Proloog Dieric Boutsjaar Leuven in Museum M en de Sint-Pieterskerk

Het Boutsproject van M Leuven (20 oktober 2023 – 14 januari 2024) geeft Dieric Bouts een nieuwe plaats in de kunstgeschiedenis. Nooit eerder kwamen zoveel werken van de Vlaamse meester bijeen in zijn thuisstad. Bovendien krijgen we een totaal nieuwe kijk op werk van meer dan vijf eeuwen oud — door het radicaal
te confronteren met de beeldcultuur van vandaag.
‘1

Gedurende een lezing, in een venueruimte van M, over ‘the making of’ de Boutstentoonstelling door Isabelle Van den Broeke, diensthoofd tentoonstellingen, werd het ons duidelijk wat de opbouw van zo een groots project met zich brengt. Welk perspectief of welke invalshoek wordt vastgelegd en welke experten kunnen daarvoor aangetrokken worden? Welke werken kunnnen naar Leuven gehaald worden? Welke budgetten zijn ervoor beschikbaar? Hoe zit het met de verplaatsingen van de werken en de verzekeringen ervoor? Welke onderhandelingen moeten gevoerd worden en welke ruilafspraken kunnen toegestaan worden? En het Stadsfestival dat ermee gepaard zal gaan: welke activiteiten worden op dat vlak gepland? Kortom een interessante uiteenzetting voor elke leek in deze materie.

Hoogaltaar – gids geeft uitleg over de Sacramentstoren (links) in Sint- Pieterskerk.

Nadien werd de groep van een 40-tal personen gesplits en trokken we met 2 gidsen naar de Grote Markt voor een rondleiding in de Sint-Pieterskerk. Topstukken hier waren, naast de interessante geschiedenis van het ontstaan van de kerk en de restauratieactiviteiten doorheen de jaren, de prachtige polychrome Sedes Sapientiae, de Maquette van de westertoren, de Sacramentstoren, het antieke houten koorgestoelte, het doksaal (Tussen hemel en aarde) waarop het Triomfkruis, De Edelheeretriptiek kopie van Rogier van der Weydens Kruisafneming en last but not least de twee triptieken Het Laatste Avondmaal en Het martelaarschap van de Heilige Erasmus van Dieric Bouts.

UTF-8 Tilman Riemenschneider, 1495 – Maagd vd Annunciatie – foto: frie peeters

Wie op dat ogenblik nog zin en tijd had kon de prachtige tentoonstelling Albast in M gaan bezoeken met audiogids. Ook dat werd een mooie, verrassende ervaring. Het verschil leren kennen tussen vb. carreramarmer en albast, of over hoe de herkomst van het albast van elk beeld kan teruggevoerd worden tot diverse albastgroeven in Europa als Nottingham (UK), Harz (DE), Volterra (IT), Andorra (ES), de Alpen (FR); over de ontginning ervan als eerder kleine knollen en het werk dat nodig is om een groot beeld daaruit samen te stellen, of hoe de rijken het materiaal prefereerden boven goud voor hun graftomes …

Safe in their albaster chambers -
Untouched by Morning
And untouched by noon -
Sleep the meek members of the Resurrection [...]

Emily Dickinson - 'Safe in their Albaster chambers'
Slapende nimf, Willem van den Broecke (toegeschreven aan), ca. 1560 © Rijksmuseum, Amsterdam

De hele tentoonstelling is tot stand gekomen door de samenwerking tussen het Musée du Louvre, Parijs en M museum, Leuven. Enkele topstukken werden daarvoor naar M gehaald zoals het Grafmonument van Philippe Chabot (Musée du Louvre) en La Mort de Saint- Innocent (Musée du Louvre). Maar ook topstukken uit de Lage Landen, die het centrum waren van de albastkunst in Europa de 16de en 17de eeuw, kregen er een plaats. In de renaissance, werden ook albasten altaarstukken en retabels zeer populair in Europa. Een prachtig sluitstuk van de tentoonstelling is in dit verband het Sint -Annaretabel uit de Celestijnenkerk van Heverlee. Het retabel is gewijd aan Anna en aan haar rol in de verlossingsgeschiedenis. Omwille van haar belang in de menswording van Christus en de verlossing van de mensheid als moeder van Maria en grootmoeder van Christus, werd zij sinds het einde van de vijftiende eeuw vaak vereerd. Anna zelf komt slechts een keer op het retabel voor, in het allereerste paneel linksonder dat de Geboorte van Maria toont. 2

Sint-Annaretabel van Robrecht Colyns de Nole (17de eeuw)- Celestijnenkerk – Hevrelee

Wist je ook dat vandaag de dag albast nog steeds veelvuldig gebruikt wordt voor kunst én kitsch? Het materiaal heeft een heel eigen geschiedenis met de Lage Landen als toonaangevend centrum. Omdat het albastverhaal niet eindigt in de 17de eeuw heeft M ook albastsculpturen van een hedendaagse albastkunstenaar, de Belgische Sofie Müller, opgenomen in de tentoonstelling. In haar praktijk staat de materialiteit van het albast centraal: de ruwheid van de albastknol tegenover de fluwelen zachtheid van het gepolijste eindproduct. Het is op dit spanningsveld dat ze de fragiliteit beitelt van de menselijke psychologie, de imperfectie van de mens.

Sofie Muller (1974°) 2016 / 2020- foto’s: frie peeters

Nog tot 26 februari in M: Albast

Bronnen:

  1. Pers en Media M info: Boutstentoonstelling
  2. Website Barok in Vlaanderen/Vlaamse kunstcollectie

Het oratorium Theodora (1749) van Georg Friedrich Haendel (1685-1759) – Em. prof. Ignace Bossuyt -KU Leuven, Faculteit Letteren, Onderzoeksgroep Musicologie

De schepping van het oratorium in het Engels staat op naam van de geïtalianiseerde Duitser Georg Friedrich Haendel. Vooral vanaf 1739, toen de interesse voor de Italiaanse opera in Londen begon te tanen, legde Haendel zich toe op het oratorium, zoals de opera een bij voorkeur dramatisch genre, maar niet-scenisch uitgevoerd (al bood het soms wel mogelijkheden daartoe), overwegend op Bijbelse thema’s (vooral het Oude Testament). Ze zijn wel niet te beschouwen als ‘religieuze’ en nog minder als ‘liturgische’ werken. De Engelse oratoria werden overigens in dezelfde theaters uitgevoerd als de Italiaanse opera’s en niet in kerken. Het etiket ‘religieus’ kregen ze vooral opgekleefd door het overweldigende (en duurzame) succes van Messiah (1741), dat, zoals Israel in Egypt, geen dramatisch, maar een episch koor-oratorium is, exclusief gebaseerd op Bijbelteksten, zonder echte intrige en veeleer contemplatief van aard. De andere oratoria zijn geschreven op speciaal geschreven libretti, zoals de Italiaanse opera’s, waarin sterke, heldhaftige personages optreden, een thematiek die erg in de smaak viel van het Engelse publiek wegens de combinatie van ontspanning en ‘lering’, ‘entertainment and edification’. Het ‘belerende’ is vaak ook doordrongen van patriottische ideeën, met name de verheerlijking van het Engelse koningshuis (zoals Judas Maccabaeus, gecomponeerd na het neerslaan van een opstand in Schotland.

