België, land van twee democratieën ? – Alain Gerlache – VAM

Al meer dan een halve eeuw geleden verklaarde de toenmalige minister Gaston Eyskens dat de unitaire staat door de gebeurtenissen achterhaald was. Sindsdien hebben zes (!) staatshervormingen het institutionele landschap van dat België grondig herschapen. Ondanks of omwille van de corona-crisis wordt nu al gespeculeerd over de contouren van de zevende ronde van onderhandelingen tussen Vlamingen en Franstaligen. Vaak wordt er aan beide kanten van de taalgrens naar die evoluties gekeken zonder de gevoeligheden van de andere gemeenschap te begrijpen.

Maar hoe wordt in het zuiden van het land naar de toekomst van ons land gekeken? Hoe denkt men over confederalisme? Waarom zijn er steeds meer aanhangers van een scenario met vier gewesten? Kan de Franse gemeenschap overleven? Hoe zit het met Wallonië na de catastrofale overstromingen van juli 2021? Er wordt veel gesproken over de groeiende kloof tussen Vlaanderen en Wallonië, maar toch zijn veel Vlamingen naar de getroffen gebieden gegaan om de slachtoffers hulp te bieden.

Op deze vragen en bedenkingen had Alain Gerlache niet meteen een antwoord maar hij probeerde veeleer duidelijk te maken wat er precies leeft in Wallonië en Brussel; dat de termen Franstaligen, Walen of Brusselaars niet onder één hoed te stoppen zijn en dat de Oostkantons, ook al lijken ze geografisch aan te sluiten bij Wallonië, wel degelijk een eigen Duitstalige gemeenschap vormen met het Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft waar ook de verzuchting bestaat van meer autonomie. Hij wees op de verschillende niveaus van bestuur voor de Franstaligen: Commune, Province, Parlement Federale, Parlement de Wallonie, Parlement de la région Bruxelles-Capitale (FR.+Nl), Parlement de la Féderation Wallonie-Bruxelles. Dat ligt in Vlaanderen anders: Gemeente, Provincie, Vlaams Parlement, Federaal parlement. Hij voegde er meteen aan toe dat voor de Franstaligen een staatshervorming begrijpbaarder structuren voor gevolg zou moeten hebben.

Vervolgens sneed Gerlache het onderwerp ‘identiteit’ aan, die in Vlaanderen veel belangrijker is dan in Wallonië. Om dit te begrijpen moeten we terug naar de periode van de Bourgondiërs en het historische landschap in die dagen en niet naar de geschiedenis van België. Dat bijvoorbeeld in de streek van Luik over de partijgrenzen heen een sterk identiteitsgevoel heerst, heeft te maken met de geschiedenis van het Prinsbisdom Luik, de industriële revolutie en de evolutie van de ijzerindustrie daar. Anderzijds is Waals-Brabant momenteel de rijkste provincie van België met een overwegend liberaal stemmend publiek. Dat heeft te maken met de bedrijven die in de buurt van Louvain-la-Neuve, de unief die na 1968 daar nieuw werd gebouwd, uit de grond rijzen.

Brussel/Bruxelles daarentegen krijgt meer en meer de kenmerken van een grootstad waar heel diverse gemeenschappen vooral elkaar vinden in bepaalde gemeenten en helemaal geen contact meer hebben met het hele België. Dat brengt eigen problemen met zich: taalproblemen, agressie, mobiliteitshervormingen vb. voor de ring, uitgewerkt in Vlaanderen geblokkeerd door Brussel, …

Bovendien is er La Francophonie: het Frans wordt in vele landen in de wereld gesproken wat niet gezegd kan worden van het Nederlands. Het medialandschap in Wallonië is ook internationaal Frans en beperkt zich niet tot België.

Wat leeft er in (jong ) Wallonië en Brussel volgens peilingen? Men wil een diploma halen, een lief vinden en een job, een huis kunnen kopen, op vakantie kunnen gaan, het nodige comfort genieten, de nodige gezondheidszorgen krijgen en een goed pensioen later. Men voelt zich over het algemeen comfortabel en gelooft ook dat dat zo zal blijven.

Waar gaat België dan uiteindelijk naartoe? Hebben zich twee democratieën ontwikkeld? Alain Gerlache vindt dat de huidige situatie onhoudbaar is. Denkend aan de watercatastrofe van 14 juli 2021, die door sommige media financieel geraamd werd voor Wallonië, en waarvoor een grote Vlaamse solidariteit op de been kwam die ter plekke de gevoelens heeft veranderd, hoopt hij dat de gevoelens voor elkaar veranderen, pleit hij voor meer begrijpelijke structuren en aan het roer iemand die het laatste woord heeft en de laatste verantwoordelijkheid.

foto: Radio 1

Alain Gerlache is journalist en vaste columnist voor de Franstalige openbare omroep RTBF en de krant De Morgen. Samen met Ivan De Vadder (VRT) maakte hij de tweetalige podcast Plan B over de verschillen én gelijkenissen tussen Vlaandren en Franstalig België. Hij wordt regelmatig uitgenodigd op TV en voor radioprogramma’s van de VRT om uitleg en commentaar te geven over de politieke actualiteit. Hij werkte mee aan het boek “La Belgique pour débutants”. “België voor beginners” – (Die Keure). Alain Gerlache is afkomstig uit Waals Brabant. Sinds 2018 woont hij in Luik.

Combinaisons – Van hout tot goud – fluitenkwartet Pamina – Nieuwjaarsconcert

Gisteren hielden de Vlaamse Academici Mechelen hun nieuwjaarsreceptie en daar gaat jaarlijks een gesmaakt concert aan vooraf. Dit jaar opteerde het bestuur voor het fluitenkwartet Pamina. In 2019 vierde het fluitenkwartet Pamina, een kamermuziekgroep bestaande uit 4 professionele fluitisten, Christine Achten, Joke Jodts, Leen Indigne en Daniëlla Leleu, haar 20 jaar bestaan. In deze 20 jaar heeft Pamina talloze concerten gegeven in binnen- en buitenland, speciaal voor het ensemble geschreven werken uitgevoerd en muziektheaterproducties gecreëerd.

Waarom de naam Pamina? Pamina is de dochter van de Koningin van de Nacht in Mozarts Die Zauberflöte. Pamina is de liefde zelf (letterlijk: Steh auf, erheitre dich, o Liebe!), eerst de liefde voor haar moeder (de Koningin van de Nacht). Daarna vraagt Monostatos (egoïsme) Pamina’s liefde. Later verklaart Pamina dat ze Sarastro (goddelijke wijsheid) verlaten heeft omdat Monostatos haar liefde verlangde. Pamina (de liefde of begeertekracht) wordt gevangen gehouden door Monostatos en Sarastro tegelijk: de liefde in de mens wordt beproefd door de keuze tussen enerzijds egoïsme en anderzijds wijsbegeerte. Pamina kiest noch voor Monostatos, noch voor Sarastro, maar verbindt zich met menselijkheid (Tamino dus).

In Combinaisons, van hout tot goud, liet fluitenkwartet Pamina muziek horen uit verschillende stijlperiodes.

Muziek uit de renaissance met haar houten fluiten en muziek uit de klassieke periode waar de houten fluiten voorzien werden van verschillende kleppen. Later, vanaf het midden van de 19e eeuw, werden fluiten gebouwd uit verschillende materialen, veelal metalen, zoals zilver en goud. Het volume van de fluit werd groter omdat de concertzalen ruimer werden. De groei van de concertzaalruimte lag dus aan de basis van het ontstaan van de concertfluit.

Pamina zet de verschillende stijlen naast elkaar, zoekt contrasten op, combineert ook verschillende stijlen waardoor deze elkaar versterken. Een wervelend heen-en-weer gaan in de tijd, een veelheid aan materialen van hout tot het edele goud wordt het publiek geserveerd, diverse combinaties van fluiten worden voorgesteld en afgewisseld met een vocale toets.

Een ontspannen, vlot en ongecompliceerd mooi concert werd het dat eindigde met een toemaatje van Shostakovitsch, namelijk zijn Walz n° 2.

Het Pamina fluitenkwartet bestaat uit:

Christine Achten – fluit, altfluit, piccolo en hakkebord

Leen Indigne – fluit, altfluit, basfluit en piccolo

Jo Jodts – fluit, basfluit en zang

Daniëlla Leleu – fluit, altfluit en piccolo

Wil je het fluitenkwartet Pamina leren kennen? www.pamina.be

Iemands stem, niemands stem en honderdduizend stemmen – Jelle Dierickx – Directeur Festival van Vlaanderen Mechelen/Kempen

Muziek en poëzie aan de dageraad van de 21ste eeuw

Wat doe je?”, vroeg mijn vrouw, toen ze me ongewoon lang zag treuzelen voor de spiegel. “Niets”, antwoordde ik, “ik kijk hier, in mijn neus, in dit neusgat. Als ik er op druk, doet het een beetje zeer.” Mijn vrouw glimlachte en zei: “Ik dacht dat je stond te kijken hoe scheef hij staat.”

Dit fragment uit Luigi Pirandello’s roman Uno, nessuno e centomila (Iemand, niemand en 100.000) is de vonk die ervoor zal zorgen dat de hoofdpersoon Vitangelo Moscarda in een identiteitscrisis gestort wordt.

Het is ook één van de vonken voor een onderzoek naar de convergentiepunten tussen muziek en poëzie aan de dageraad van de 21ste eeuw. Er werd onder andere bekeken in welke mate technologie en technieken als media en denkmethodes het uiteindelijke ontstaan van 20ste- en 21ste-eeuwse musicopoëtische uitingen (mee) bepa(a)l(d)en.

 Twas brillig, and the slithy toves
Did gyre and gimble in the wabe:
All mimsy were the borogoves,
And the mome raths outgrabe.


"Beware the Jabberwock, my son!
The jaws that bite, the claws that catch!
Beware the Jubjub bird, and shun
The frumious Bandersnatch!"


He took his vorpal sword in hand:
Long time the manxome foe he sought—
So rested he by the Tumtum tree,
And stood awhile in thought.


And, as in uffish thought he stood,
The Jabberwock, with eyes of flame,
Came whiffling through the tulgey wood,
And burbled as it came!


One, two! One, two! And through and through
The vorpal blade went snicker-snack!
He left it dead, and with its head
He went galumphing back.


"And hast thou slain the Jabberwock?
Come to my arms, my beamish boy!
O frabjous day! Callooh! Callay!"
He chortled in his joy.


'Twas brillig, and the slithy toves
Did gyre and gimble in the wabe:
All mimsy were the borogoves,
And the mome raths outgrabe.

Through the Looking Glass, 1871 - Lewis Carroll 

In deze context werden tevens de menselijke stem en bij uitbreiding extended vocal techniques onder de loep genomen.

Vaststelling: de 20ste en 21ste eeuw hebben door de algemene verspreiding van nieuwe media ook het gebruik van en de visie op de menselijke stem aangrijpend veranderd.

Uitgaande van deze theorie werd een idee geopperd omtrent oraliteit en poëzie aan de dageraad van de 21ste eeuw. Stelling is dat het wellicht zinvol is te spreken van iemands stem, niemands stem en honderdduizend stemmen tegelijkertijd.

Charles Bernstein boegbeeld van de Language poets transformeert in onderstaand gedicht een absoluut toegankelijke taal in een visuele puzzel die het risico loopt lezers uit te schakelen die liever hun ogen niet over de hele pagina bewegen om betekenis te geven. Een gedicht dat de criticasters van zijn poëzie op de korrel neemt.

This is a totally
inaccessible poem.
Each word,
phrase &
line
has been de-
signed to puz-
zle you, its
read-
er, & to
test whether
you’re intel-
lect-
ual enough—
well-read or dis-
cern
ing e-
nough—to ful-
ly appreciate th-
is
poem. This poem 


Charles Bernstein

Deze lezing had, naar mijn bescheiden mening, precies hetzelfde effect. Jelle Dierckx nam zijn (kritisch? ondeskundig ?) publiek op de korrel. Waren we nog bekwaam om al luisterend betekenis te scheppen, te geven? Konden we nog wel echt in het moment van de verklanking zijn? Beseften we hoe cyberspace (AI) de musicopoëtische uitingen mee bepaalt? Stem heeft tegenwoordig immers slechts bits nodig. Voldoende vragen aan een publiek dat na de lezing geen enkele vraag meer had.

foto: oh.mechelen.be

Dr. Jelle Dierickx (°1977) voltooide zijn proefschrift aan de UGent in 2006. Vier jaar eerder was hij al begonnen met het professioneel organiseren van festivals en andere artistieke evenementen. Als artistiek coördinator en dramaturg was hij werkzaam voor o.a. het Gent Festival van Vlaanderen en de Musikfestspiele Potsdam Sanssouci. Ondertussen heeft hij meer dan 25 internationale festivals op zijn palmares. Momenteel is hij directeur van het Festival van Vlaanderen Mechelen/Kempen. Daarnaast is hij actief als moderator, publicist en lector, alsook bij verschillende netwerkorganisaties. In 2016 publiceerde hij tevens het boek “Het Pluriversum van Lucien Goethals”. Als festivalmaker is hij ook bekend voor de ontwikkeling van eigenzinnige formaten (Lunalia in Mechelen, 24 Stunden Antike en Trollenacht in Potsdam).

Klimaat en energie: crisis of armageddon? – Gerard Govers

foto: San Marcoplein – Venetië – De Standaard – Nicola Marfisi/AGF

Er is geen ontkennen aan: we zitten midden in een door de mens veroorzaakte klimaatcrisis. Je kan er niet meer omheen dat onze uitstoot van broeikasgassen het klimaat op aarde stilaan in een andere plooi legt: het wordt warmer en we krijgen meer extreem weer. Maar moet het ook een armageddon worden? Zijn we dermate afhankelijk van fossiele brandstoffen dat er eigenlijk geen zinnige uitweg is zonder dat we onze welvaart opgeven? Of zijn er zinnige, haalbare oplossingen voor het klimaatprobleem?  En zo ja, welke zijn dat dan? In deze lezing ging Prof. Gerard Govers dieper in op deze vraag en hij probeerde ook om antwoorden te formuleren.

Na een korte uiteenzetting over wat klimaatverandering precies is en hoe we zeker weten dat er klimaatverandering plaatsvindt en hoe die gebeurlijk zal evolueren, stond de spreker stil bij wat ons te doen staat.

We hebben allemaal weet van het broeikaseffect. Paradoxaal genoeg is de opwarming van de aarde op zich een natuurlijk verschijnsel: de atmosfeer rond onze planeet – en dan vooral de waterdamp – zorgt immers al miljoenen jaren voor een broeikaseffect dat het leven op aarde beschermt tegen te extreme temperaturen.

Probleem is echter wel dat de menselijke activiteiten – en dan vooral de verbranding van fossiele brandstoffen om aan de steeds groeiende energiebehoefte te voldoen – sinds het begin van de industriële revolutie (1750) en in steeds grotere mate kolossale hoeveelheden broeikasgassen in die atmosfeer doen terechtkomen. Deze uitstoot versterkt het natuurlijk broeikaseffect in grote mate, en heeft een geleidelijke klimaatverandering tot gevolg. De emissies beperken vraagt om een gezamenlijk verantwoordelijkheid van alle sectoren. Ieder is deel van de oplossing.

De gevolgen zijn duidelijk meetbaar: een opwarming van de atmosfeer en de oceanen, een wijziging van de frequentie en intensiteit van de neerslag, een wijziging in de activiteit van stormen, een afname van de hoeveelheid sneeuw en ijs, en een verhoging en verzuring van de oceanen. Wat op zich dan weer een impact heeft op de biodiversiteit,  de landbouw, de gezondheid, de economie, het waterbeheer, het transport, de energie,…

De klimaatverandering is dus reëel! De extremen die we beleven zijn aan de opwarming te wijten: de hitte, de droogte, de overvloedige regens, de versnelling in de verhoging van het zeespiegelniveau, de aqua alta – frequentie in Venetië … .

De klimaatvoorspellingen van 1980 zijn vandaag bewaarheid. Het scenario voor 2100 bij de huidige uitstoot is dat het tot 4°C warmer wordt. In het noordelijk halfrond is die temperatuur misschien nog wel te harden maar wat met het zuiden? Dat dat enorme migratiestromen op gang kan brengen hoeft geen betoog. Business as usual is geen optie, aldus professor Govers. We staan voor een grote uitdaging want we zitten wat het terugdringen van onze CO2-emissie niet op schema.

Wat ons te doen staat is: langs wegen van geleidelijkheid aan energiebesparing doen, kiezen voor elektrificatie op basis van groene energie en openhouden van kerncentrales om energievoorziening te vrijwaren, aansturen op integratie van de energiesystemen (vb. China’s groene energietransport, de koolstof-waterstofeconomie) en vooral alle opties op tafel houden zonder polarisatie.

Kortom, de crisis is echt en vergt een globale aanpak. We hebben behoefte aan een slim stappenplan en vooral een politiek beleid en een visie die de wetenschappelijke innovaties en bevindingen ondersteunt.

Na afloop werd de spreker met enkele sceptische opmerkingen geconfronteerd. Misschien kan Getting sceptical about global warming scepticism alsnog alle neuzen in dezelfde richting krijgen. Het publiek bedankte evenwel met een warm applaus.

Afbeeldingsresultaten voor Gerard Govers

Gerard Govers is gewoon hoogleraar aan KU Leuven en is op dit ogenblik ook vice-rector verantwoordelijk voor Wetenschap &Technologie en Duurzaamheid. Hij studeerde geografie aan KU Leuven en begon daarna een academische onderzoeks- en onderwijscarrière. Zijn onderzoek bestrijkt een waaier van thema’s die allemaal met het aardoppervlak te maken hebben: erosie en sedimentatie, de ontwikkeling van het reliëf, veranderingen in bodemgebruik en de impact van door de mens veroorzaakte erosie op de koolstofhuishouding van de bodem zijn hierbij belangrijke thema’s. Dat onderzoek gebeurde voor een belangrijk deel in de Belgische Leemstreek maar ook in, onder andere, Australië, de Verenigde Staten, Ethiopië, Ecuador en Brazilië. Dat onderzoek wordt internationaal gewaardeerd, wat o.a. blijkt uit Bagnold award die hem in 2009 door de European Geosciences Union werd toegekend. Gerard Govers geeft graag les en de studenten waarderen dat ook: hij kreeg de afgelopen jaren vier keer het ‘Gouden Krijtje’ op en daar is hij best trots op. Als vicerector Duurzaamheid promoveert hij het concept ‘Duurzaamheid’ aan KU Leuven door in te zetten op een groener reisbeleid en nieuwe cursussen te ontwikkelen voor de grootste studentengemeenschap van Vlaanderen. Daarnaast stuurt hij ook de groep Wetenschap & Technologie aan die 4000 onderzoekers en 20000 studenten omvat uit alle wetenschappelijke en technologische domeinen.

Wanneer wordt een kunstwerk een meesterwerk ? – Christiane Struyven

Hoe definiëren we een meesterwerk anno 2019? Welke zijn de criteria?

Uiteraard zijn er de technische vereisten van compositie, ruimteschikking, kleur, vorm en licht/donkercontrast, die met brio moeten nagekomen worden. Maar even belangrijk is de boodschap van het werk, die in de XXIe eeuw nog relevant moet zijn. Tevens moet het kunstwerk innoverend zijn en moet het ook een diepe universele menselijkheid en grandeur bevatten. Oppervlakkigheid, banaliteit, sentimentaliteit, gekunsteldheid of platsvloersheid passen hier niet.  

Christiane Struyven beschreef een 12 -tal meesterwerken uit diverse tijdperken, continenten en disciplines en vertelde daarbij over hun ontstaansgeschiedenis. Ze toonde daarnaast werken over hetzelfde thema van andere kunstenaars en maakte duidelijk waarom het in het ene geval om een topwerk gaat en in het andere helemaal niet. Tal van vragen kregen in dit verband een zeer klaar antwoord. Ze liet daarom haar keuze ook vallen op werken waarrond een algemene consensus bestaat omdat de lezing niet meteen een kunstdebat op het oog had.

Waarom spreken Griekse klassieke bronzen naakten uit 440 V.C. of Afrikaanse terracotta beelden van anonieme Nigeriaanse beeldhouwers uit de 13e eeuw ons vandaag nog steeds aan? Hoe kunnen “De Kruisafneming” van Rogier Van der Weyden uit 1435 en sommige schilderijen van Rembrandt,  Monet en Matisse ons heden nog betoveren? Wat maakt Picasso’s Guernica uit 1937 zo tijdloos?

Waarom inspireert een iconisch minimalistisch interieur van Mies van der Rohe uit 1951 ons al bijna 70 jaar? Waarom vinden we “Le Pont Neuf” van Christo uit 1985 zo mooi?

Vergelijkingen van zelfde thema’s, gebracht door verschillende kunstenaars verhelderden veel over de kwaliteit en relevantie van meesterwerken, ongeacht hun herkomst in tijd of plaats. Het werd een bijzonder interessante, interactieve uiteenzetting die jammer genoeg veel te snel voorbij ging.

Christiane STRUYVEN studeerde rechten (K.U.L.) en kunstgeschiedenis (University of Cambridge). Ze behaalde ook een diploma van antiquaire. In Mexico werkte ze voor het Ministerie van Opvoeding en maakte er expo’s over universele schilderkunst aan de hand van fraaie reproducties. Ze was 25 jaar lang advocaat aan de Balie van Brussel. Eerder was ze TV presentatrice bij de VRT, bestuurder bij de Belgacom Art Foundation en raadgever van de Commissaris-Generaal Europalia Mexico. Sedert 2010 geeft ze talrijke free-lance voordrachten over XXe – en XXIe – eeuwse kunst o.m. voor de Koninklijke Bibliotheek van België, Bozar, BRAFA, het Ministerie van Buitenlandse Zaken van België, le Musée Picasso Paris, le Musée Matisse Nice, Los Amigos del  Prado Madrid.

Democratie = particratie ? – prof. em. Emmanuel Gerard

Is onze democratie gekaapt door de politieke partijen?

Particratie behoort, als we de media moeten geloven, tot de pathologie van de Belgische politiek en alles wat misloopt in dit land, wordt op een of andere manier tot de particratie teruggebracht. Wat moeten we precies onder dat begrip verstaan?
Onder welke historische omstandigheden kwam het verschijnsel dat achter deze term schuilgaat, tot leven? Welke factoren werkten het in de hand en hoe drukte het zich uit in de vormgeving van de Belgische politiek?
Was de particratie altijd even sterk of kent ze een geschiedenis van ups en downs? Zijn er ook positieve aspecten aan verbonden? Vormt ons land een uitzondering in Europa?

Al deze vragen die prof. em. Gerard aan de hand van de Belgische politieke geschiedenis van de afgelopen honderd jaar probeerde te beantwoorden mondden uit in een evaluatie van de particratie vandaag.

Vertrekkend van de actualiteit (vb. Ivan De Vadder in De Standaard: “De macht van de voorzitters is gigantische groot.”) kwam hij tot de volgende definitie of omschrijving van particratie: een politiek systeem waarin de politieke partijen de grondwettelijke instellingen (parlement, regering, … ) overvleugelen. Waarbij onder een partij een strak geleide buitenparlementaire organisatie wordt verstaan die niet in de grondwet is ingeschreven. Het woord particratie heeft een negatieve lading gekregen maar is een verschijnsel dat zich als het ware diep geworteld heeft in onze politieke cultuur en structuur.

Het is een illusie het parlement als centrum van de politieke macht te beschouwen. In het stelsel van de scheiding der machten wordt de wetgevende macht als basis gezien vandaar de idee dat het parlement het centrum van de macht herbergt. Die macht zit echter bij de regering (uitvoerende macht). Het is de koning en zijn ministers die de macht bezitten en daarom moet het parlement zich organiseren. Dit leidt na de onafhankelijkheid van 1830 tot het ontstaan van de partijen. Historisch gezien gaat het parlement (de meerderheid stelt de regering aan) regeren maar het heeft tegelijkertijd zo zijn vrijheid verloren. De regering wordt de emanatie van de parlementaire meerderheid tegenover de oppositie. De wetten zijn van de regering afkomstig die aanvankelijk uit slechts twee partijen bestond.

We kunnen spreken van een drietrapsraket: de partijen groeien in macht tussen 1894 en 1919 wanneer het algemeen stemrecht van 100.000 burgers naar meer dan een miljoen kiezers wordt uitgebreid. Dat is tevens de oorzaak dat de partijen zo sterk gaan groeien. Ze beginnen de kiezers buiten het parlement te organiseren. In 1945 ontstaan er ernstige problemen in België (koningskwestie, repressie na de oorlog, de schoolkwestie) die de bevolking polariseren. In 1971 was er het probleem van de institutionele complexiteit van België door de staatshervorming. Polarisering kan alleen overbrugd worden door de samenwerking tussen de partijvoorzitters, overigens de enige instantie die in dergelijke gevallen nog enig overzicht bewaart en die zo via interne debatten en onderhandelingen tot een pact komt dat misschien niet iedereen bevalt maar wel in een onderhandelde beslissing resulteert.

Verder is er ook ons kiestelsel. Meerderheidsstelsels (1830-1900) verschillen grondig van stelsels met evenredige vertegenwoordiging. België (1900) was het eerste land met een evenredige vertegenwoordiging.
De neutralisering van de lijststem (2000) om te berekenen welke kandidaten het “verkiesbaarheidcijfer” behalen, maakte dat de lijststemmen maar half zo zwaar gingen doorwegen als de voorkeurstemmen. Populaire kandidaten konden op die manier de lijstvolgorde doorbreken en van op een lagere plaats verkozen worden. Die beslissing kwam er door de kritiek op de particratie en zou het kiesstelsel democratischer en transparanter maken.

En het coalitiesysteem? Vanaf 1918 (evenredige vertegenwoordiging) is er geen homogene meerderheidsregering meer maar een coalitieregering en groeit de mogelijkheid van onstabiele regeringen . Er is een verschil tussen de periode voor en na WO II. Tussen 1918 en 1940 krijgen we 22 regeringen. De politieke instabiliteit neemt toe en de wens ontstaat naar meer stabiliteit. Die wens resulteert in het opbouwen van een sterke partijdiscipline en sterke partijfracties in het parlement. Sinds 1945 worden daardoor de partijen het structurerend element in België.

Hoogtepunten in dit verband zijn de Koningskwestie (1950), het Schoolpact (1958), de communautaire akkoorden van Hertoginnedal (1963), het Egmontpact (1977) dat gesloten werd door de zogenaamde ‘junta van de partijvoorzitters’. Het moet duidelijk zijn dat het hier ook om een kwestie van individuen gaat, partijvoorzitters kunnen zwaargewichten zijn of ook niet. Vandaag worden o.a. staatshervormingen onderhandeld onder de partijvoorzitters.

Tenslotte ziet prof. em. Gerard een aantal disfuncties van de particratie die te situeren zijn in de extreme fractiediscipline, de ministeriële kabinetten, de politieke benoemingen, de partijfinanciering, het kiezersbedrog en de opvolging. De disfuncties op deze punten worden sterker aangevoeld naarmate de partijen kleiner worden. We leven in geen gemakkelijke tijden. Overal merken we dat de democratie onder druk staat. Volgens de spreker moet het parlement niet altijd in het centrum staan; het wordt ook niet altijd buiten spel gezet; het heeft wél een belangrijke controlerende functie. Hij pleit ook voor een vorm van politieke zelfbeheersing: minder politieke benoemingen, ontslag van een minister wordt best door de minister-president aangekondigd i.p.v de partijtop; het parlement mag ook niet voor schut gezet worden. Het is de illusie van het verloren paradijs die ervoor zorgt dat het parlement zich in het centrum van de macht probeert te werken daar waar die eigenlijk bij de uitvoerende macht, de regering ligt (cfr. UK).

Emmanuel Gerard (Roeselare, 1952) is emeritus professor van de KU Leuven, gewezen decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen, erevoorzitter van KADOC Documentatie- en onderzoekscentrum Religie, Cultuur en Samenleving, en voorzitter van de Senaat KU Leuven.
Hij is historicus en publiceerde over het interbellum, de christendemocratie, de monarchie, het parlement, de moord op Julien Lahaut en de Congocrisis. Zijn meest recente boeken handelen over de tussenoorlogse periode in België: “De schaduw van het interbellum. België van euforie tot crisis 1918-1939”, en samen met Mark Van den Wijngaert, “Boudewijn, koning met een missie”..

Het brein versus de tand des tijds: een ongelijke strijd? – prof. dr. Mathieu Vandenbulcke – Ouderenpsychiatrie KU Leuven

Mensen worden steeds ouder. De levensverwachting is de voorbije eeuw met ongeveer 30 jaar gestegen. Dit betekent dat er een hele levensfase bijgekomen is. Maar wat betekent dit voor het brein? Geleidelijk aan ontdekken we hoe het brein en de menselijke geest zich aanpassen aan de tand des tijds. Vaak met succes, soms is het een ongelijke strijd. Dit hangt af van opgebouwde reserves, compensatiestrategieën en aanwezigheid van hersenpathologie. De schemerzone tussen normale en pathologische veroudering wordt geleidelijk aan zichtbaar in het brein en stelt ons voor bijzondere uitdagingen in het geval van psychiatrische symptomen op latere leeftijd.

Deze inleidende uitnodiging tot prof. Vandenbulckes lezing trok een volle zaal toehoorders. Het interesseert blijkbaar velen wat de tijd met ons brein kan aanvangen. In een zeer goed gedocumenteerde en gestructureerde uiteenzetting had spreker het over normale veroudering, pathologische veroudering en veroudering met psychologische stoornissen.

Normale veroudering zien we reeds vanaf 20 jaar gebeuren. In de voorhersenen treedt volumeverlies op; de integriteit van onze hersenbanen gaat achteruit door veroudering. Al zijn er lichte verschillen te constateren wanneer mensen bijvoorbeeld meertalig zijn, een hogere opleiding genoten hebben enz. De begrippen vloeibare intelligentie en gekristalliseerde intelligentie dienen in dit verband verduidelijkt te worden. De gekristalliseerde vorm is de intelligentie die voortkomt uit leren (kennis). De vloeibare vorm is gebaseerd op kunnen of het zien van relaties tussen dingen zonder ervoor geleerd te hebben. Bij mensen die tot op hoge leeftijd grote cognitieve prestaties kunnen leveren – zoals bijvoorbeeld prof. Vandenbulckes grote voorbeeld Eric Kandel – compenseert de ene vorm de andere. Daarbij rijst natuurlijk de vraag of we het brein kunnen trainen?Can exercise keep your brain young and sharp?  Daarvoor liggen geen onmiddellijke bewijzen op tafel, aldus de professor. Al zou het adagium Mens sana in corpore sano (fysieke trainingsprogramma’s) wel een positieve invloed uitoefenen op de neuroplasticiteit van het brein. Ook Laura Carstensens Socioemotional Selectivity Theory maakt iets duidelijk: de oudere mens kiest voor de emotionele tevredenheid (nabijheid van familie en vrienden) in het korte tijdsbestek dat hem nog rest terwijl de jonge mens met nog een lang leven voor zich eerder voor de carrièreplanning, de kennisverrijking en de nieuwe interessante sociale relaties opteert.

Prof. dr. Mathieu Vandenbulcke in het kader van het project ‘Wereld van Herinnering’ van Museum-M en UZ Leuven in 2015 – 2016

Tot de pathologische vorm van veroudering hoort dan dementie. Belangrijke kenmerken van dementie zijn stoornissen in geheugen, taal, denken, waarnemen, redeneren en handelen. Het proces van verlies aan mogelijkheden verloopt traag en is vaak al jaren gaande vooraleer de diagnose wordt gesteld. Dementie is geen op zichzelf staande ziekte, het is de naam voor een combinatie van symptomen waarvan verschillende aandoeningen de oorzaak kunnen zijn. De meest bekende, en ook meest voorkomende oorzaak is de ziekte van Alzheimer. Zowat twee derde van de mensen met dementie, lijdt aan alzheimer.

De vraag over wat nu de échte oorzaak van het degeneratieproces is bij de ziekte van Alzheimer – aantasting van de zenuwcellen door het neerslag van Aβ42 (amyloïdes, eiwitfragmenten waaruit de plaques zijn samengesteld) of de verzwakking van de cellen door de interne opstapeling van tau-tangles (tau, een eiwit dat onder normale omstandigheden een rol speelt bij het in stand houden van de stevigheid van het ‘skelet’ van zenuwcellen) – heeft jaren voor een controverse onder wetenschappers gezorgd. Een controverse die overigens nog steeds niet helemaal beslecht is.

VIB-onderzoekers Bart De Strooper (VIB Onderzoekscentrum voor Ontstaansmechanismen van Ziekten, KU Leuven) en Christine Van Broeckhoven (VIB Departement Moleculaire Genetica, Universiteit Antwerpen) staan mee aan de wereldtop van het alzheimer- en dementieonderzoek

Dat genetica een rol speelt bij alzheimer en frontaalkwabdementie werd duidelijk door het pioniersonderzoek van Christine Van Broeckhoven. Haar zoektocht naar wijzigingen in het DNA bij families waarin deze ziekten veelvuldig voorkomen, heeft belangrijke kennis opgeleverd over de biologie van het ziekteproces in de hersenen. Zo toonden zij bijna 30 jaar geleden aan dat genetische schrijffouten in de erfelijke code van het APP-eiwit leidde tot alzheimerdementie. De farmacologische behandelingen van vandaag doen echter niets aan het onderliggende systeem dat alzheimer triggert. Er is geen test om alzheimer op te sporen, en geen middel om het proces te vertragen of te genezen. Trouwens de geneesmiddelenfabrikant Pfizer bijvoorbeeld trok de stekker uit het alzheimeronderzoek, in navolging van andere farmabedrijven die al eerder budgetten terugschroefden. Big pharma heeft grotendeels afgehaakt, maar alzheimer heeft wel de interesse gewekt van miljardairs-filantropen zoals Bill en Melinda Gates, en Facebook-baas Mark Zuckerberg en zijn vrouw Priscilla Chan. Maar het model waar de wetenschap twintig jaar in heeft geloofd, en dat door onder anderen prof. De Strooper op de kaart is gezet, is dat de hersencellen bij alzheimerpatiënten afsterven omdat ze aangevallen worden door het hoger vermelde eiwit amyloïd. Maar dat model hield dus geen stand toen het gebruikt werd om een geneesmiddel te zoeken.

Hier komt Mission Lucidity op de proppen, een ambitieus project om de ziekte van Alzheimer te laten ontrafelen door 200 Belgische wetenschappers waaronder ook prof. dr. Mathieu Vandenbulcke. Om deze neurodegeneratieve ziekte te begrijpen en te kunnen behandelen, moeten we in staat zijn om de veranderingen in de hersenen te volgen vóór het begin van de ziekte en tijdens de behandeling. Mission Lucidity brengt de ingenieurs, wetenschappers en clinici bij elkaar die betaalbare tools kunnen maken voor niet-invasieve hersencontrole, waardoor de klinische praktijk over de hele wereld zal veranderen.

Andere vormen van dementie behalve alzheimer kunnen kleine herseninfarcten zijn (vasculaire dementie), lewy-pathologie (parkinson) en frontotemporale dementie (FTD). FTD heeft een genetische oorzaak (cfr. onderzoek Christine Van Broeckhoven). Er bestaat een taalvariant en een gedragsvariant.

Prof. Vandenbulcke maakte zijn uiteenzetting aanschouwelijk met videogetuigenissen van patiënten getroffen door diverse vormen van dementie en gaf daarmee ontroerende voorbeelden van hoe aanvaarding, openheid, steun en actieve coping-vaardigheden de ziekte enigszins kunnen helpen dragen. Hij beklemtoonde dat ook de context (partner, kinderen, vrienden, … ) van de patiënt in het beeld moet opgenomen worden.

Tot slot verwees hij naar het SEQUOIA-FONDS VOOR ONDERZOEK NAAR VEROUDERING EN GEESTELIJKE GEZONDHEID dat hij in het leven riep en waar iedereen die zich daartoe geroepen voelt, een gift kan overmaken.

Mathieu Vandenbulcke is diensthoofd ouderenpsychiatrie van het UPC KU Leuven / UZ Leuven sinds 2013 en deeltijds hoogleraar verbonden aan het departement neurowetenschappen van de KU Leuven sinds 2014.  Mathieu Vandenbulcke promoveerde tot arts in 1997 aan de KU Leuven en tot arts-specialist in de psychiatrie in 2004. Hij doctoreerde in het laboratorium voor cognitieve neurologie, behaalde zijn doctoraat in de biomedische wetenschappen aan de KU Leuven in 2007, en won de prijs voor biomedische wetenschappen van de Academische Stichting Leuven in 2008. 
Hij richtte het laboratorium voor translationele neuropsychiatrie op in 2009 en onderzoekt neurocognitieve en laat ontstane psychiatrische stoornissen door middel van gedragsstudies en  multimodale hersenbeeldvorming. Hij richtte in 2017 het Sequoia Fonds voor onderzoek naar veroudering en geestelijke gezondheid op. Hij coördineert sinds 2018 Mission Lucidity, een samenwerkingsverband tussen imec, UZ Leuven, KU Leuven en VIB, gericht op dementie-onderzoek. 

%d bloggers liken dit: