Kom nog even naar mij kijken straks – Edward van de Vendel

‘Beeldspraak’ is de podcast van Poëziecentrum. In deze maandelijkse reeks praat een kenner/liefhebber met een dichter over zijn/haar nieuwe dichtbundel.

In deze aflevering praat Ester Naomi Perquin met Edward van de Vendel over het Poëziegeschenk 2024. Speciaal voor de Poëzieweek schreef Van de Vendel een cyclus van 10 zeer persoonlijke gedichten voor volwassenen.

Edward van de Vendel is een Nederlandse auteur en vertaler van kinder- en jeugdboeken. Hij debuteerde in 1996 met ‘Betrap me!’. Zijn werk werd sindsdien vele malen bekroond met onder meer de Gouden Poëziemedaille.

Ester Naomi Perquin is een Nederlandse dichter. Zij debuteerde in 2007 met de bundel ‘Servetten halfstok’. Ze werd bekroond met onder meer de VSB-prijs en de Herman de Coninckprijs. In 2017 werd ze Dichter des Vaderlands in Nederland.

Edward van de Vendel is een Nederlandse auteur en vertaler van kinder- en jeugdboeken. Hij debuteerde in 1996 met ‘Betrap me!’. Zijn werk werd sindsdien vele malen bekroond met onder meer de Gouden Poëziemedaille.

Ester Naomi Perquin is een Nederlandse dichter. Zij debuteerde in 2007 met de bundel ‘Servetten halfstok’. Ze werd bekroond met onder meer de VSB-prijs en de Herman de Coninckprijs. In 2017 werd ze Dichter des Vaderlands in Nederland.

Poëzieweek 2024: thema ’thuis’

Het huis van de poëzie bestaat uit meer dan louter bakstenen. Dichters bouwen huizen uit herinneringen, geuren en kleuren. Ze beschrijven de huizen van onze jeugd en de straten van onze dromen. Ze schrijven hun gedichten op een hoekje van onze keukentafel en turen naar de schilderijen aan onze muren. De mooiste woorden ontspruiten vaak op de plek waar we ons het meest thuis voelen.

Tijdens Poëzieweek 2024 bouwen we samen grote en kleine huizen in gedichten. We komen thuis in steden of op het platteland, we verhuizen onze verzen van streek naar streek en beschrijven nieuwe en oude landen in levendige letters. Poëzie kan mensen vieren, verwelkomen en zich thuis doen voelen. Het kan ook de troost van een warme thuis bieden op moeilijke momenten van afscheid, rouw en verdriet. Samen schuilen we onder het dak van de poëzie.

Edward van de Vendel schrijft het Poëziegeschenk 2024 met als titel ‘Kom nog even naar mij kijken straks’. Het resultaat kun je lezen vanaf 25 januari 2024, Gedichtendag, en gedurende de hele Poëzieweek door een Poëziegeschenk te bemachtigen via jouw deelnemende boekhandel. Je krijgt het Poëziegeschenk gratis bij aankoop van minstens €12,50 poëzie! De cover werd fraai vormgegeven door Armée De Verre.

Daarnaast bieden de deelnemende boekhandels ook gratis de Gedichtendagposter aan. Hierop staat een gedicht uit het Poëziegeschenk. De poster wordt vormgegeven in dezelfde stijl als het Poëziegeschenk.

Bron: Poëzieweek 2024

Zevenduizend eiken – A line made by walking – Sara Baume****

Sara Baume schrijft een boek over rouw die tegen wil en dank ervaren wordt.

Het kunstwerk ‘Zevenduizend eiken’, door Joseph Beuys in 1982 gepresenteerd, kent geen definitieve vorm. Aanvankelijk bestond het uit een massief blok van zevenduizend basalten zuilen. En potentieel evenveel bomen. Elke eik die in de jaren erna in en om kunststad Kassel geplant werd, kreeg een van de zuilen mee.

Zo werd het oorspronkelijke basalten sculptuur steeds kleiner, terwijl het gehele project groeide. Een positief en sociaal kunstwerk, aldus Beuys, dat decennia later nog steeds continu van vorm verandert. De eiken groeien, worden ziek, er rijden auto’s tegenaan, ze zaaien zichzelf uit.

Al deze dingen heb ik niet geleerd uit Sara Baumes roman ‘Zevenduizend eiken’, maar wel dankzij het boek. Hoofdpersoon Frankie, 25 jaar oud, is opgeleid tot beeldend kunstenaar maar leeft van het witten van museummuren. Dwangmatig overhoort ze zichzelf over kunst. Bij alles wat ze ziet en ervaart, de hele dag door. Het waait – kunst over wind. Er is kunst over opstaan, over verdwalen, over vogels, over alle aspecten van het leven. Er horen namen en jaartallen bij, die Frankie meestal wel kan opdiepen uit haar hoofd.

Geruststellend is dat maar zeer ten dele. Vooral verhoogt het haar besef dat alles wat je kunt bedenken al bestaat. Anderen hebben dat al voor je gedaan. Frankie is, kortom, nutteloos.

En depressief. Daar praat ze liever niet over. Als enige, lijkt het wel. Vooral in de media komt ze steeds meer mensen tegen die over hun al dan niet voorbije somberheid vertellen. Aanvankelijk vooral beroemdheden en semiberoemdheden, toen wederhelften van semiberoemdheden, ‘en nu kan iedereen met een vlotte babbel zendtijd krijgen om over zijn of haar verschrikkelijke strijd te praten.’

‘Iedereen’, het is een verdacht concept voor Frankie. Zozeer zelfs dat ze haar baan en huis in het drukke Dublin opzegt en op het bladstille Ierse platteland in het huis van haar overleden oma trekt. Frankie’s ouders vinden het een slecht plan. Net als iedereen (daar heb je ze weer) zijn ze ‘bang om helemaal alleen te zijn en vertrouwen ze het niet als mensen daar bewust voor kiezen.’

In de sjofele bungalow van haar grootmoeder wil Frankie zonder dat iemand het ziet of zich ermee bemoeit ‘beter worden’. Wat dat inhoudt lijkt ze niet heel helder te hebben. De manier waarop ook niet. Ze ligt languit op haar oma’s stoffige tapijt, wacht, en overhoort zichzelf. Kunst over tapijt. Kunst over zijn.

En kunst over niet zijn. Te midden van de wilde natuur is het eerder de dood dan het leven, die zich aan Frankie opdringt. Dieren ‘kiezen haar uit’ om bij dood te gaan. “Op de een of andere manier weten ze me altijd te vinden. Ze verstoppen zich in diepe, donkere greppels, klaar om zich voor de wielen van mijn Ford Fiesta te werpen.”

En dan is er oma. Frankie weet niet precies hoe haar overlijden eruitzag. En of er een link is met de boom die in haar tuin omviel. Wel is ze ervan doordrongen dat haar grootmoeder, anders dan zijzelf, bijzonder was. Onverschrokken, origineel, autonoom. Iemand die met alle ramen open leeft. Iemand die niet te vervangen is door een jonger exemplaar, anders dan de bomen bij Beuys.

‘Zevenduizend eiken’ is een boek over rouw die tegen wil en dank ervaren wordt – want Frankie vindt eigenlijk dat ze geen recht heeft op verdriet. “Kleinkinderen mogen zich de dood van een grootouder niet toe-eigenen.” De treurnis die ze desondanks doormaakt loopt parallel aan die om het verlies van haar vroegere dromen – herkenbaar terrein voor Baume, die als jonge kunststudent al stiekem haar speech voor het winnen van de Turnerprijs oefende.

Met haar associatieve rondleiding door het hoofd van Frankie schetst ze hoezeer we onszelf een farce voorhouden door uit te gaan van ‘maakbaarheid’ van het bestaan. Juist door ijverig een toekomst na te streven, maakt Frankie haar eigen plannen stuk. En als ze, niet langer omringd door ‘iedereen’, tot oorspronkelijke ideeën komt, heeft ze het zelf niet werkelijk in de gaten.

Dat Baume dat laat gebeuren, en niet zwicht voor de verleiding om de zaken voor haar hoofdpersoon op te lossen, is een teken van haar eigen soevereine schrijverschap.

Sara Baume’s gefriemel

Wanneer de Ierse Sara Baume (1984) niet schrijft, ‘maakt ze dingen’, vertelde ze aan de Irish Times. “Ik noem het geen kunst, eerder mentaal gefriemel.”

Al jong beweegt Baume zich tussen beeldende kunst en literatuur – als consument en maker. Ze studeerde aan de kunstacademie, naar eigen zeggen zonder daar veel ‘praktische vaardigheden’ op te doen, en volgde aansluitend een opleiding Creatief Schrijven. Opnieuw bleken haar ambities geen garantie voor erkenning.

De vijf jaren die het daarna duurde voor ze haar verhalen gepubliceerd kreeg, ervoer Baume als ‘somber en wanhopig’, zei ze in The Guardian. Bovendien was ze zo arm, dat ze van Dublin moest verhuizen naar een huis zonder verwarming op het platteland.

Toch boden juist die tegenslagen haar een basis voor haar eerste twee romans. In ‘Stommelen stampen slaan’ vertelt ze het verhaal van outsider Ray, die een vriendschap aangaat met een hond.

In ‘Zevenduizend eiken’ kiest kunstenares Frankie ervoor om niet langer alleen figuurlijk, maar ook letterlijk alleen op de wereld te zijn.

Met ‘Stommelen stampen slaan’ haalde Baume een hele reeks nominaties binnen, en won er enkele. Ook opvolger ‘Zevenduizend eiken’ is internationaal goed ontvangen.

Baume is op het platteland blijven wonen. Ze heeft inmiddels niet alleen verwarming, maar ook een eigen atelier. Niet langer gegijzeld door ambities maakt ze daar wat ze wil.

Met dank aan Vrouwkje Tuinman en Trouw (12/5/2018) voor deze recensie

Een beklijvende roman die me dagen in de ban heeft gehouden en een aantal van de aangehaalde kunstwerken deed opzoeken. Een absolute aanrader die inderdaad traag gelezen wil worden en om een lezer vraagt die zich niet stoort aan de handelingen, emoties en creativiteit van mensen die om één of andere reden van het paadje af zijn geraakt. Het is een juweeltje van aandachtige natuurobservatie, persoonlijke psychische survival en de beschrijving ervan.- BK

De storm – Jens Christian Grøndahl

In oktber 2019 verscheen bij Uitgeverij Meulenhoff de roman, De storm (Inde fra stormen, 2018) van de Deense schrijver Jens Christian Grøndahl, in een vertaling van Femke Muller.

De flaptekst vat het verhaal als volgt samen: schrijver Adam Huus en zijn vrouw Harriet rijden door een hevige storm naar Jutland. Ze hebben hun comfortabele leven in Kopenhagen opgezegd om voor de demente vader van Harriet te gaan zorgen. Dan krijgt Adam een telefoontje. Rebecca, zijn dochter uit een vorig huwelijk, heeft grote problemen en in in staat van psychose een vliegtuig in gestapt. Adam reist halsoverkop terug naar Kopenhagen in de hoop iets voor haar te kunnen betekenen.  Ook zijn zoon, met wie hij nauwelijks contact heeft, doet ineens een beroep op hem.

Als Adam onverhoopt verwikkeld raakt in een schandaal lijkt zijn tanende schrijcerscarrière voorgoed voorbij. Het verleden van Adam haalt hem met onverwacht veel kracht in en zijn leven is plots net zo heftig als de storm die over het land raast. Hij wordt gedwongen voor het eerst in zijn leven zijn eigen twijfels onder ogen te zien.

De storm is een eigentijdse roman over de breekbaarheid van het leven en de kwetsbaarheid van relaties.

De storm heeft veel zeggingskracht, maar voor het eerst heeft Grøndahl daar een sterk autobiografisch element aan toegevoegd. Uiteraard, zoals het binnen een roman betaamt, zijn de scheidslijnen tussen feit en fictie diffuus. Het is eerder een rookgordijn die de mogelijkheid schept om werkelijk alles te schrijven. Persoonlijke ervaringen in combinatie met verbeelding om te laten zien hoe de mens op bepaalde situaties reageert. De roman die bij de lezer eerder vragen oproept, dan deze beantwoordt.

In feite is De storm een roadnovel, een ideale setting om in zekere zin ‘vaart’ te houden in het verhaal. De bespiegelingen van Adam komen voornamelijk bij hem op tijdens het rijden, met op de achtergrond het constante, enigszins geruststellende, zoeven van de wielen. (En zo nu en dan een achtergrondmuziekje op de autoradio.) De schrijver van De Storm, weet via het schrijvende personage Adam ook van een afgezaagd verhaal als ‘de eerste ontmoeting’, het begin van een liefde, nog iets bijzonders te maken, juist door het te veralgemeniseren, het fenomeen te analyseren.

Adam weet waar het allemaal misgelopen is. Hij heeft alleen rekenschap gegeven aan zijn personages, het schrijfwerk vóór alles laten gaan. Met die wetenschap moet hij in het reine zien te komen. Grøndahl spaart in dat kader bij monde van Adam ook zichzelf niet. En schetst daarnaast een behoorlijk ontluisterend beeld van de literaire wereld. Het is zijn eerste roman waarin zo nadrukkelijk een schrijver fungeert. Dat kan bijzonder irritant zijn, maar Grøndahl zelf piept er ondanks de ‘gelijkenissen’ niet doorheen. Het is het optimaal gebruiken van je eigen observaties om de tijdsgeest te vatten, om een afgebakende wereld te openen. Jens Christian kan middels deze tekst ook zijn eigen overwegingen en bedenkingen onderzoeken, waarachtig, oprecht, maar toch met de reserve, de versluiering zo men wil, van het gekozen perspectief.

Thematisch komen allerlei hete hangijzers van de moderne maatschappij aan de orde, als kleine zijlijnen, waar je als lezer even bij stilstaat om je eigen visie te bestuderen, misschien zelfs bij te stellen.

We leven allemaal in geleende tijd met betrekking tot relaties, tot de liefde. Op zijn best bevinden we ons in het oog van de storm, blijken achteraf de meest verschrikkelijk opgeblazen kwesties niet meer dan een storm in een glas water. Tot slot verzucht Adam nog dat het slechte tijden zijn voor verhalend proza. Er zijn steeds meer mensen die gaan rondneuzen in het overige doen en laten van de schrijver in plaats van zijn boek te lezen. Dat is, in deze tijden met een sterke behoefte aan het ‘waargebeurde’ verhaal, een verzuchting die een waarachtige schrijver zoals Grøndahl terecht maakt, een legitimatie ook voor de aanpak die hij heeft gehanteerd in deze gloedvolle roman De storm.

Bron: Guus Bauer in TZUM

Dit boek van Grøndahl, al lijkt het een oppervlakkige pageturner over reële hedendaagse familiesituaties, nodigt toch uit om te reflecteren over de gedachten, de korte bespiegelingen die her en der onverwacht opduiken en die de diepere laag van het verhaal uitmaken. Adam Huus en de auteur die hem in het leven riep, vertelt vanuit een levenswijsheid die zich blijkbaar slechts met een zekere leeftijd aandient.

Ansigterne – De gezichten – Tove Ditlevsen****

De Deense Tove Ditlevsen (1917 – 1976) werd jarenlang gezien als een schrijver die niet in de literaire kringen van haar tijd paste: ze was een huisvrouw uit de arbeidersklasse met vier gestrande huwelijken en een sluimerende drugsverslaving, waar ze ook nog eens openhartig over schreef.

Ze bouwde tijdens haar leven een grote schare fans op, maar werd ook door menigeen neergesabeld. Nu wordt haar rauwe en springlevende oeuvre wereldwijd herontdekt.

De gezichten (1968) uit het Deens vertaald door Lammie Post – Oostenbrink voor Das Mag in 2022, is Ditlevsens eerste roman die in het Nederlands vertaald werd: het is haar meest duistere roman, waarin ze diep en pijnlijk eerlijk doordringt tot de donkerste hoeken van de menselijke geest.

Enkele recensies

Op het eerste gezicht ontvouwt ‘De gezichten’ zich als een spannende psychologische thriller in de stijl van de betere Hitchcock. Lise lijkt langzaam haar verstand te verliezen – of is dat gewoon wat haar overspelige man en haar kindermeisje haar willen doen geloven? Het fijne aan ‘De gezichten’ is dat je na drie hoofdstukken dénkt te weten waar het naartoe gaat, waarop Ditlevsen haar verhaal een andere kant op stuurt. Lise blijkt allerminst een betrouwbare verteller en glijdt almaar verder af in de waanzin. Vanaf dan is het als lezer aanklampen en vrolijk mee ontsporen. Lise raakt verstrikt in een web van waanvoorstellingen, ingebeelde stemmen, complottheorieën en gewelddadige fantasieën. Ditlevsen brengt die waanzin goed, akelig goed tot leven. Zin en waanzin, gek en normaal zijn bij haar geen tegengestelden, het zijn geliefden die voortdurend in een gevaarlijke dans met elkaar verwikkeld zijn. Uiteindelijk is Lises ontsporing ook maar de overtreffende trap van wat elke mens kan overkomen. Door deel te nemen aan de wereld nemen we elke dag het risico dingen te voelen – de eerste stap naar waanzin, zo weet ook Ditlevsen. ‘En wil je bevrijd worden van gemis en verdriet, dan moet je niets op aarde liefhebben.’ Zelf gooit Ditlevsen vooral hoge ogen met haar combinatie van messcherp psychologisch inzicht (‘Rust was niet bestaan in het bewustzijn van andere mensen’) en haar klassieke maar heldere schrijfstijl: armen die iemand wiegen ‘als lauw water’, een gezicht dat eruitziet ‘als een oude handschoen’. Net als veel meesterwerken balanceert ‘De gezichten’ soms op het randje van de onleesbaarheid. Wanneer we samen met Lise de psychiatrie induiken, wordt Ditlevsens proza zo beklemmend dat je naar adem gaat happen. De auteur schenkt haar hoofdpersonage, en daarmee haar lezer, ook geen verlossing aan het eind. Daarvoor was ze waarschijnlijk te zeer doordrongen van de onrechtvaardigheid van het bestaan: ‘Het leven bestond uit een aantal piepkleine, onopvallende gebeurtenissen en je werd omvergelopen als je er ook maar eentje over het hoofd zag.’ – Margot Kennis, Humo, 18 januari 2022

De gezichten is een aangrijpende roman over een vrouw die er niet in slaagt een goede moeder te zijn, en dat is in 2022 nog altijd taboedoorbrekend. ­Ditlevsens opgewekte toon en scherpe pen zijn lange tijd haar uitweg geweest en voorkomen ook dat dit verhaal loodzwaar wordt. Schrijven was haar reddingsboei. ‘Ik ben Lise Mundus. Morgen ga ik naar huis en begin aan het schrijven van een nieuw boek.’ En zo deed ook Ditlevsen, tot ze echt niet meer kon. – Maria Vlaar, De Standaard, 19 maart 2022

Ook wanneer ze Lise helemaal het aartsdonkere pad opstuurt, blijft Ditlevsen schrijven met een onwaarschijnlijke helderheid en een verbluffend taalvermogen. Voortdurend welt haar talent voor de treffende vergelijking op. “De liefde hing zo broos als een uitgerekt stuk gaas tussen hen in.” En: “Zijn blik was als een stervend licht achter micaglas in een boerenkachel.” De ongenadige kracht van dit prangende proza doet welhaast The Bell Jar van Sylvia Plath verbleken en kan niemand onberoerd laten. Eremetaal ook voor vertaalster Lammie Post- Oostenbrink, die Ditlevens stijl en cadans zo volkomen recht lijkt te doen. – Dirk Leyman in De Morgen, 12 februari 2022