Haendels voorlaatste oratorium Theodora is qua thematiek een uitzondering omdat het gebaseerd is op een vroegchristelijke heiligenlegende, dat de componist uitwerkt als een bijzonder sterk drama, met uitstekende karaktertekeningen. Zoals steeds bij Haendel neemt het koor een centrale plaats in: het neemt actief deel aan de handeling of geeft moraliserende commentaar (zoals in het Griekse drama en onder invloed van de toneelwerken van de Franse auteur Jean Racine). De stilistische veelzijdigheid van de koren is verbluffend. Daarnaast bevat het oratorium de ingrediënten typisch voor de opera: verhalende en dramatische recitatieven en lyrische en dramatische aria’s waarin Haendel zijn talent om met vaak minimale middelen een maximum aan emotionele expressie te bekomen meesterlijk tentoonspreidt. Het orkest speelt daarbij ook een cruciale rol.

Het libretto is van de hand van Thomas Morell, Haendels belangrijkste Engelse librettist, naar het boek van de filosoof en scheikundige Robert Boyle (1627-1691), The Martyrdom of Theodora and Didymus.

Theodora en Irene

Personages:

Theodora (sopraan), christin – Irene, haar gezellin

Didymus (alt), Romeinse officier en christen – Septimius (tenor), Romeinse officier, vriend van Didymus

Valens (bas), Romeinse stadhouder van Antiochië – een bode (tenor)

Koor van christenen – Koor van heidenen (SATB)

Orkest: strijkers, dwarsfluit (2), hobo (2), fagot, hoorn (2), trompet (2), pauken, basso continuo.

DVD: Theodora (solisten, koor, Les Arts Florissants, o.l.v. William Christie – NVC Arts 0630-1581) – scenische uitvoering in een regie van Peter Sellars

Korte inhoud

Valens geeft opdracht dat iedereen op de verjaardag van keizer Diocletianus hulde moet brengen aan de keizer op een feest ter ere van Jupiter. Hij spreekt dreigende taal tegenover de christenen die weigeren. Hij wenst snel het besluit van Theodora te vernemen: ofwel offert ze aan de goden ofwel valt zij ten prooi aan de wachters. Zij wordt gevangen genomen; zij raakt in paniek, maar vat ook moed door de gedachte aan het paradijs. Didymus bekent aan Septimius dat hij christen is en Theodora bemint. Hij krijgt van hem de toestemming om Theodora te bezoeken. In de gevangenis slaagt Didymus er na veel aandringen in haar te overtuigen om van kleren te verwisselen zodat zij kan ontsnappen. Wanneer Theodora door de christenen met blijdschap wordt onthaald, brengt een bode het bericht dat Didymus veroordeeld is. Theodora hoopt dat zij hetzelfde lot mag ondergaan en geeft zich aan. Septimius probeert tevergeefs hen nog te redden, maar Valens weigert en beslist uiteindelijk dat ze beiden zullen sterven. In de slotscène overdenkt Irene de kracht van de liefde die de dood overwint. Het grandioze slotkoor O love divine, thou source of fame, is een verheerlijking van de goddelijke liefde.

In zijn tijd was het oratorium geen groot succes, maar later werd het als een van Haendels meesterwerken onthaald – en terecht. Haendels inleving in de psyche van de personages is meesterlijk: de machtsgeile stadhouder Valens, de tedere, maar rotsvast aan haar geloof getrouwe Theodora, haar liefdevolle gezellin Irene, de beminnelijke, maar standvastige Didymus, de aanvankelijk woedende Septimius, de rechterhand van Valens, die evolueert naar een begripvolle medestander van Didymus en Theodora.
Het werk bulkt van de memorabele, ontroerende momenten, zoals de scènes in de gevangenis (Theodora alleen en de confrontatie met Didymus), het optreden van Septimius die de ultieme straf nog poogt te verhinderen, de reacties van de christenen onder leiding van Irene, de terdoodveroordeling en de executie van Theodora en Didymus.

In dit werk raken Haendel – en Morell – een aantal universele thema’s aan die de mens, toen en nu, beroeren: vastberadenheid (de ‘constantia’), waarheidsliefde, eerbaarheid, aanvaarding van het levenseinde, martelaarschap, offerbereidheid, doodsverlangen en zelfdoding, de onafwendbaarheid van het lot, godsdienstvrijheid en tolerantie.

Het UDLL-publiek kon genieten van 5 fragmenten: 1. Ouverture 2. Arrestatie van Theodora 3. Theodora alleen in de gevangenis 4. Didymus bevrijdt Theodora 5. Executie van Theodora en Didymus. Het waren dramatisch en emotioneel zeer sterke fragmenten die ons lieten kennismaken met een ‘onvolprezen’ oratorium van G. F. Händel.

Ignace Bossuyt (°1947) is emeritus professor musicologie van de KU Leuven, waar hij zijn carrière volledig uitbouwde. Als docent was hij verantwoordelijk voor alle cursussen vanaf het vroege christendom tot Johann Sebastian Bach (+1750). Zijn musicologisch onderzoek spitste zich vooral toe op de polyfonie uit de renaissance, waarover hij ook aan buitenlandse universiteiten doceerde (Utrecht, Parijs, Bristol, Urbino, Krakau en de Erasmusleerstoel aan Harvard University in Cambridge, Mass.). Daarbuiten publiceerde hij voor een ruimer publiek vooral monografieën over de barokperiode, onder meer over Johann Sebastian Bach, Georg Friedrich Haendel, Jean-Philippe Rameau en Alessandro Scarlatti. Recent verschenen:
In 2021: De onvermoede schatkamer van de Duitse barokmuziek van Schütz tot Bach (1650-1700), 432 p., een grondige kennismaking met 50, vaak onbekende en ten onrechte vergeten componisten uit de bloeiperiode van de Duitse barok.


In 2022: Georg Friedrich Haendel. De jonge jaren (1685-1713), een diepgaande studie over de jeugdperiode van Haendel vooraleer hij zich in 1713 definitief in Londen vestigde.
Hij is verder vooral geïnteresseerd in de nawerking van de klassieke oudheid en de Bijbel in de West-Europese muziek (zie o.m. de website http://www.kunstontmoetingen.com. – Klassieke literatuur als inspiratie voor muziek en beeldende kunst)

Met dank aan em. prof. Bossuyt en UDLL

Achter de schermen van de Cel Vermiste Personen – Alain Remue – Federale Politie – Diensthoofd Cel Vermiste Personen

Het UDLL-publiek mocht vandaag luisteren naar het meeslepende, en bij wijlen de sterk aangrijpende en ontroerende verhalen van Alain Remue over zijn zeer complexe en gedreven zoektochten naar vermiste personen.

Hij waarschuwde bij het begin van de lezing voor shockerende verhalen en beelden maar stelde dat mogelijke persoonlijke herkenning van feiten zeker niet in zijn bedoeling ligt. Wanneer hij namen en feiten noemt is het altijd met medeweten van betrokkenen en met de grootste betrokkenheid en het grootste respect voor het leed dat in de genoemde gevallen de families treft.

De Cel Vermiste Personen, tot 2001 de Nationale Cel Verdwijningen genoemd, is een onderdeel van de Belgische federale politie en staat onder leiding van Alain Remue. Als ‘founding father’ van de Cel Vermiste Personen nam hij ons mee in het verhaal over bekende en minder bekende zaken. Over hoe de Cel te werk gaat wanneer uw buurman of een familielid plots vermist blijkt te zijn. Over welke middelen allemaal ingezet worden bij een zoektocht. De Cel Vermiste Personen houdt zich bezig met de opsporing van en het onderzoek naar onrustwekkende vermissingen en alle vermissingen van minderjarigen. De Cel is opgericht en in werking getreden tijdens de zaak Dutroux. In de beginperiode was er veel negatieve commentaar op de politie als geheel, omdat men vier van de zes slachtoffers van Marc Dutroux niet levend terugvond. De kritiek na de zaak Dutroux op de politie stond in schril contrast met de lof die de Belgische politie in het algemeen en de Cel in het bijzonder kreeg na de vondst van de lichamen van Nathalie Mahy en Stacy Lemmens. Dit omdat er ruim twee weken bijna onafgebroken was gezocht naar de meisjes en zelfs herhaaldelijk is gezocht op plaatsen waar eerder niets gevonden was.

“Er is één ding erger dan de dood van een kind, dat is het niet weten. Het is nog beter dat je kan rouwen, dan dat je niet weet wat er met je kind gebeurd is. Het niet weten is een gruwel.” – Zeg nooit, nooit- 2010 – A. Remue & W. de Bock

De Cel Vermiste Personen wordt dikwijls verward met Child Focus, opgericht in maart 1998 in een samenwerking tussen de Belgische overheid en de Koning Boudewijnstichting. Het verschil is dat de Cel een politiedienst is “met alle bevoegdheden, verantwoordelijkheden en middelen die daarmee samengaan”. Child Focus is een stichting van openbaar nut die deels door de overheid (via de Nationale Loterij) en deels door privésponsors wordt gefinancierd.

Tussen de oprichting van de Cel in september 1995 en vandaag, werden er 30.574 dossiers door de Cel behandeld. Hiervan werden er 29.795 afgesloten, wat duidt op het terugvinden van de vermiste personen. Hiervan werden 26.179 personen levend teruggevonden terwijl 3.616 personen overleden waren. Sinds 1995 werden er dus 779 vermisten niet teruggevonden. Hoewel gevallen als de zaak Dutroux, de zaak Ronald Janssen, de verdwijning van Nathalie Mahy en Stacy Lemmens en de verdwijning van Madeleine McCann veel publiciteit genereren, is er slechts in minder dan één procent van de gevallen sprake van een crimineel feit.

De oprichting van de Cel Vermiste Personen heeft een aantal positieve gevolgen gehad, namelijk:

ten eerste, gezorgd voor een mentaliteitswijziging bij de Belgische politie. Nu wordt er bij een verdwijning sneller actie ondernomen, omdat men zich ervan bewust is geworden dat de eerste vierentwintig uur cruciaal zijn;

ten tweede, zorgde de oprichting van de Cel voor een centralisatie van expertise en informatie betreffende verdwijningen in één onderdeel binnen de politieorganisatie. Alle verdwijningszaken worden nu door één dienst bekeken, in plaats van door de aparte lokale politiediensten, waardoor men eerder overeenkomsten tussen verschillende verdwijningszaken zal opmerken;

ten derde, kan er door de centralisatie van de verdwijningszaken sneller en eenvoudiger een beroep worden gedaan op ondersteunende politiediensten, zoals luchtsteun en hulp van het Disaster Victim Identification-team;

ten slotte kent het onderzoek naar verdwijningen nu ook een sterkere internationale dimensie. Zo is er in Missing Persons Noordzee een samenwerkingsverband ontstaan tussen de landen rond de Noordzee, om zo bijvoorbeeld eenvoudiger te kunnen samenwerken bij vermisten op zee. Verder wordt er ook informatie beschikbaar gesteld via Interpol, heeft de Cel zijn expertise al gedeeld met politiediensten in onder andere Nederland, Frankrijk, Ierland, Griekenland en Hongarije en is er regelmatig contact met verbindingsofficieren in alle lidstaten van de Europese Unie.

De internationale samenwerking via Interpol en de Europese Unie moet nog verder versterkt worden. De Cel maakt regelmatig een dossier op voor Interpol, maar dit wordt door andere landen doorgaans niet opgepikt. Hierdoor is het mogelijk dat in België als vermist geregistreerde personen ongeïdentificeerd zijn begraven in Italië. Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn dat elke EU-lidstaat een Cel Vermiste Personen opricht, waardoor een samenwerking wordt vergemakkelijkt. Le modèle Belge wordt in Europa geprezen, maar concreet is er tot op heden niets mee gedaan.

De filosofie van Alain Remue en zijn team is:

Elke zaak is verschillend. Geen twee zaken zijn gelijk. Hij beklemtoonde in dit verband het belang van zorgvuldigheid bij het onderzoek en wijst gemakkelijke routine af. De eerste 24 uren van het onderzoek zijn cruciaal. En vooral “Zeg nooit, nooit!” Het meest ondenkbare blijkt te kunnen.

Alain Remue
Eerste Commissaris bij de Federale Gerechtelijke Politie
Diensthoofd van de Cel Vermiste Personen
62 jaar, gehuwd met Stien,
vader van Robin en Eva

Loopbaan
sinds 44 jaar politieman (Rijkswacht – sep 1978) binnen de Rijkswacht in verschillende bedieningen actief geweest o.a. 1ste Mobiele Groep GENT, Brigade GENT, Instructeur Rijkswachtschool, Bewakings- en Opsporingsbrigade GENT-Drugsectie
1993: vorming Rijkswachtofficier aan het Univ. Centrum Gent en Applicatieschool van de Rijkswacht te Brussel
1995: Luitenant, Centraal Bureau voor Opsporingen Rijkswacht, adjunct-officier Afdeling Opsporingen – Misdrijven tegen Personen
sinds sep 1995: Verantwoordelijke Officier – Diensthoofd Cel Vermiste Personen van de Federale Gerechtelijke Politie

Gespecialiseerde vormingen en functies
Diploma “Advanced Training in the Investigation of Missing and Exploited Children” (FBI Academy – Child Abduction & Serial Killer Unit, Quantico, USA, 1996)
Brevet “Disaster Victim Identification” (B)
Brevet Recherche-Management Ontvoeringen (Zutphen, NL)
Brevet “Child Abduction and Murder Investigation Training” (Vancouver, Can)
Lid IHIA – International Homicide Investigation Association
Lid “European Expert Group Missing Persons & Unidentified Human Remains”
Law Enforcement Expert DAPHNE-Project Europese Unie & Child Focus
Lid Expert Group “Missing Persons Northsea”
Docent aan de Nationale Rechercheschool van de Federale Politie en aan het IGO – Instituut voor Gerechtelijke Opleiding voor Magistraten
Member training team FBI National Center for Missing & Exploited Children, Virginia (USA) – Europese trainingen (Griekenland, Hongarije, Ierland, …)
Gastdocent aan de VUB – Multidisciplinaire Forensische Vorming
Gastdocent aan de Recherche Academie (Apeldoorn, NL)
Van oktober 2000 tot oktober 2002, voorzitter van de INTERPOL Werkgroep “Missing and Trafficking in Children”
Van oktober 2002 tot oktober 2010, Voorzitter INTERPOL “Specialist Group on Crimes against Children”

Met dank aan Alain Remue en UDLL

De Kwestie Israël en de Palestijnen. Bestaat er nog een perspectief op een twee-staten oplossing?- Robert Serry, Voorzitter University Centre of Peace – Den Haag

Wie vanmiddag de inzichten van Robert Serry gedurende zijn lezing voor het UDLL-publiek kon beluisteren, kreeg een erg verduidelijkende kijk op de Kwestie Israël en de Palestijnen. Via een indringende historische analyse van het conflict werden we binnengeleid in het waarom van deze vastgelopen situatie en werd een aanzet gegeven tot een mogelijk perspectief, een glimp van hoop misschien voor de one state reality van de Israëlische staat vandaag. Het feit dat Israël van de interntionale gemeenschap weinig of geen druk ervaart om zijn houding met betrekking tot de nederzettingen te veranderen en de internationale gemeenschap die situatie blijft gedogen, zal van Israël uiteindelijk een (illegale) apartheidsstaat maken. Er dient werk gemaakt van een plan B dat meer aandacht heeft voor de confederale verbanden waarbij ook Jordanië betrokken wordt. Robert Serry vermoedt dat compassiemoeheid en onverschilligheid er mede oorzaak van zijn dat het conflict, nu de focus op Oekraïne is gericht, wat ondergesneeuwd raakte. Brengt een nieuwe generatie een oplossing?

In het Midden-Oosten wacht een van de langste conflicten in de moderne geschiedenis nog altijd op een vreedzame oplossing. De laatste serieuze vredesonderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen dateren uit 2014, toen een hernieuwde Amerikaanse bemiddelingspoging onder leiding van Secretary of State John Kerry vastliep en gevolgd werd door een derde oorlog in Gaza.

In de lezing werd eerst de sombere realiteit van vandaag besproken alvorens een blik terug te werpen in de geschiedenis op wortels van het conflict die teruggaan tot gebeurtenissen en tegenstrijdige beloften aan Israëlische en Arabische partijen tijdens de eerste wereldoorlog.

Na de tweede wereldoorlog stelden de Verenigde Naties weliswaar voor het mandaatgebied Palestina te verdelen in een Israelische en Palestijnse staat met Jeruzalem als corpus separatum, maar resolutie 181 werd niet uitgevoerd en gevolgd door de eerste Israelisch-Arabische oorlog.

De vraag kwam aan de orde waarom het toen niet tot een twee-staten oplossing kwam en daarna zo lang geduurd heeft voordat in 1991 tijdens de Midden-Oosten vredesconferentie in Madrid eerst weer een perspectief ontstond op een twee-staten oplossing. Maar ook het daarop volgende Oslo vredesproces lijkt vastgelopen en heeft intussen geleid tot wat wel de one state reality (een staat realiteit) wordt genoemd. De belangrijkste kenmerken en drijfveren van deze ontwikkelingen die het perspectief op een twee-staten oplossing hebben ondermijnd, werden besproken. Ook werd aandacht besteed aan regionale en internationale ontwikkelingen, waardoor het vredesproces in het Midden-Oosten minder prioriteit en aandacht krijgt dan voorheen het geval was.

Tenslotte kwam de vraag aan de orde of de twee-staten oplossing dood is en wat de gevolgen hiervan zullen zijn. Hierbij kwam ook aan de orde waarom de internationale gemeenschap, inclusief de Europese Unie, blijft vasthouden aan het paradigma van de twee-staten oplossing. Ook werd ingegaan op de vraag of wellicht confederatieve verbanden (de “Holy Land Confederation”) nog een nieuw perspectief kunnen bieden op een twee- of drie staten uitkomst (Israel, Palestina, Jordanie) in de toekomst.

Robert H. Serry (Calcutta, 1950) is een voormalig Nederlandse ambassadeur met uitgebreide ervaring in multilaterale diplomatie en internationale crisisbeheersing. Hij werd benoemd tot VN-gezant voor het vredesproces in het Midden-Oosten (Jeruzalem, 2008-15) en directeur crisisbeheersing/plaatsvervangend adjunct-secretaris-generaal voor de NAVO (Brussel, 2001-05).

Tijdens zijn termijn in Brussel was hij actief betrokken bij de vrede ondersteunende operaties van de NAVO in Bosnië, Kosovo en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (nu Noord-Macedonië). Tijdens zijn zeven jaar lange missie in Jeruzalem was hij VN-gezant bij het Kwartet voor het Midden-Oosten vredesproces (VS, EU, Russische Federatie en VN). Hij was verantwoordelijk voor VN-operaties en betrokken bij bestandsonderhandelingen tijdens drie oorlogen in Gaza. Op verzoek van de secretaris-generaal van de VN was hij ook kortstondig speciaal adviseur voor de crisis in Oekraïne in januari-maart 2014.

Als Nederlands diplomaat was Serry onder meer gedetacheerd in Moskou, New York (Verenigde Naties) en als eerste ambassadeur in het pas onafhankelijke Oekraïne (1992-96).

Serry is momenteel senior-adviseur van het Europees Vredesinstituut in Brussel (EIP) en vertegenwoordigt in Europa de door de VN opgerichte Universiteit voor Vrede (UPEACE) in Costa Rica. Hij is voorzitter van de stichting OpenDoorUkraine.NL dat zich actief inzet bij humanitaire en vluchtelingenhulp aan Oekraïners in oorlog.

Serry is de auteur van “The Endless Quest for Israeli-Palestinian Peace” (New York, 2017) en “Standplaats Kiev” (Amsterdam, 1997).

Serry is getrouwd met Irina Shmatchenko, een taalkundige en freelance conferentietolk (Oekraïens-Engels). Ze hebben drie kinderen. Hij werd door de Koning van Nederland geëerd als “Commandeur” in de “Orde van Oranje-Nassau” en ontving ook onderscheidingen voor zijn werk door de presidenten van Oekraïne en Palestina.

Met dank aan dhr. Robert Serry en UDLL

In de voetsporen van onze voormoeders. Op zoek naar vrouwelijke stambomen en mitochondriaal DNA – Prof. Maarten Larmuseau – KU Leuven – Faculteit Geneeskunde, Departement Menselijke Erfelijkheid

Heeft u in 2020 ook deelgenomen aan het burgerwetenschappelijk initiatief MamaMito? Vele duizenden Vlamingen deden actief mee. Het doel was om de eigen moederlijke stamlijn op te stellen en verre maternale verwanten te vinden. Dergelijke verwantschappen zijn immers erg moeilijk te traceren ondanks hun belang voor biologisch en genetisch onderzoek via de link met het zogenaamde mitochondriaal DNA. Voor de meeste deelnemers bood het onderzoek vooral een nieuwe – meer ‘vrouwelijke’ – kijk op de eigen afkomst.

Een voormoeder, huh?

Genealogie is bijzonder populair in Vlaanderen. Uit onderzoek blijkt dat zeven op de tien Vlamingen geïnteresseerd zijn in hun familiegeschiedenis. In stamboomonderzoek beperken veel mensen hun speurtocht tot de vaderlijke lijn of de stamlijn van de familienaam. Op dit moment gaat daarom veel aandacht naar onze voorvaders, maar de familiegeschiedenis wordt uiteraard ook gevormd door onze voormoeders. Dat het woord ‘voormoeder’ – een vrouwelijke voorouder – nog maar net in de Van Dale woordenboek is opgenomen, illustreert treffend dat zij vaak verborgen blijven. Toch zijn er tal van bronnen die ook het leven van onze voormoeders en de vrouwelijke familiegeschiedenis kunnen reconstrueren. Spijtig genoeg zijn deze nog vaak onderbelicht en is er een tekort aan uitgewerkte levensverhalen die als voorbeeld kunnen dienen. Met enkele gerichte handvaten kan iedereen zelf onderzoek ondernemen, vertrekkend vanuit de eigen omgeving en de talrijke archieven die ware goudmijnen worden om de eigen familiegeschiedenis uit te breiden.

Waarom voormoederlijnen interessant zijn

In vergelijking met de vaderlijke lijn is het een stuk moeilijker om de moederlijke stamlijn – van jouw moeder naar haar moeder naar haar moeder en zo verder – op te stellen omdat de familienaam elke generatie verandert. Het proces om de moederlijn op te stellen, zal daarom de genealogische methode op scherp stellen. Want wanneer zijn we al dan niet zeker over de aanname van een historisch individu als voorouder in een stamboom? Vaak telt kwantiteit meer dan kwaliteit bij beoefenaars van genealogie… daarom wijzen we op een kritische zin voor bronnenmateriaal: enkel originele akten opzoeken, niet zomaar gegevens kopiëren van op het internet, etc. Maar waarom allemaal die moeite nemen? Alvast om het wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen want diepgewortelde verwantschappen tussen personen in directe moederlijke lijn zijn bijzonder informatief voor genetisch en biologisch onderzoek via het moederlijke mitochondriaal DNA.

Het mitochondriaal DNA als moederspoor

Het mitochondriaal DNA (‘Mito-DNA’) is belangrijke genetische informatie die enkel via de moeder wordt overgedragen. Het Mito-DNA is gelinkt aan de mitochondriën die instaan voor de energiehuishouding in onze cellen. Mitochondriën stammen af van vrijlevende zuurstofademende bacteriën die opgeslorpt werden door de ‘eukaryote cel’, de cel waaruit alle schimmels, planten en dieren bestaan. Door hun oorsprong als bacterie bezitten mitochondriën nog een eigen onafhankelijk stukje DNA. Aangezien we mitochondriën enkel via de eicel van de moeder overerven, wordt bijgevolg ook het Mito-DNA enkel maternaal overgedragen. Dankzij de koppeling met de maternale stamreeks oefent het Mito-DNA de rol van moederspoor uit waarbij verwantschappen in moederlijke lijn door de genealoog gedetecteerd en verifieerd kunnen worden. In tegenstelling tot het genoom in de celkern dat van beide ouders overgeërfd wordt en waarvan het tijdsvenster voor verwantschapsanalyse slechts 200 jaar is, wordt het via Mito-DNA wel mogelijk om biologische verwantschappen over tal van eeuwen heen vast te stellen. Daarnaast biedt het Mito-DNA essentiële informatie voor de geneeskunde, forensische wetenschappen, evolutionaire biologie en antropologie.

Nieuwe inzichten dankzij citizen science

Binnen het citizen science initiatief MamaMito hebben meer dan 7800 personen hun eigen moederlijke stamlijn opgesteld in de hoop om verre maternale verwanten te vinden. We hebben hierdoor een 100-tal diepgewortelde verwantschappen opgespoord. Net zoals bij onderzoek over biodiversiteit en luchtkwaliteit, is de participatie van het brede publiek essentieel gebleken om onderzoeksresultaten te boeken. De gevonden verwantschappen werden onderworpen aan een genetische analyse van het Mito-DNA. Dit leverde nieuwe inzichten op over de genealogische bewijsvoering, de diversiteit en mutatiepatronen van het Mito-DNA, en de biomedische toepassingen voor mitochondriale aandoeningen.

Referentielijst

– De Beukeleer Maite & Larmuseau M.H.D. (2021) In haar voetsporen: op zoek naar onze voormoeders. Sterck & De Vreese, 302p.

– Larmuseau M.H.D. (2019) Het moederspoor van de genealoog. Vlaamse Stam, 55 (3): 279-283.

– Larmuseau M.H.D. (2022) Hoe bewijs je af te stammen van Karel de Grote. Universiteit van Vlaanderen (video te bekijken via YouTube).

Prof. dr. Maarten Larmuseau is een bioloog en geneticus gespecialiseerd in genetische genealogie en genetisch erfgoed. Hij is professor aan het Departement Menselijke Erfelijkheid aan de KU Leuven en staat aan het hoofd van het Laboratorium van Menselijke Genetische Genealogie. Hij is ook gastprofessor bij de opleiding Erfgoedstudies aan de UAntwerpen en is senior scientist bij Histories vzw. Hij doet aan interdisciplinair onderzoek rond de interactie tussen genetica en evolutie met geschiedenis en archeologie. In zijn onderzoek betrekt hij het brede publiek via talrijke citizen science projecten die de link maken tussen stambomen en DNA. Zijn wetenschappelijk onderzoek verwerft vaak internationale aandacht en erkenning onder collega’s, de media en het algemene publiek, zoals o.a. het onderzoek naar de historische graad aan onverwachte buitenechtelijke kinderen, de genetische achtergrond van familienamen, de identificatie van historische relieken van heiligen en koningen, en het DNA-onderzoek op archeologisch skeletmateriaal van Merovingers tot de vroegmoderne tijd.

Met dank aan prof. Larmuseau en UDLL

Democratie en de lege plaats van de macht – Dr. Tinneke Beeckman, schrijfster

Tinneke Beekmann, ons bekend als politiek commentator op vb. De Afspraak en als columniste bij De Standaard, loodste vandaag het UDLL-publiek door de evolutie van het begrip democratie en de uitdagingen, de gevaren, waarmee die democratie in het verleden maar ook vandaag nog te kampen heeft. Ze deed dat in een heldere uiteenzetting en vanuit een originele invalshoek.

Een sanevatting van de lezing

Democratie lijkt vandaag de dag vanzelfsprekend; dit politieke systeem impliceert de gelijkwaardigheid van alle mensen en geeft gelijke rechten voor burgers. Gelijk burgerschap krijgt een politieke vertaling vanaf de vroege moderniteit (16e, 17e eeuw) en de Verlichting. Met name de Amerikaanse Revolutie (1776) en de Franse revolutie (1789) zijn kantelmomenten.

Intussen zijn we ‘metafysisch democraat’ geworden, volgens de Franse denker Marcel Gauchet; als we naar de wereld kijken, veronderstellen we dat mensen gelijkwaardig zijn.

Metafysisch betekent hier dat we ons niet bewust zijn van dat perspectief; we staan er niet meer bij stil dat deze blik pas mogelijk is nadat het erfelijke of door God geïnspireerde recht op macht van de monarchie eigenlijk werd afgevoerd.

Metafysisch betekent hier dat we ons niet bewust zijn van dat perspectief; we staan er niet meer bij stil dat deze blik pas mogelijk is nadat het erfelijke of door God geïnspireerde recht op macht van de monarchie eigenlijk werd afgevoerd. Concreet zijn veel mensen natuurlijk niet gelijk op sociaal, economisch of ander vlak. Maar wat dit idee van ‘metafysisch democraat’ betekent is dit: niemand rechtvaardigt die bestaande ongelijkheid door naar een transcendente idee te verwijzen, naar een ongelijke wereld die conform de wetten van God (of een ander principe of kracht) zou zijn. Neen, ongelijkheid is alleen legitiem als ze het gevolg is van verdienste, bijvoorbeeld. In toenemende mate worden vormen van ongelijkheid als problematisch gezien, en opgevangen door bijzondere rechten. Dat geldt voor de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, tussen ouders en kinderen, tussen machtshebbers en burgers, tussen mensen met een bepaalde nationaliteit versus anderen, zelfs tussen mensen en dieren.

Een politieke leider (monarch, president, minister) beoefent de macht legitiem, zolang die op de steun van de bevolking is gebaseerd. Deze steun is per definitie tijdelijk (verkiezingen helpen om opvolgers aan te duiden).

Eigen aan de democratische gedachte is verder dat de plaats van de macht leeg is, zoals Claude Lefort het uitdrukt; wie het recht heeft om wetten uit te vaardigen en beleid uit te stippelen, ligt niet op voorhand vast. Een politieke leider (monarch, president, minister) beoefent de macht legitiem, zolang die op de steun van de bevolking is gebaseerd. Deze steun is per definitie tijdelijk (verkiezingen helpen om opvolgers aan te duiden).

De essentie van de politiek in de moderniteit is dan ook het conflict tussen tegengestelde stromingen (zoals Lefort en Machiavelli benadrukken).

Een democratie veronderstelt daarbij pluraliteit; burgers hebben verschillende visies, zowel op private als publieke kwesties. Ze hebben uiteenlopende politieke en religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen. De essentie van de politiek in de moderniteit is dan ook het conflict tussen tegengestelde stromingen (zoals Lefort en Machiavelli benadrukken).

Vrijheid is alleen mogelijk wanneer die verschillende posities en verlangens ook aan bod kunnen komen, en deel uitmaken van de instellingen en machtsstructuren in een samenleving.

De twintigste eeuw heeft enkele dieptepunten gekend (populisme, totalitarisme). Die gevaren zijn nooit helemaal geweken.

Met de leegte van de macht en de politiek als conflict, ontstaan nieuwe gevaren; nieuwe ontsporingen van de democratie zijn mogelijk. De twintigste eeuw heeft enkele dieptepunten gekend (populisme, totalitarisme). Die gevaren zijn nooit helemaal geweken.

Enkele aspecten van de democratie en de leegte van de macht verdienen bijzondere aandacht, zoals de evolutie van macht doorheen de tijd; de fundering van de autoriteit (waarom zou je iemands hogere positie nog aanvaarden, als iedereen gelijk is? Hoe legitimeer je die autoriteit? En kan een samenleving zonder autoriteit?); het belang van een vrije publieke ruimte waar burgers de onderlinge verschillen kunnen uitdrukken en beleven, en de politieke deugden die de vrijheid garanderen.

In deze lezing kwamen dus de democratie, maar ook haar mogelijke ontsporingen uitgebreid aan bod, met filosofische grondslagen (onder meer van Machiavelli, Arendt, Lefort en Gauchet), en met concrete voorbeelden.

Bibliografie

Hannah Arendt (1980), The origins of Totalitarianism, Penguin Books

Arendt, Hannah (1959), Between Past and Future. Eight exercises in political thought, New York, The Viking Press.

Claude Lefort (1972), Le travail de l’œuvre Machiavel, Parijs, Gallimard.

Gauchet, Marcel (2018), Robespierre. L’homme qui nous divise le plus, Parijs, Gallimard.

Tinneke Beeckman (2020), Machiavelli’s Lef. Levensfilosofie voor de vrije mens, Boom, Amsterdam. Hypatia – prijs, 2022

Dr. Tinneke Beeckman (1976) studeerde filosofie aan de VUB en de ULB.

Ze werkte jarenlang als aspirant en als postdoctoraal onderzoeker (FWO) aan de VUB.

Sinds 2012 is ze schrijfster. In hetzelfde jaar publiceerde ze ‘Door Spinoza’s Lens’ (Pelckmans), in 2015 volgde ‘Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting’ (De Bezige Bij) en in 2020 ‘Machiavelli’s Lef. Levensfilosofie voor de vrije mens’ (Boom). Voor haar boek over Machiavelli kreeg ze de Hypatiaprijs (2022).

Ze is columnist voor De Standaard en geeft regelmatig filosofische en politieke analyses in de media.

Met dank aan Tinneke Beeckman en UDLL

Doet de James Webb Space Telescope wat van hem wordt verwacht? – Prof. Christoffel Waelkens – KU Leuven Faculteit Wetenschappen, Afdeling Sterrenkunde

Wetenschappelijke doelstelling en eerste resultaten van een mega-project

In een uiterst boeiende, erudiete en fascinerende uiteenzetting overtuigde prof. Christoffel Waelkens er zijn publiek van dat Sterrenkunde ons in een zeer ver universumverleden of beter in een jonge tijd van dat universumverleden laat kijken en dat het aandeel van de James Webb Space Telescope daarbij niet zo klein en zeker niet nutteloos is.

wikimedia

Het kan niemand ontgaan zijn dat sinds korte tijd één van de grootste (en duurste) sterrenkundige projecten operationeel is: de ‘James Webb Space Telescope’ (JWST), de ambitieuze opvolger van de al even befaamde Hubble Ruimtetelescoop. De JWST werd succesvol gelanceerd op Kerstmis 2021, had zowat een maand nodig om zijn plaats in de ruimte in te nemen en werd nadien uitvoerig getest. In juli werden de verschillende complexe instrumenten dan het ene na het andere ‘klaar voor de wetenschap’ verklaard, en sindsdien is er inderdaad begonnen met het exploiteren van de enorme mogelijkheden die het project biedt om heel spannende problemen op te lossen. En wellicht gedurende een tiental jaren!

Wat is een telescoop?

Een telescoop is in essentie een grote spiegel (of lens) die veel licht verzamelt in en rond eenzelfde brandpunt, waar instrumenten de signalen omzetten in beelden of het licht opdelen volgens golflengte, om zodoende de fysische eigenschappen van de bron te bestuderen. Onze ooglens heeft in het donker een diameter van zowat zes millimeter, de spiegel van de JWST meet 6 meter. In een zelfde tijd vangt hij dus een miljoen maal meer licht, en kan hij dus een miljoen maal zwakkere objecten zien. Bovendien kunnen we de belichtingstijd van de instrumenten aanpassen, en zo nog veel zwakkere objecten waarnemen.

Op het aardoppervlak (en misschien ooit op de Maan?) kunnen we nog grotere telescopen bouwen. Het project van de ‘Extremely Large Telescope’ van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili bouwt (tegen 2027 zowat) aan een telescoop met een spiegel van 39 m! Aardse telescopen hebben ook het voordeel dat ze beter bereikbaar en daardoor flexibeler zijn: een instrument moet niet vanaf de eerste dag onfeilbaar zijn, en kan ook verbeterd worden indien er nieuwe technologieën ontwikkeld zijn. Een ruimte-instrument boogt altijd op de technologie van 10 jaar geleden, en dat er niets mag mislopen, impliceert een substantieel hogere prijs.

Waarom naar de ruimte?

Als we een telescoop in de ruimte sturen, is dat niet om dichter bij de sterren te zijn zoals men soms denkt. Objecten in ons eigen zonnestelsel kunnen we inderdaad bezoeken, maar dat is niet meer dan onze achtertuin. Het comparatieve voordeel van een telescoop in de ruimte, is dat hij relatief weinig storing ondervindt van de aardse atmosfeer. Vele signalen die de hemellichamen ons zenden, komen er gewoon niet door. De straling met de hoogste energieën (gamma- en X-stralen, verre ultraviolet) wordt (gelukkig maar) volledig geabsorbeerd door de atmosfeer; om de hoogenergetische kosmos te verkennen, is de ruimtesterrenkunde dus essentieel. Maar ook bij de golflengtes die vanop Aarde toegankelijk zijn, kan iets meer van boven de atmosfeer: de beelden, die hier onderhevig zijn aan weer en wind, zijn scherper in de ruimte, en de achtergrond is donkerder. En dat laatste is heel belangrijk om de zwakste en de verste objecten uit het heelal te vinden.

De basisdoelstelling van de JWST was dan ook in eerste instantie de detectie en de studie van ‘First Light’, de manifestatie van de eerste structuren die ontstonden uit de vrij vormeloze oersoep van de oerknal.

Met de Hubble-telescoop is de verkenning van de verste gebieden in het heelal buiten verwachting gevorderd, en dat is nuttig, want verder kijken betekent langer in het verleden kijken. Dank zij de Hubble en andere projecten zoals de ESA-satelliet Herschel en de (sub)mm-telescopen in de hooglanden van de Atacamawoestijn in Chili, hebben we nu al een vrij goed beeld van de laatste twee derden van de geschiedenis van het heelal, en dat is dus al een heel eind in het verleden! Zo is onder meer gebleken dat toen het heelal een derde van haar huidige ouderdom had, de sterrenstelsels gemiddeld wel een tiental maal helderder waren dan vandaag, en het is mede daardoor dat we zo ver in het verleden kunnen kijken. Maar vóór die onstuimige adolescentie was er ook de kindertijd, waarin sterrenstelsels werden gevormd. Nog verder dus, maar ook intrinsiek zwakker dan hun meer nabije opvolgers, en dus enkel waarneembaar met een grotere telescoop, uitgerust met nog gevoeligere instrumenten. De basisdoelstelling van de JWST was dan ook in eerste instantie de detectie en de studie van ‘First Light’, de manifestatie van de eerste structuren die ontstonden uit de vrij vormeloze oersoep van de oerknal.

Een telescoop voor infrarood licht

Door de uitdijing van het heelal wordt het licht van de verste sterrenstelsels zogenaamd rood verschoven, we zien het bij langere golflengten naarmate de stelsels verder staan. Vandaar dat het infrarode gebied van het elektromagnetische spectrum aangewezen is om het verre heelal te bestuderen, en ook daar is onze atmosfeer een stoorzender. De JWST kijkt dus naar iets langere golflengten dan Hubble, ook al omdat de verbetering van de technieken op aardse telescopen ook hier voor steeds scherpere beelden zorgt in zichtbaar licht.

Electromagnetisch spectrum JWST

Maar ook om de wereld dichter bij ons te bestuderen, is infrarood licht interessant. Waar warme objecten als sterren typisch zichtbaar licht produceren, en het hoge-energie heelal zich bij nog kortere golflengten manifesteert, is het infrarood het gebied van objecten bij kamertemperatuur. Dat is het domein van de gas- en stofwolken waaruit in onze omgeving sterren geboren worden, en die processen willen we ook beter begrijpen. Maar het is ook het ideale stukje spectrum om planeten, in ons zonnestelsel maar ook rond andere sterren, te bestuderen. En het moet nu lukken dat de 30 jaren die nodig zijn geweest om de JWST te laten groeien van concept naar realiteit, ook deze zijn geweest waarin de sterrenkunde een nieuwe revolutie heeft gekend, met de ontdekking eindelijk van vele planeten bij andere sterren, en de vele verrassingen die aantonen dat de exoplanetenwereld veel en veel diverser is dan we hadden geanticipeerd. Toen bleek dat de instrumenten ontwikkeld voor de JWST zich ook uitstekend leenden tot de studie van exoplaneten, is deze laatste de tweede grote pijler geworden waarop het programma steunt.

NASA en ESA

De James Webb Telescoop is in eerste instantie een NASA-project, maar met een aanzienlijke inbreng van het Europese Ruimteagentschap ESA, en ook een bijdrage van het Canadese agentschap CSA. En het mag gezegd dat de Europese bijdrage de kwaliteit van de missie ten goede komt! We mogen er trots op zijn dat de NASA haar vertrouwen heeft gegeven aan Europa om dit vlaggenschip met een Ariane te lanceren. Ze beklagen het zich vandaag niet, want dank zij de nagenoeg feilloze sturing van de missie naar haar verre positie is er zoveel brandstof bespaard dat de verwachte levensduur van de missie zowat verdubbeld is, tot 10 jaar. Die verre positie is in de buurt van het zogenaamde Lagrangepunt L2, een positie op de lijn Zon-Aarde, maar wegkijkend van beide, waar de combinatie van aantrekkingen en baanbeweging voor een vaste configuratie zorgen. Op die manier kan de telescoop permanent wegkijken van Aarde en Zon en lange opnames maken en is de communicatie ermee heel vlot. Belangrijker nog is dat hij door een gigantisch scherm van de warmte van Zon en Aarde wordt afgeschermd en dat zo de spiegel passief kan koelen tot een 50-tal graden boven het absolute nulpunt. Dat is nodig om de infrarode straling van de kosmos te onderscheiden van de warmtestraling van de telescoop zelf!

Het nadeel van die verre baan is dat het uitgesloten is om – zoals bij de Hubble – bezoeken te brengen aan de telescoop om één en ander bij te stellen. De instrumenten met het vluchtige vloeibaar helium koelen tot dicht bij het absolute nulpunt is dan geen goede optie meer. Eén van de kritische ontwikkelingen was dan ook deze van een actief koelsysteem voor het ‘meest’ infrarode instrument MIRI, één van de oorzaken trouwens van het herhaalde uitstel van de lancering. Dit instrument is half NASA half ESA, met een aanzienlijke bijdrage van ons land. De twee voornaamste andere instrumenten zijn de camera NIRCAM (NASA) en de spectrograaf NIRSPEC (ESA), beide voor het nabije infrarood.

Het werkt!

Het goede nieuws is inderdaad dat de telescoop en de instrumenten ruimschoots de verwachtingen inlossen. De beelden zijn ongemeen scherp, de gevoeligheid is zelfs beter dan verwacht, en de complexe mechanismen functioneren zoals het hoort! In de huidige fase is er nog een leerproces om de omzetting van instrumentele impulsen naar kwantitatieve wetenschappelijke resultaten te verfijnen, maar de huidige algoritmen geven al mooie resultaten, en het kan alleen maar beter worden.

The Pillars of Creation – 19th October 2022

De NASA heeft ervoor gekozen om de gegevens van de eerste zes maanden onmiddellijk publiek toegankelijk te maken, vanuit de overweging dat iedereen recht heeft om toegang te hebben tot de vruchten van een aanzienlijke investering van overheidsmiddelen. Maar tevens omdat een open competitie bevorderlijk is om zoveel mogelijk creativiteit in te zetten om de data-analyse te verfijnen. Er is dan ook een hectische activiteit van astronomen wereldwijd om met de gegevens van de JWST aan de slag te gaan. Dat geeft aanleiding tot een enigszins chaotische stroom van ‘eerste artikels’ op het web, die zo al gepubliceerd worden vooraleer ze een grondige ‘peer review’ hebben ondergaan. Zo gaat het met evolutie en innovatie, uiteindelijk zal blijken dat de ‘fittest’ overleeft!

Hoe dan ook, alles wijst erop dat de telescoop geschikt is om de vragen die hij moet oplossen, aan te pakken, en ook dat er zoals met de Hubble vele nieuwe wegen voor onderzoek zullen worden gesuggereerd. Zowat elke week wordt dit geïllustreerd met nieuwe persberichten, die u kan vinden op websites zoals https://esawebb.org/news/

Hoge verwachtingen

Het beste nieuws tot dusver is dan misschien wel dat de verwachte levensduur van de telescoop naar boven werd bijgesteld. De positie in het Lagrangepunt L2 heeft vele voordelen, maar wel het nadeel dat het niet erg realistisch is om – op een afstand van anderhalf miljoen kilometer – een bemande ruimtemissie te organiseren om een en ander bij te stellen. In die tien jaar waar we naar uitzien, zal er ruimschoots de tijd zijn – als alles blijft functioneren uiteraard – om statistisch gesproken voldoende gegevens te bekomen om de initiële doelstellingen te halen. Maar ook om vanuit de resultaten nieuwe ideeën die door het verwachte onverwachte worden aangediend, te toetsen.

Het belangrijkste voordeel van de langere dan verwachte JWST-missie is echter wellicht dat er op die manier enige overlap zal zijn met andere grote projecten die nu in ontwikkeling zijn. We vermeldden eerder de ‘Extremely Large Telescope’ van de ESO. Die heeft het comparatieve voordeel van een nog veel groter spiegeloppervlak, maar moet opereren met een minder donkere hemel dan in de ruimte: het is de JWST die de zwakke objecten zal detecteren waarmee de ELT de volgende stap kan zetten. Wanneer de ELT in 2027 (?) afgewerkt zal zijn, zal er nog voldoende tijd zijn om beide projecten te coördineren. Hetzelfde geldt voor andere monsterprojecten in ontwikkeling, zoals de ‘Square Kilometer Array’, een gigantische combinatie van radiotelescopen, de ‘Einstein Telescoop’’, die met grotere gevoeligheid de gravitationele straling van extreem compacte objecten zal detecteren, de neutrino-telescoop ICECUBE op de Zuidpool, en ook de ‘Cherenkov Telescope Array’, die hoogenergetische straling zal detecteren door de deeltjesstromen die ze veroorzaakt in onze atmosfeer.

Het JWST-project heeft, van concept tot verwezenlijking, een generatie in beslag genomen. Het is een generatie – waartoe schrijver dezes trouwens behoort – die heeft mogen genieten van een ongekende evolutie inzake sterrenkundige instrumentatie. Maar met de JWST, en die andere projecten, laten we voor een volgende generatie de mogelijkheden na om nieuwe stappen te zetten in die fascinerende geschiedenis van de oudste wetenschap. En dat geldt ook voor ambitieuze Vlamingen, want we zijn betrokken in al deze projecten.

WAELKENS, Christoffel Leo Louis Maria, geboren te Ardooie, 20 februari 1955

Studies: Grieks-Latijse humaniora, Sint-Lodewijkscollege, Brugge -Voorbereidend jaar Wiskunde, Sint-Amandusinstituut, Gent, 1972-73 -Kandidaat Wis- en Natuurkunde, KULAK, 1975 -Bijzonder Baccalaureaat Wijsbegeerte, KU Leuven, 1976 – Licentiaat Natuurkunde, KU Leuven, 1977 -Doctor in de Wetenschappen, KU Leuven, 1984

Carrière sinds het doctoraat

Aangesteld Navorser NFWO: 1984-1986 – Bevoegdverklaard Navorser NFWO en Buitengewoon Docent KU Leuven: 1986-1990 -(Hoofd)docent KU Leuven: 1990-1992 – Hoogleraar KU Leuven: 1992-1996 – Gewoon Hoogleraar KU Leuven 1996 – 2020 – Emeritus Hoogleraar (met opdracht) sinds 2020

Onderzoeksdomeinen

Astrofysica (studie van de structuur en evolutie van sterren), ruimteonderzoek

Wetenschappelijke dienstverlening

Europese Zuidelijke Sterrenwacht ESO

Lid (1995-2000) en Voorzitter (1997-2000) van het Observing Programmes Comittee

Belgisch afgevaardigde (2007-2020) in de ESO Council

Europees Ruimteagentschap ESA

Lid (1991 – 2008) van de Belgische Delegatie in het Science Programme Committee

KU Leuven

Afdelingshoofd van het Instituut voor Sterrenkunde van 1996 tot 2011

Programmadirecteur ‘Sterrenkunde’ en ‘Space Studies’

Functies in wetenschappelijke projecten

Co-Principal-Investigator van het PACS project voor de ESA-ruimtemissie Herschel

Lid van het Herschel Science Team

Lid van het MIRI Science Team voor de NASA-ESA James Webb Space Telescope

Instigator en internationaal vertegenwoordiger van de Vlaamse Mercatortelescoop op het eiland La Palma

Publicaties

Een honderdtachtigtal artikels in internationale tijdschriften, een negentigtal bijdragen in proceedings van internationale conferenties, een twintigtal publicaties voor een breder publiek, waaronder twee boeken (De kode van de kosmos, Lannoo, 1996; De wetenschap van de kosmos, Acco, 2007).

Hobby

Sterrenkunde

Met dank aan prof. Waelkens en UDLL

%d bloggers liken dit: