslavië te maken hebben of die zelf geen oorlogs- of vluchtervaringen hebben, me vertellen dat ze die dingen door mijn boek beter begrijpen.’
 
Want voor Stanišić gaat dit verhaal niet alleen over het verleden. Het restrictieve Europese vluchtelingenbeleid vormde een belangrijke drijfveer tijdens het schrijven. ‘Ik schrijf over identiteit, grenzen en uitsluiting, onderwerpen waar vluchtelingen vandaag de dag ook mee te maken hebben en die een grote rol spelen in het huidige debat. Delen van deze roman zijn mijn persoonlijke, verhalende bijdragen daaraan.’
 
Uit eigen ervaring weet hij dat een behulpzame docent of een toeschietelijke beambte een wereld van verschil kan maken. Maar levensbepalende besluiten zouden niet van toevallige welwillendheid af mogen hangen, vindt Stanišić. ‘Mensenrechten moeten serieus genomen worden en zo snel mogelijk worden omgezet. Alles om dat te doen, is voorhanden.’
 
Zelf kreeg Saša Stanišić overigens in 2013 het Duitse staatsburgerschap.  1

1 . Duitslandinstituut.nl

___________________________________________

Een paar lovende recensies:

Praten over het conflict in ex-Joegoslavië is nog altijd aartsmoeilijk. Stanišić vertaalt dit heikele onderwerp in een persoonlijk verhaal dat tegelijk ontroert en aan het lachen brengt, en daarbovenop veel inzichten biedt. – Karen Billiet in De Standaard 21/11/2020

De blik van Stanišić is poëtisch, met gevoel voor het mythische en het melancholische. Zijn werk doet denken aan dat van andere Slavische rasvertellers van nu, zoals de Poolse Olga Tokarczuk en de Tsjech Jáchym Topol. ‘Een poëet en revolutionair’, noemde het maandblad Rolling Stone hem. Ook in Herkomst, het semi-autobiografische relaas van een ontheemde jongen, is Stanišić lekker op dreef. Dit ‘semi’ vanwege de fantasierijke herinneringen die hij laat doorsijpelen, maar tegelijk confronteert met de werkelijkheid die hij soms liever niet wilde zien. – Annemieke Hendriks in Trouw 31/10/2020

Een ontwikkelingsroman die laat voelen en doet inzien wat het betekent om je land te moeten ontvluchten wegens niets ontziende oorlogsterreur. Dat Stanišić dit moeilijke thema en deze moeilijke herinneringen tegelijk met zoveel lichtheid heeft weten te beschrijven is werkelijk buitengewoon. Dit boek is een absolute ‘must read’ in tijden waarin het oorlogsgeweld en de vluchtelingenproblematiek in Europa en bij uitbreiding op veel andere plekken in deze wereld nog steeds ‘hot issues’ zijn.- BK 16/7/2022

Al het blauw – Peter Terrin****

Enkele maanden geleden werd ik door een artikel in Knack aangezet om deze roman te gaan lezen. De recensie bleef maanden op mijn bureau liggen: een nieuwe van Peter Terrin die een lovende beoordeling kreeg. Ik had hem ook het boek zien voorstellen op De afspraak. Welaan dan, deze week was het eindelijk zover.

Mijn eerste indruk was bevreemding: wie was wie? [Om te weten wat je nog niet weet moet je gaan langs de weg van het niet-weten, BK] In welke romantijd was ik beland? De tachtiger jaren van vorige eeuw bleek even later. De romanruimte: een zwembad, annex café Azzura, een verlaten fabrieksterrein in de buurt en een sociale woonwijk. De personages: Simon, een twintiger en zijn familie en vrienden; Carla, een barmeid en haar John, trucker-eigenaar van Azurra.

Eens doorheen de eerste bevreemdende bladzijden bleek Al het blauw een pageturner die me bleef verrassen, die hoofdstuk na hoofdstuk mijn mening over de personages bijstelde en met name over het hoofdpersonage Simon, de twintiger met een sterke moederbinding die de smaak van de vrijheid proeft en in zijn beslissingen, of het nu om studeren of de liefde gaat, vrij radikaal en onherroepelijk is.

Over het slot van de roman heb ik verbaasd gestaan. Het laat je wat onvoldaan achter en toch … onderschat de auteur niet. Waarom zegt de persoon die op het fabrieksterrein lag/zit wat hij zegt? Waarom zegt/doet Carla wat ze zegt/doet? En Simon?

Geen grootse klassieke tragedie speelt zich hier af, al is de spanning nooit weg en stevent de verhaallijn af op een mogelijke catastrofe voor de hoofdpersoon. Het gaat veeleer om een probleemsituatie in mineur, waarin de hoofdspelers, gedreven door de egocentrische driften van passionele liefde en haat, uiteindelijk elk een uitweg moeten zoeken.

Wat anderen over de roman schreven:

Al het blauw is meer geworteld in een wereld die ook de onze zou kunnen zijn, in tegenstelling tot veel van Terrins andere werk, waarin de wereld opmerkelijk grauw, hard en onverschillig is – tot in de details. De personages ondergaan nu eens niet de extreemste dingen (zoals een brute moord in Blanco, een persoonsverwisseling in Patricia of een dochtertje in coma in Post Mortem), maar hebben alledaagsere zorgen: een slecht huwelijk, een heimelijke verliefdheid, een kinderwens. – de Volkskrant 12/02/2021

Peter Terrin wil naar eigen zeggen zijn verhalen niet laten bezoedelen door zijn ‘schrijvende, formulerende ego’. Hij is de kok die zijn gerechten niet kruidt om zo de pure smaak van de ingrediënten te bewaren. Maar als die niet van topkwaliteit zijn, hou je gewoon zoutloos eten over.

Wat dus, als het verhaal het soapniveau niet overstijgt? Wat als het een simpel affaire-scenario over een zoekende bijna-twintiger, een barvrouw van 41 en haar echtgenoot met losse handjes betreft? Dan volstaat het niet om in de eerste zin een lichaam te droppen op het parkeerterrein van een verlaten fabrieksgebouw en de hele roman te laten drijven op de vraag wie van de drie plat op de rug eindigt. Dan heb je talige bravoure nodig om de lezer bij de liefdesles te houden.

Nu is de westerse literatuur grotendeels gebouwd op het soort amoureuze driehoek die Terrin in Al het blauw beschrijft. Daar mogen we Terrins voorgangers dankbaar voor zijn, maar dat we hun verhalen over onstuimige liefde, gekrenkte eer en andere al te menselijke aangelegenheden vandaag nog lezen, heeft meer te maken met hun stijlgevoel dan met de precieze constellatie van de drie lichamen in hun verhalen.

Helder schrijven is niet hetzelfde als stijlloos schrijven. Af en toe rijgt de man die in 2012 met Post mortem de AKO Literatuurprijs won, zijn bijzinnen aaneen tot een herkenbaar, troostend of onheilspellend beeld. Terrins romans komen tot leven in de sfeer die de schrijver steeds weet te creëren. Ook deze in de jaren 80 gesitueerde vertelling over liefde aan de rand van een zwembad en van het maatschappelijk aanvaarde krijgt kleur wanneer Terrin de omgevingsgeluiden opsomt die zijn hoofdpersonage hoort in de avondzon, of wanneer hij de geur van een zwembadcafé en de witte aanslag op de ramen omschrijft. Op de momenten waarop Terrin zichzelf toestaat om buiten de grenzen van het strikt verhalende te treden, krijgt zijn roman een in de klare lijn opgetekend gezicht.

Terrins uitgepuurde stijl en zijn fotografenblik lenen zich perfect voor het detail van een momentopname, maar de al te zuivere zinnen zorgen ook om de zoveel bladzijden voor een banaal stukje dialoog, een al te letterlijke explicitering van een gevoel of een weinigzeggende karakterbeschrijving. Aan het einde ken je de lievelingskleur van de hoofdpersonages, maar weet je nog steeds niet wat hen nu zo onherroepelijk in elkaars armen dreef.

Peter Terrin schrijft steevast volgens het ‘stille waters hebben diepe gronden’-principe. Hij weet vakkundig de indruk te wekken dat er heel wat sluimert onder het spiegelende blauwe oppervlak van zijn vertelling, maar je kunt sfeer scheppen tot het putje leeg is, af en toe wil een lezer ook simpelweg kopje-onder gaan in een overdonderende zin. – De Standaard 13/02/2021

Dankzij de boeiende personages, de geslaagde perspectiefwissels en Terrins prikkelende stijl staat Al het blauw garant voor een intense leeservaring. Al het blauw is onmiskenbaar Terrin, maar toch ook weer anders. Het is zowel een talige als visuele trip, werelds en onwerelds tegelijkertijd, het vertelt een intiem, melancholisch verhaal op een bijna zuiver, afstandelijk wijze. Al het blauw doet verlangen naar ‘al het blauw’een glimp van het goddelijke gedurende één ogenblik. Achteraf zal het lijken alsof twee levens elkaar kort schampten, zoals de auto’s in de aanrijding uit de epiloog, voor ze de richtingaanwijzer aanzetten en elk een andere richting uit rijden. Maar ook wat kennelijk geen impact heeft gehad, vormt een onmiskenbaar deel van wie of wat we zijn: ‘In haar achterhoofd daagt een verre herinnering, aan liggen op de grond en staren naar het blauw, aan het gevoel op te stijgen in een duizelingwekkende vrijheid.’ – de Reactor 10/05/2021

In Al het blauw legt Peter Terrin de nadruk op wat we zien en voelen, niet op wat we zouden moeten zien en moeten voelen, niet op de expliciete emoties van zijn figuren. – De Groene 24/02/2021

Eternal Echoes – John O’Donohue

Celtic Reflections on Our Yearning to Belong

“Longing is the transfiguration of aloneness,”  schreef David Whyte. De alchemie van die transfiguratie is wat de grote Ierse dichter en filosoof  John O ‘Donohue (1956 -20008) onderzoekt in Eternal Echoes, een immens inzichtelijke blik op de eeuwige turbulenties van het menselijke hart, gevoed door oude wijsheid en gericht op de moderne levenservaring.

O’ Donohue:

We live in a world that responds to our longing; it is a place where the echoes always return, even if sometimes slowly… The hunger to belong is at the heart of our nature. Cut off from others, we atrophy and turn in on ourselves. The sense of belonging is the natural balance of our lives… There is some innocent childlike side to the human heart that is always deeply hurt when we are excluded… When we become isolated, we are prone to being damaged; our minds lose their flexibility and natural kindness; we become vulnerable to fear and negativity.

[…]

The ancient and eternal values of human life — truth, unity, goodness, justice, beauty, and love — are all statements of true belonging; they are the also the secret intention and dream of human longing.

En hoewel we verlangen naar integrate, we zijn toch fundamenteel gefragmenteerd. De dynamische interactie tussen deze beide polen, argumenteert O’Donnohue, is een animerende centrale kracht voor de menselijke ervaring.

No thing is ultimately at one with itself. Everything that is alive holds distance within itself. This is especially true of the human self. It is the deepest intimacy which is nevertheless infused with infinite distance. There is some strange sense in which distance and closeness are sisters, the two sides of the one experience. Distance awakens longing; closeness is belonging. Yet they are always in a dynamic interflow with each other.

[…]

Our hunger to belong is the longing to find a bridge across the distance from isolation to intimacy.

Zoals onze behoefte de kaart van onze onvolkomenheid uittekent, voorziet ze tegelijk de essentiele emotionele intelligentie voor echte menselijke verbondenheid. Ons verlangen om erbij te horen brengt ons dichter bij onszelf en uiteindelijk ook bij elkaar.

O’Donohue schrijft:

There is a huge abyss within every mind. When we belong, we have an outside mooring to prevent us from falling into ourselves.

[…]

There is a lovely balance at the heart of our nature: each of us is utterly unique and yet we live in the most intimate kinship with everyone and everything else… Our hunger to belong is the desire to awaken this hidden affinity.

En toch is erbij horen altijd overanderlijk onvolledig. Het subtiele gevoel van thuisloosheid die deze onvolkomenheid in ons zaait, is het begin van elke creatieve impuls. O’Donohue overweegt hoe we interpoleren tussen ons verlangen naar verbondenheid en de noodzakelijke eenzaamheid die de creatieve impuls doet ontstaan:

There is a divine restlessness in the human heart. Though our bodies maintain an outer stability and consistency, the heart is an eternal nomad. No circle of belonging can ever contain all the longings of the human heart. As Shakespeare said, we have “immortal longings.” All human creativity issues from the urgency of longing.

The restlessness in the human heart will never be finally stilled by any person, project, or place. The longing is eternal. This is what constantly qualifies and enlarges our circles of belonging. There is a constant and vital tension between longing and belonging. Without the shelter of belonging, our longings would lack direction, focus, and context; they would be aimless and haunted, constantly tugging the heart in a myriad of opposing directions. Without belonging, our longing would be demented. As memory gathers and anchors time, so does belonging shelter longing.

Als het verlangen sterft, houdt de creativiteit op. De zware taak van het mens-zijn is om verlangen en verbondenheid in evenwicht te brengen, zodat ze met en tegen elkaar werken om ervoor te zorgen dat alle mogelijkheden en gaven die in de klei van het hart slapen, in dit ene leven kunnen worden gewekt en gerealiseerd.

Hoe dat kan, onderzoekt hij verder in dit zeer inspirerende en mystiek-poëtische boek. Het staat garant voor uren boeiende literatuur die in alle eenvoud naar de diepste verlangens en behoeften peilt van elke mens. Het is een boek dat vanuit de ervaring van moederlijke geborgenheid op fenomenale wijze de link legt naar verbonden- en geborgenheid met en in de Natuur en de hele ons omringende Kosmos.

Meer weten over John O’Donohue ? klik dan hier

%d bloggers liken dit: