“Poëzie maakt samenleving warmer; koudheid bestuur staat daar haaks op”- Antwerpse stadsdichters

Over de kritiek die al een paar maanden terecht woedt rond de weigering van Ruth Lasters’ gedicht LOSGELD.

Een stadsgedicht kan geen politiek manifest zijn.’ Met die kolderieke stelling cancelde de Antwerpse cultuurschepen Nabilla Ait Daoud een gedicht van Ruth Lasters, een stadsdichter die ze zelf had benoemd. Het ging om een lekker fel vers, over en door jongeren. Over heel ons onderwijs eigenlijk, en zijn ingebakken brandmerking van leerlingen met een B-statuut. – Tom Lanoye in Humo – 12/09/22

Hart boven Hard en EPO Uitgeverij steunen de boodschap van ‘Losgeld’, het gedicht dat Ruth Lasters samen met de leerlingen van de Spectrumschool schreef om de discriminatie van niet-ASO-leerlingen aan te kaarten.

bron: Ruth Lasters/fb

Het gedicht werd geweigerd als stadsdichter gedicht door het Antwerpse bestuur. Wij vinden dat gedichten met maatschappijvisie wél een plek verdienen in de openbare ruimte, aldus Sara Eelen, Hart boven Hard en EPO

Nadat Ruth Lasters zich terugtrok als één van de vijf stadsdichters van Antwerpen (1/09/2022) volgde nu ook het ontslag van de vier anderen:

Stadsdichters Antwerpen nemen collectief ontslag: “Poëzie maakt samenleving warmer; koudheid bestuur staat daar haaks op” – VRTNWS – 5/11/2022

vlnr: Cleo Klapholz en Yves Kibi Puati Nelen (Proza-K), Ruth Lasters, Lotte Dodion, Lies Van Gasse en Yannick Dangre – foto: Dries Luyten

Hoe krikken we het taalniveau van onze leerlingen op? 33 procent van de leerkrachten wil langere lesblokken – Knack

Meer tijd, kleinere klasgroepen, beter studieadvies, strengere evaluaties en meer aandacht voor grammatica. Dat is er volgens taalleerkrachten nodig om het niveau van hun leerlingen op te krikken. Maar vooral: ‘Taalvakken mogen niet langer in de schaduw staan van wiskunde en wetenschappen.’

Het gaat niet goed met onze talenkennis. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat het taalniveau van Vlaamse leerlingen daalt, zowel voor Nederlands als voor vreemde talen als Frans, Duits en Engels. In het secundair onderwijs zijn talenrichtingen ook allesbehalve populair. Jongeren, hun ouders en sommige leerkrachten kijken er zelfs een beetje op neer. Logisch dus dat er ook aan hogescholen en universiteiten steeds minder studenten voor een talenopleiding kiezen. Een van de gevolgen daarvan is het penibele tekort aan leerkrachten Nederlands, Frans en ondertussen ook Duits en Engels. En in scholen die met een lerarentekort kampen, daalt het onderwijsniveau onvermijdelijk.

Alle sectoren, van het bedrijfsleven tot de media en de overheid, schreeuwen om taalexperts. Ine Corteville, Vlaams Talenplatform

Die cirkel moet dringend worden doorbroken, vinden de academici die zich in het Vlaams Talenplatform hebben verenigd. In hun nieuwe rapport Naar een talenonderwijs in topvorm doen ze meer dan twintig aanbevelingen die ons uit de impasse moeten helpen. Dat advies is voor een groot stuk gebaseerd op een enquête bij meer dan duizend Vlaamse taalleraars uit het secundair onderwijs. ‘Taalleerkrachten blijken veel vertrouwen in elkaar te hebben, zijn meestal erg geëngageerd, staan open voor verandering en hebben heel concrete ideeën om het talenonderwijs te verbeteren. Dat is echt hoopgevend’, zegt professor Nederlandse literatuur Lars Bernaerts (UGent). Het valt op dat al die leerkrachten Nederlands, Frans, Duits, Engels of Latijn zich wel zorgen maken over de kwaliteit van het talenonderwijs. Ze vinden dat de lat hoger moet worden gelegd.

Vorig schooljaar was Anne, die Frans geeft in een aso-school, klastitularis van een groep zesdejaars uit de richting economie-moderne talen. 6EMT was geen gemakkelijke klas. Geregeld stonden twee groepen leerlingen lijnrecht tegenover elkaar. Ruzies die buiten de school of online oplaaiden, zorgden ook tijdens de lessen voor spanningen. Er ging geen maand voorbij of Anne moest een klasgesprek organiseren om de gemoederen te bedaren. Nog voor de krokusvakantie was het voor haar al duidelijk dat ze haar zesdejaars onmogelijk alle geplande leerstof zou kunnen meegeven.

Bij wiskunde moet je ook eerst de abstracte theorie leren. Dat vindt iedereen normaal. Maar als het over talen gaat, moet alles altijd leuk zijn. Lieven Buysse, hoogleraar Engelse taalkunde (KUL)

Veel taalleerkrachten geven aan dat ze tijd tekort komen. Dat komt om te beginnen doordat ze naast het lesgeven nog een hele resem andere taken hebben. ‘Dat geldt vandaag natuurlijk voor álle leerkrachten’, zegt Bernaerts. ‘Maar wie taalvakken doceert, heeft vaak nog extra werk. Om te beginnen bestaat hun vak uit verschillende disciplines, van taalbeschouwing en vaardigheden tot grammatica en spelling. Daarnaast is taken corrigeren erg tijdrovend. Ze ontwikkelen ook veel van hun lesmateriaal zelf, zijn vaak klastitularis en zetten zich, bijvoorbeeld, in voor de begeleiding van startende collega’s. Dat ze meer tijd willen, zie ik vooral als een roep om erkenning voor alles wat ze doen.’

Er zijn ook heel wat leerkrachten die concreet om meer lesuren vragen. Met de tijd die ze nu voor hun vak hebben, is het volgens hen onmogelijk om de leerstof grondig uit te leggen én hun leerlingen de kans te geven om stof in te oefenen en te automatiseren. Vooral leerkrachten Frans zijn daar vragende partij voor. Nu is dat in deze tijden niet echt een realistisch pleidooi. Niet alleen zijn er zo al niet genoeg taalleerkrachten om al die lesuren in te vullen, scholen hebben ook de grootste moeite om alle nieuwe leerdoelen, van burgerschap tot financiële geletterdheid, in het lesrooster gepropt te krijgen. Een paar jaar geleden werd daar in de eerste graad van het secundair onderwijs zelfs een uur Nederlands voor opgeofferd.

63% van de leerkrachten vindt dat ze niet genoeg tijd krijgen om zich bij te scholen.

‘Daarom is het belangrijk om de tijd die er wel is efficiënt in te zetten’, zegt hoogleraar Engelse taalkunde Lieven Buysse (KU Leuven). ‘Zo zouden veel taalleerkrachten graag meer dan vijftig minuten na elkaar aan dezelfde klasgroep les kunnen geven. Dat is nodig om leerlingen kennis mee te geven, vaardigheden te laten inoefenen en ook nog feedback te geven.’ Om dezelfde reden zou 60 procent van de leerkrachten uit de enquête graag zien dat taallessen zowel in het secundair als in het lager onderwijs in kleinere klasgroepen worden georganiseerd.

Twee dunne romans moesten de leerlingen van het vijfde jaar vorig schooljaar voor Engels lezen. J. las er volgens zijn leerkracht niet één. De boekbesprekingen plukte hij gewoon van het internet. Voor de toetsen die hij moest afleggen, studeerde hij amper. Op zijn eindrapport stond voor Engels een rood cijfer: 45 procent. Toch viel de klassenraad daar niet over. Alle aandacht ging naar zijn fantastische resultaten voor wiskunde en vooral fysica. J. wil later burgerlijk ingenieur worden.

29% vindt de nieuwe eindtermen niet haalbaar.

Taalleraars staan vandaag in veel gevallen voor erg heterogene klasgroepen, en dat maakt hun werk nog moeilijker. Dat komt vooral doordat lang niet alle jongeren die voor een talenrichting kiezen dat uit overtuiging doen. ‘Leerlingen die niet goed zijn in wiskunde en wetenschappen, krijgen vaak het advies om een talenrichting te volgen. Ook als ze daar noch aanleg, noch interesse voor hebben’, legt Buysse uit. ‘Daardoor moeten taalleraars vaak lesgeven aan groepen met aan de ene kant heel gemotiveerde en taalvaardige leerlingen en aan de andere kant uitgesproken taalzwakke jongeren. Dat is een moeilijke spagaat, die de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede komt. Sommige klassenraden en directies moeten zich beraden over de gevolgen van hun studieadvies.’

Daarbij komt dat er voor taalvakken meestal geen echte examens worden georganiseerd. Leerlingen worden beoordeeld op basis van de toetsen en vooral van de taken die ze in de loop van het schooljaar maken. 70 procent van de taalleerkrachten gelooft dat de slaagkansen van hun leerlingen daardoor hoger liggen. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze de taal ook beter beheersen. Volgens nogal wat leraars maakt een systeem van zogenaamde ‘gespreide evaluatie’ het alleen gemakkelijker om voor hun vak te slagen. Sommigen vrezen zelfs dat hun leerlingen niet goed genoeg op het hoger onderwijs worden voorbereid.

92% werkt het liefst met lesmateriaal dat door taalleerkrachten is opgesteld.

Wat ook niet helpt, is dat de resultaten voor taalvakken minder zwaar blijken door te wegen bij deliberaties. ‘Wanneer de klassenraad het rapport van een leerling bespreekt, worden slechte punten voor een taalvak nogal snel onder de mat geveegd’, zegt Tanja Mortelmans, professor Duitse taalkunde (UA). ‘Is iemand niet geslaagd voor Nederlands, Engels, Frans of Duits, dan wordt die sneller gedelibereerd dan bij een onvoldoende voor wiskunde of wetenschappen.’

Om het niveau van het talenonderwijs op te krikken, stellen leerkrachten niet alleen een betere evaluatie voor. Ook de lesinhoud mag best wat pittiger. Bijna de helft vindt dat er vooral in de eerste jaren een grotere nadruk op kennis moet liggen dan op communicatieve vaardigheden. Dat wil zeggen dat er weer meer aandacht naar spelling, spraakkunst en woordenschat moet gaan. ‘Het is moeilijk geworden om leerlingen, leerkrachten en ouders ervan te overtuigen dat je nu eenmaal door de grammatica heen moet als je een taal wilt leren’, zegt Buysse. ‘Bij wiskunde moet je ook eerst de abstracte theorie leren voor je vraagstukken kunt oplossen. Dat vindt iedereen normaal. Maar als het over talen gaat, moet alles altijd leuk zijn. Dat kan natuurlijk niet. Ook taalleerkrachten moeten het signaal krijgen dat ze die abstractere kennis mogen en zelfs moeten overdragen.’ Dat zou taalvakken zelfs wat populairder kunnen maken. Want uit onderzoek blijkt dat richtingen die als gemakkelijk worden ervaren, weinig aantrekkingskracht en prestige hebben.

63% denkt dat talen-richtingen een imagoprobleem hebben.

Er wordt dan ook veel verwacht van de nieuwe richting moderne talen. Vandaag bestaat die al in de tweede graad van het secundair onderwijs en vanaf 1 september 2023 kan ze ook in de derde graad worden opgezet. Het gaat om een volwaardige studierichting die helemaal op zichzelf staat en dus niet in combinatie met bijvoorbeeld economie of Latijn wordt aangeboden. Naast Frans, Engels en Duits krijgen leerlingen in die opleiding ook nog een vierde vreemde taal. Er gaat veel aandacht naar literatuur en ook taaltechnologie en pragmatiek komen er aan bod. Zo zouden jongeren de nodige taalexpertise meekrijgen om bijvoorbeeld fake news op te sporen, big data te verwerken of kritisch naar een ideologisch discours te kijken. ‘We hebben maar een jaar meer om die richting in de kijker te zetten en er zo veel mogelijk mensen voor warm te maken’, zegt Mortelmans. ‘We moeten moderne talen in de markt zetten als een richting die de lat weer hoog legt en taalsterke leerlingen de kans geeft om ambitieus te zijn.’

Saar wil taal- en letterkunde studeren aan de universiteit. Engels-Zweeds lijkt haar een leuke combinatie. Haar ouders vinden dat geen goed idee. Ze zouden liever hebben dat ze wat hoger mikt. Vriendinnen reageren ook al niet erg positief. Wil ze écht haar hele leven voor de klas staan? Omdat ze op den duur begint te twijfelen, schrijft ze zich voor een infodag in. Ze spreekt er een assistent en twee studenten aan. Niemand kan haar vertellen waarom taal- en letterkunde iets voor haar zou zijn. Eind deze maand begint ze aan een studie psychologie.

33% wil in blokken van meer dan 50 minuten lesgeven.

Het secundair onderwijs kan het tij natuurlijk niet in zijn eentje keren. Alle onderwijsniveaus moeten inspanningen leveren. Zo vindt meer dan de helft van de bevraagde leerkrachten dat ook basisscholen ervoor moeten zorgen dat kinderen tegen het eind van het zesde leerjaar een degelijk niveau hebben bereikt. Vandaag is dat lang niet altijd het geval.

En ook het hoger onderwijs speelt een sleutelrol. Vooral ervaren leerkrachten geven aan dat er soms een probleem is met het taalniveau van pas afgestudeerde collega’s. ‘We willen natuurlijk dat er degelijke taalleerkrachten voor de klas staan’, zegt Buysse. ‘Daarom is het niet alleen belangrijk om het taalniveau van studenten aan het begin van de opleiding te meten. Aan het eind moeten ze ook allemaal hetzelfde niveau bereiken. Vandaag liggen die eindniveaus al vast voor alle Vlaamse universiteiten, maar niet voor de hogescholen die lerarenopleidingen aanbieden.’

48% vindt dat er in het begin meer aandacht moet zijn voor kennis dan voor vaardigheden.

Het Vlaams Talenplatform pleit ook voor een grote campagne die jonge mensen enthousiast moet maken voor taal en literatuur. Iets als de STEM- campagnes die Vlaamse jongeren, hun ouders én hun leerkrachten er in de loop der jaren van hebben overtuigd dat richtingen met veel wiskunde en wetenschappen heel prestigieus zijn. ‘We weten dat mensen die talen hebben gestudeerd de samenleving on- noemelijk veel te bieden hebben’, zegt Lieven Buysse. ‘Nu moeten we alleen nog het zelfvertrouwen krijgen om die boodschap overal uit te dragen en om anderen ervan te overtuigen. Het is hoog tijd dat iedereen de hand aan de ploeg slaat. Van de overheid tot basisscholen, het secundair onderwijs en ook alle hogescholen en universiteiten.’

Hoe dan ook moeten de talenopleidingen in het hoger onderwijs op de een of andere manier niet alleen meer studenten, maar ook meer uitstekende studenten aantrekken. Daarbij is de studiekeuzebegeleiding in het secundair onderwijs cruciaal. Het gebeurt nog te vaak dat heel sterke leerlingen met een grote liefde voor taal toch de raad krijgen om een wetenschappelijke richting in te slaan. Maar zelfs als meer jongeren te horen krijgen dat een talenopleiding iets voor hen is, betekent dat niet dat ze zich daar ook voor zullen inschrijven. Volgens 63 procent van de leerkrachten komt dat door het imagoprobleem van de talenopleidingen. 58 procent is ervan overtuigd dat jongeren afhaken vanwege de beroepsperspectieven. Zowel zij als hun ouders denken dat je met zo’n diploma alleen in het onderwijs terechtkunt. ‘Dat is nochtans niet waar’, weet Ine Corteville, beleidsmedewerkster bij het Vlaams Talenplatform. ‘Alle sectoren, van het bedrijfsleven tot de media en de overheid, schreeuwen om taalexperts. Weinig mensen weten bijvoorbeeld dat er aan talen ook een technologische kant zit: taalexperts helpen bij de ontwikkeling van artificiële intelligentie en social robots. Dat moeten we allemaal veel meer in de verf zetten. Laat mensen met een taaldiploma uit heel uiteenlopende sectoren over hun job getuigen.’

Talenonderwijs in topvorm is een rapport van Inge Arteel, Lars Bernaerts, Lieven Buysse, Ine Corteville, Julie Lippens en Tanja Mortelmans.

Met dank aan Ann Peuteman – Knack 7/09/2022

Commentaar bij dit rapport o.a. op Duurzaam onderwijs

Luc Sels en Lieven Boeve over onderwijscrisis: ‘Bindende toelatingsexamens mogen geen taboe meer zijn’ – Knack

Als baas van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en rector van de KU Leuven zagen Lieven Boeve en Luc Sels de onderwijscrisis van mijlenver aankomen. Een politiek falen? Slechts ten dele. ‘De onderwijskoepels zeggen de hele tijd wat de overheid moet doen. Maar negen van de tien maatregelen kunnen ze perfect zelf uitvoeren.’

Op de kast achter het bureau van Lieven Boeve staat een opvallend mooi Mariabeeld. Het is de sedes sapientiae, de zetel der wijsheid, uit het logo van de KU Leuven. ‘Dat heb ik gekregen toen ik afscheid nam als decaan om directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen te worden. Ze waren waarschijnlijk bang dat ik de universiteit anders zou vergeten’, lacht Boeve. ‘Alsof dat zou kunnen’, antwoordt Luc Sels. De rector van de KU Leuven is afgezakt naar de Guimardstraat, het hoofdkwartier van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, om het in de aanloop naar het nieuwe schooljaar over de vele beproevingen van het onderwijs te hebben.

Sels en Boeve kennen elkaar al lang. Ooit waren ze allebei decaan aan de Leuvense universiteit. Boeve van de faculteit theologie, arbeidsmarktspecialist Sels van de faculteit economie. ‘Van bij het begin konden we het heel goed met elkaar vinden’, vertelt Sels. ‘Over interne bestuurskwesties van de universiteit zaten we meestal op dezelfde lijn. We schieten nog altijd heel goed op, maar we hebben nu eerder “een samenwerking op armlengte”. Ik hecht veel belang aan de relatieve autonomie van de verschillende onderwijsnetten en -niveaus. Daarom meng ik me ook zo min mogelijk in de interne keuken van het Katholiek Onderwijs. Al wisselen Lieven en ik daarover natuurlijk wel van gedachten als we elkaar tegenkomen.’ En dat gebeurt best vaak. Zeker nu er de hele tijd moeilijkheden opduiken die zowel het leerplicht- als het hoger onderwijs aangaan. Zoals de grote uitdagingen van de lerarenopleiding en het steeds nijpendere tekort aan leerkrachten.

Ik heb geen enkel bewijs dat het niveau van onze eerstejaarsstudenten gedaald zou zijn.Luc Sels, rector KU Leuven

Net voor het begin van het nieuwe schooljaar moeten veel directies nog in allerijl op zoek naar leerkrachten. Hoe komt het dat er nu nog vacatures bijkomen?l

Lieven Boeve: Doordat er zo veel vacatures zijn, kunnen leerkrachten vaak kiezen waar en wanneer ze willen lesgeven. Het gevolg is dat ze nu ook beginnen te jobhoppen. Sommigen zeggen hun directie plots de wacht aan omdat ze, bijvoorbeeld, de kans krijgen om dichter bij huis te werken. Er zijn zelfs mensen die ontslag nemen uit een vaste benoeming om in een andere school aan de slag te gaan – wat tot voor kort haast nooit gebeurde. Zelfs nu, in de laatste dagen voor het nieuwe schooljaar, haken er nog mensen af. Dat is op dit moment misschien wel het grootste probleem voor onze directies: ze zijn niet zeker dat al hun leerkrachten er op 1 september zullen zijn.

Luc Sels: Het lerarentekort is een heel ernstig probleem. Uit de internationale PISA-studie blijkt dat scholen die ermee worden geconfronteerd lager scoren in wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid en leesvaardigheid.

Boeve: Dat is natuurlijk dramatisch voor de kwaliteit van ons onderwijs.

Sels: Zeker. Toch vind ik het een slechte zaak dat we de hele tijd op dat lerarentekort focussen. De indruk dat het allemaal kommer en kwel is, komt het imago van het onderwijs echt niet ten goede. Potentiële leerkrachten worden er eerder door afgeschrikt dan aangetrokken. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat het lerarentekort een gevolg is van de krapte op de hele arbeidsmarkt. Het onderwijs is niet eens de zwaarst getroffen sector. De ICT, de zakelijke dienstverlening en de horeca delen nog veel meer in de klappen. Alleen valt het daar minder op als vacatures niet ingevuld raken. Als er geen bekwame leerkracht voor de klas staat, dan merkt iedereen dat meteen. Ik ben ervan overtuigd dat het lerarentekort vanzelf zal inkrimpen zodra de arbeidsmarkt weer ontspant.

We krijgen een ander beeld als we het onderwijs met andere sectoren vergelijken?

Sels: Natuurlijk. Een derde van de startende leerkrachten stapt al na vijf jaar weer uit het onderwijs. Tel daar de mensen bij die een lerarenopleiding hebben gevolgd maar meteen daarna voor een andere sector kiezen en je kunt stellen dat na vijf jaar maar de helft van de professionele bachelors (afgestuurd aan een hogeschool, nvdr) en een vijfde van de mensen met een educatieve master (afgestudeerd aan een universiteit, met een lerarenopleiding, nvdr) in het onderwijs aan de slag is. Daar wordt dan geregeld alarm over geslagen, maar in andere sectoren is dat echt niet anders. In de eerste vijf, zes jaar van een loopbaan komt jobhoppen nu eenmaal veel voor.

Typisch voor het onderwijs is wel dat weinig mensen aan het begin van hun loopbaan van een andere sector naar het onderwijs overstappen. Dat gebeurt doorgaans pas later. Handelsingenieurs met een educatieve master beginnen hun carrière ook zelden in het onderwijs. Ze hebben keuze zat en ze krijgen in andere sectoren vaak een hoger startloon. Maar die handelsingenieur heeft vaak wel de ambitie – of toch de interesse – om later les te geven. We moeten ervoor zorgen dat we ze vasthouden voor de langere termijn.

Boeve: Dat is net waarom we willen dat zij-instromers tot twintig jaar anciënniteit vanuit een andere sector naar het onderwijs kunnen meebrengen. Met de tien jaar anciënniteit die vandaag in rekening mag worden gebracht, kunnen we wel dertigers aantrekken, maar geen veertigers en zeker geen vijftigers. Het is belangrijk dat het onderwijs op dat vlak meer marktconform wordt. In andere sectoren is anciënniteit ook een belangrijke factor bij loononderhandelingen.

Luc Sels: ‘Ik wilde dat ik in de lagere school het onderwijs had gekregen dat mijn kinderen vandaag genieten.’
Luc Sels: ‘Ik wilde dat ik in de lagere school het onderwijs had gekregen dat mijn kinderen vandaag genieten.’ © DEBBY TERMONIA

Zou het in tijden van lerarentekort ook geen goed idee zijn dat alle scholen van het Katholiek Onderwijs leerkrachten toelaten om een hoofddoek te dragen?

Boeve: In een katholieke dialoogschool zou een lerares met een hoofddoek geen probleem mogen zijn. Er zijn ook al een aantal katholieke scholen waar vrouwen met een hoofddoek welkom zijn. Sommige van onze congregaties zijn zich er maar al te goed van bewust dat ze ooit door mensen met een hoofddoek zijn opgericht. Andere schoolbesturen wachten nog af. Daar heb ik ook begrip voor. Kinderen en jongeren zijn nu eenmaal gevoelig voor sociale druk. Niet alleen wat een hoofddoek betreft, maar voor alles wat met kleding te maken heeft. In een opvoedingscontext moet je ook daar rekening mee houden.

U, als baas, zou kunnen zeggen: ‘Leerkrachten met een hoofddoek moeten op elke katholieke school welkom zijn.’

Boeve: Ik ben niet de baas van al die scholen. Het zijn de schoolbesturen die daarover beslissen. Wel steun ik elke school die hoofddoeken toelaat. Ik merk dat het onderwerp steeds meer bespreekbaar wordt en dat meningen aan het verschuiven zijn. Daar ben ik heel blij om.

Sels: Het zou toch mooi zijn als Katholiek Onderwijs Vlaanderen een krachtiger signaal zou geven. Eigen aan de katholieke achtergrond van de KU Leuven is dat je vrij je eigen religie kunt beleven zolang het met respect en in dialoog met andere religies gebeurt. De hoofddoek is dus geen punt. Bij de traditionele eucharistieviering aan het begin van het nieuwe academiejaar zal het altaar ook weer door verschillende religies worden gedeeld.

Ondertussen zetten heel wat scholen leerkrachten in die niet het juiste diploma hebben. Moeten we ons daar zorgen over maken?

Boeve: Het komt geregeld voor dat iemand die niet over de juiste vakbekwaamheid beschikt zich met veel enthousiasme aanmeldt voor een job die anders niet ingevuld raakt. Ik vind dat zulke mensen de kans moeten krijgen om te beginnen terwijl ze ondertussen een aantal didactische vakken volgen aan een universiteit of hogeschool.

Sels: Vandaag verdienen mensen die de juiste vakbekwaamheid nog niet hebben minder dan andere leerkrachten. Dat is geen goede zaak. Toen Shell in 2019 honderden banen schrapte in Nederland, werd meteen een traject uitgetekend om boventallig personeel, meestal sterke technische profielen, naar het onderwijs te leiden. Die mensen konden heel snel op een school aan de slag en kregen er het normale startloon voor iemand met hun anciënniteit. Ondertussen volgen ze ook een educatieve opleiding zodat ze na drie jaar lesgeven de vereiste vakbekwaamheid hebben. Een heel sterk model vind ik dat.

Boeve: Daarbij is het natuurlijk ook belangrijk dat er verkorte opleidingstrajecten worden opgezet zodat het doenbaar is om tezelfdertijd les te geven en te studeren.

Sels: Dat is zo. Vandaag lijkt onze opleiding voor een zij-instromer met twintig jaar ervaring in een andere sector nog te veel op die voor een twintigjarige student zonder enige werkervaring. Om meer mensen uit andere sectoren aan te trekken, is overal in het onderwijs een grotere flexibiliteit en meer maatwerk nodig. Zo zie ik ook veel potentieel in hybride loopbanen. Veel professionals zouden best een paar uur per week in het onderwijs willen staan, maar dan wel in combinatie met een job in een andere sector. Nu wordt dat heel erg bemoeilijkt en daardoor missen we een groot potentieel.

Een lerares met een hoofddoek zou geen probleem mogen zijn. Sommige van onze congregaties beseffen maar al te goed dat ze ooit door mensen met een hoofddoek zijn opgericht.Lieven Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Er zijn andere spelregels nodig?

Boeve: Het regelgevende huis van het onderwijs is gewoon uitgewoond – van de schoolorganisatie en de financiering tot de lerarenloopbaan. In de loop der jaren zijn er zo veel koterijen bijgebouwd dat niemand er nog wijs uit raakt. Ik denk dat er in heel Vlaanderen maar vijf mensen rondlopen die écht weten hoe alles in elkaar zit. Door de regels die de overheid oplegt, wordt een modern personeelsbeleid in scholen dat de vergelijking met andere sectoren kan doorstaan zo goed als onmogelijk.

Daarom hebben we echt een soort New Deal nodig. In juli hebben de onderwijsverstrekkers aan Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) gevraagd dat er sociale onderhandelingen kunnen komen over de schoolorganisatie en de manier waarop we leerkrachten inzetten. Eigenlijk zouden we van een wit blad moeten kunnen beginnen. Wat zijn de onderliggende principes? Hoe brengen we die het best in de praktijk? Het zal natuurlijk niet lukken om helemaal van nul te vertrekken – dat besef ik ook wel – maar we moeten toch proberen zo veel mogelijk naar de basis terug te keren.

Sels: In de jaren negentig heb ik onderzoek gedaan naar taak- en functiedifferentiatie in het onderwijs. De suggesties die we toen formuleerden, hoor ik nu nog altijd terugkomen. Goed 25 jaar later is daar dus bitter weinig van in de praktijk gebracht.

Boeve: Dat is net mijn frustratie! Veel van de voorstellen die we nu naar voren schuiven, stonden al in het memorandum dat we in 2019 hebben opgesteld. We zijn daar toen mee naar de regeringsonderhandelingen getrokken, maar in het Vlaamse regeerakkoord is er niets van terug te vinden. Toen kampten we nog niet met zo’n groot lerarentekort en dus lag niemand wakker van de organisatie van het onderwijs. Politici zijn de urgentie pas beginnen inzien toen het huis al in brand stond.

Sels: Nu moet ik toch even streng voor je zijn, Lieven. Alle onderwijskoepels zeggen de hele tijd welke initiatieven de overheid zou moeten nemen. Maar negen van de tien maatregelen die jullie voorstellen, kunnen jullie perfect zelf in de praktijk brengen. Onlangs nog pleitte Koen Pelleriaux van het GO! gemeenschapsonderwijs voor de mogelijkheid om in het secundair onderwijs aan grotere klasgroepen les te geven. Zo zou er meer tijd vrijkomen om leerlingen die dat nodig hebben in kleine groepjes bij te staan. Nu vind ik dat helemaal geen verstandig voorstel, maar als hij er echt in gelooft, zouden ze daar in het gemeenschapsonderwijs morgen al mee kunnen beginnen. Daar hoef je echt geen decreet voor aan te passen. De koepels en de scholen dragen zelf ook verantwoordelijkheid.

Boeve: Ik neem je kritiek zeker ernstig. Het ís zo dat er meer zou kunnen gebeuren. Maar we hebben wel al vaak initiatieven genomen – bestuurlijke schaalvergroting, bijvoorbeeld – die binnen de kortste keren om politieke redenen werden getorpedeerd. Dat is toch wel een probleem.

Lieven Boeve: ‘Er zijn in heel Vlaanderen misschien vijf mensen die écht weten hoe het onderwijs in elkaar zit.’
Lieven Boeve: ‘Er zijn in heel Vlaanderen misschien vijf mensen die écht weten hoe het onderwijs in elkaar zit.’ © DEBBY TERMONIA

Onlangs hebt u dan weer de plannen van de overheid getorpedeerd. Eerst vernietigde het Grondwettelijk Hof de eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs nadat Katholiek Onderwijs Vlaanderen die had aangevochten. En nu wilt u ook van de eindtermen voor de eerste graad af.

Boeve: Dat is echt geen nieuwe stap in onze strijd voor vrijheid van onderwijs. Ze hebben ons simpelweg geen andere keuze gelaten. In de eerste graad zijn de nieuwe eindtermen nu al drie jaar van kracht. Wij hebben ze vertaald in leerplannen die door de leerkrachten van het Katholiek Onderwijs worden gebruikt. Maar onlangs hebben we de boodschap gekregen dat die leerplannen volgend jaar niet meer worden goedgekeurd omdat ze niet genoeg op de eindtermen afgestemd zouden zijn. Als we nu alternatieve eindtermen indienen is dat dus om ervoor te zorgen dat onze leerkrachten met dezelfde leerplannen kunnen blijven werken en hun voorbereiding en materiaal kunnen behouden. Wat is het alternatief? Dat die leerplannen in mei worden vernietigd en er aan het begin van volgend schooljaar chaos heerst in alle katholieke scholen, die nog altijd 70 procent van het Vlaamse onderwijs uitmaken?

Sels: Ik sta erbij, ik kijk ernaar en ik slaak een diepe zucht. Ik begrijp de logica wel, maar die heisa over de eindtermen in de eerste graad is wel het laatste wat we nu nodig hebben. Al dat gekissebis komt het imago van het onderwijs echt niet ten goede. De eindtermen voor de eerste graad zijn onder minister Hilde Crevits (CD&V) door iedereen goedgekeurd. Ook door Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Dat daar nu op wordt teruggekomen, vind ik droevig. Ik zeg niet dat jullie een in- schattingsfout maken. Want de onderwijsinspectie had zich tijdelijk wat soepeler kunnen opstellen. Zo hadden jullie tijd kunnen kopen en konden leerkrachten de huidige leerplannen blijven gebruiken tot de discussie over de eindtermen in de tweede en derde graad zijn afgerond. Hoe dan ook heb ik maar één boodschap voor alle onderwijsspelers, van het beleid tot de koepels en de inspectie: get your act together.

Boeve: Ik vind die hele situatie ook intriest. Na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de eindtermen voor de tweede en derde graad heb ik de inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie gevraagd of de inspectiedaar rekening mee zou houden bij het beoordelen van onze leerplannen voor de eerste graad. Tevergeefs. Dus hebben we voor de veiligste weg gekozen en laten we ons nu juridisch ondersteunen. Door de KU Leuven trouwens.

Sels: Door professoren van de KU Leuven! (lacht)

De eindtermen in het secundair onderwijs hebben ook impact op de instroom in de universiteiten en hogescholen. Hoe is het met het gesteld met het niveau van de eerstejaarsstudenten?

Sels: Ik heb geen enkel bewijs dat het niveau van de studenten gedaald zou zijn, al zal een achteruitgang in de PISA-resultaten zich ongetwijfeld ook bij ons laten voelen. De slaagcijfers in onze bacheloropleidingen verschillen ook niet zoveel van die van dertig jaar geleden. De problemen waar wij aan de universiteit mee te maken krijgen, hebben eerder met mismatchen te maken. Te veel jonge mensen kiezen na het secundair onderwijs voor een studie die onvoldoende bij hun capaciteiten aansluit. Op zich is het prachtig dat iedereen om het even wat kan studeren. Maar als we op basis van iemands voortraject weten dat hij of zij in een bepaalde opleiding nauwelijks kans van slagen heeft, lijkt het me legitiem om die keuze wat meer te sturen.

Op zich geloof ik wel dat iedereen recht heeft op zijn mislukking, maar het totale volume aan verloren jaren wordt zo wel erg groot en dat kost de samenleving veel geld. In sommige opleidingen in de menswetenschappen slaagt vandaag maar 6 tot 10 procent van de eerstejaars meteen voor alle vakken. In mijn domein, de economie en bedrijfswetenschappen, is dat 9 procent. Nu al hebben we aan de KU Leuven de regel ingevoerd dat studenten die in het eerste jaar geen 30 procent van hun studiepunten hebben verworven het jaar niet mogen overdoen. We weten namelijk dat wie onder die grens blijft, ongeveer nul procent kans heeft om ooit zijn diploma te behalen. In sommige opleidingen geldt dat voor 40 procent van de eerstejaars. Door die studenten wat vroeger richting te geven, hadden we hen die mislukking kunnen besparen.

Hoe wilt u de studiekeuze van jonge mensen dan sturen?

Sels: Op dit moment worden er gestandaardiseerde proeven uitgewerkt die de leerlingen van alle Vlaamse scholen, over alle koepels en netten heen, zullen moeten afleggen. Daarop zouden wij dan onze systemen voor toegang tot het hoger onderwijs kunnen bouwen.

Boeve: Op zich ben ik niet tegen gestandaardiseerde proeven. Binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen hebben we zelf al zo’n systeem: de interdiocesane proeven. Alleen gebruiken we die louter om de kwaliteit van de scholen te meten. Er worden geen stringente gevolgen aan gekoppeld voor de leerlingen zelf. Ik zie niet in waarom er één systeem voor de scholen van alle netten moet komen. Bovendien vind ik het geen goed idee om de resultaten ervan te gebruiken om jonge mensen in hun studiekeuze te beperken. Hoe meer directe gevolgen je aan toetsresultaten geeft, hoe meer de resultaten worden scheefgetrokken, dat leren we van ons omringende landen. Uit onderzoek blijkt dat klassenraden doorgaans wel heel betrouwbaar studieadvies geven. Die raden bestaan dan ook uit leraren die de leerling langere tijd hebben opgevolgd.

Sels: Ik ontken niet dat het oordeel van de klassenraad erg belangrijk is, maar ook dat oordeel zou mee gevoed kunnen worden door de resultaten van gestandaardiseerde proeven. Als én de klassenraad ontraadt, én de resultaten van de gestandaardiseerde proef tegenvallen, én ook de ijkingstoets niet goed was, dan zou een leerling nog veel krachtiger de boodschap moeten krijgen: ‘Het spijt ons, maar met al deze informatie is het een slecht idee om, bijvoorbeeld, aan een opleiding tot burgerlijk ingenieur te beginnen.’ Dat is een gewaagde uitspraak – dat besef ik – maar we moeten volgens mij echt naar een dergelijk systeem evolueren.

Boeve: Nu al gebeurt het geregeld dat een klassenraad een leerling afraadt om aan een bepaalde studie te beginnen. Het enige minpunt is dat scholieren en hun ouders dat advies perfect naast zich neer kunnen leggen. De vraag is dan: zijn we bereid om op de vrije keuze van onderwijs in te boeten omdat een aantal mensen daar misbruik van maakt?

Sels: Voor een aantal opleidingen aan de universiteit mogen bindende toelatingsexamens geen taboe zijn. We hebben die nu al voor geneeskunde. Naargelang we over meer informatie beschikken en over valide toetsen, moeten we dat ook voor andere opleidingen durven te bespreken.

Deze week begint het nieuwe schooljaar. Wordt het even woelig als het vorige?

Sels: We moeten echt ophouden met zo veel nadruk te leggen op de problemen in ons onderwijs. Er gebeuren ook heel veel mooie dingen. Ik heb zelf nog jonge kinderen. Acht en twaalf zijn ze. Elke dag weer sta ik in bewondering voor wat de leerkrachten op hun school allemaal doen. Die zijn niet alleen bijzonder gemotiveerd, ze nemen ook heel wat taken op die eigenlijk bij de gezinnen thuishoren. Ik wilde dat ik in de lagere school het onderwijs had gekregen dat mijn kinderen vandaag genieten. Dat moeten we blijven benadrukken, want anders maken we het probleem almaar erger.

Boeve: Ik erger me mateloos aan die dramatisering. Als je de berichtgeving mag geloven, lijkt het soms alsof niemand in het onderwijs zijn werk nog naar behoren doet. Onzin, natuurlijk. In Vlaanderen hebben we nog altijd heel degelijk onderwijs. Wel is de maatschappelijke realiteit veranderd. Er zijn steeds meer leerlingen die extra zorg nodig hebben – om maar iets te noemen. Vandaag zitten er in het buitengewoon onderwijs alweer evenveel leerlingen als voor de invoering van het M-decreet, maar toch blijft de zorgvraag in andere scholen exponentieel toenemen. Als ik dan de zoveelste analyse lees van iemand die vindt dat de nadruk in ons onderwijs te veel op welzijn ligt en te weinig op leren, denk ik: ‘Ja jongens, ga zelf maar eens voor de klas staan.’ Ik ben het dus helemaal met Luc eens. In plaats van de hele tijd uit te leggen wat er allemaal misgaat, zouden we beter benadrukken dat er in onze scholen prachtig werk wordt verricht. Dan zullen misschien ook meer mensen zin krijgen om er daar te werken.

Luc Sels

– 1967: geboren in Merksem

– 1995: doctor in de sociale wetenschappen (KU Leuven)

– 2002: Francqui-leerstoel aan de Universiteit Antwerpen

– Sinds 2004: gewoon hoogleraar economie (KU Leuven)

– 2009-2017: decaan van de faculteit economie en bedrijfswetenschappen (KU Leuven)

– Sinds 2017: rector KU Leuven

– Directeur van het Steunpunt Werk en lid van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

– Lid van de algemene vergadering van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Lieven Boeve

– 1966: geboren in Veurne

– 1995: doctor in de godgeleerdheid (KU Leuven)

– Sinds 2004: gewoon hoogleraar theologie

– 2008-2014: decaan van de faculteit theologie en religiewetenschappen (KU Leuven)

– 2012-2014: voorzitter van het Academisch Vormingscentrum voor Leraren (KU Leuven)

– Sinds 2014: directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen

– Lid van de inrichtende overheid van de KU Leuven

Met dank aan Ann Peuteman en Jeroen de Preter – Knack 31/8/2022

De wetenschap meer dan ooit een baken van hoop – rector Luc Sels – KU Leuven

“It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness” – A Tale of Two Cities by Charles Dickens

In het Edito tot het 2de jaarnummer van SONAR-magazine stelt rector Luc Sels : ‘De wetenschap is meer dan ooit een baken van hoop’. Daarom reikt de universiteit ook dit jaar, net als elk jaar, op 2 februari, haar Patroonsfeest, 5 eredoctoraten uit aan onderzoekers die baanbrekend onderzoek verrichten of een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de maatschappij.

Hieronder kunt u via de links kennismaken met een uitgelezen gezelschap van wetenschappers, onderzoekers en vernieuwende denkers met name de Nederlander Hans Clevers, die erin slaagde mini-organen te ontwikkelen buiten het menselijk lichaam; de Franse filosoof, socioloog en antropoloog Bruno Latour, die op de barricades staat voor het klimaat; de eerste zwarte decaan van de universiteit van Stellenborch en bezieler van de Evidence Base Medicine James Volmink; professor Zhenan Bao, ontwikkelaarster van nieuwe organische materialen, een tweede huid die boordevol elektrische circuits, transistoren en sensoren zit; Kate Raworth, onderzoekster in Oxford en Cambridge naar het verband tussen economische groei en wereldwijde uitdagingen als sociale ongelijkheid, opwarming van de aarde en de achterstelling van ontwikkelingslanden.

Refererend naar de quote en de tijd van Charles Dickens in A Tale of Two cities besluit rector Sels: “Laten we gaan voor de wisdom.”

Met dank aan KU Leuven Stories en Sonar- magazine

In Memoriam Flip Droste (1928-2020) — Neerlandistiek

Professor Droste, mijn prof linguistiek in Leuven, bracht ons op onvergelijkbare wijze in het begin van de jaren 70 de beginselen van de transformationeel generatieve grammatica bij. Hij was één van die proffen aan wie je een dierbare herinnering bewaart. RIP.

Door Dirk Geeraerts Op 13 juni 2020, enkele weken voor zijn 92e verjaardag, overleed Flip Droste, taalkundige, essayist, romancier. Flip (officieel Frederik Gerrit) Droste werd geboren in Arnhem op 4 juli 1928. Hij studeerde Nederlands in Nijmegen, en promoveerde daar in 1956 met het proefschrift Moeten. Een structureel-semantische studie. In 1968 – hij was toen…

In Memoriam Flip Droste (1928-2020) — Neerlandistiek

IDESBALD GODDEERIS STELT ALTERNATIEF VOOR VOOR WEGHALEN STANDBEELDEN LEOPOLD II

Naar aanleiding van de verschijning van zijn nieuw boek Koloniaal Congo: Een geschiedenis in vragen deelt ook professor Idesbald Goddeeris zijn visie op koloniale standbeelden in een interview met De Morgen. 12-06-2020

Professor Idesbald Goddeeris

KOLONIAAL CONGO

Het nieuwe boek van historicus Idesbald Goddeeris Koloniaal Congo werd geredigeerd met bijdragen van meer dan dertig Belgische, Congolese, Duitse en Amerikaanse historici. “Voordien waren er al tal van boeken van journalisten of schrijvers als David Van Reybrouck, nu hebben we een brede wetenschappelijke publicatie, met bijdragen van academici die zich al een hele carrière wijden aan het onderwerp.”

“Het [boek] beslecht een aantal discussies. Zo circuleerden erg uiteenlopende getallen over het aantal slachtoffers dat Leopold II gemaakt zou hebben in Congo. Van ‘we weten het niet’, zoals Van Reybrouck zei, over de tien miljoen uit het boek van Adam Hochschild eind jaren 90, tot zelfs 17 à 25 miljoen in een recent VN-rapport over de Afrikaanse diaspora. Een historisch demograaf heeft voor ons een reeks scenario’s uitgerekend en is tot de conclusie gekomen dat er tussen 1 en 5 miljoen Congolezen zijn omgekomen onder het regime van Leopold II, zowel door geweld als door ontbering of ziekte.”

“Mijn Congolese collega’s lachen soms met onze focus op cijfers, maar het heeft wel degelijk belang. Vaak ontaardt kritiek op Leopold II in een welles-nietesdiscussie over getallen, terwijl het debat zou moeten gaan over de essentie: de gewelddaden die hij veroorzaakte. Net zoals een andere auteur in het boek tot de conclusie komt dat Leopold II geen genocide heeft gepleegd. De Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog wilden één specifieke etnische groep uitroeien, de Joden. Hetzelfde kan je zeggen van de Duitsers die de Herero’s in Namibië begin twintigste eeuw uitmoordden. Die doelmatigheid was er bij Leopold II niet. Hij wilde zich mateloos verrijken en installeerde daarvoor een extreem gewelddadige maatschappij. Dat vergoelijkt zijn daden niet, maar zo kunnen we wel het juiste debat aangaan, met de juiste feiten.”

BESCHAVING BRENGEN

Een argument dat vaak terugkomt in de discussies over de kolonisatie is dat de Belgen de beschaving naar Congo wilden brengen. Een nobel doel, of toch niet? “Dat idee is vaak gebruikt om het beeld van de blanke onderdrukker te counteren. Wel, dat moet sterk gerelativeerd worden. Eens de Belgische staat begin 20ste eeuw de kolonie overnam zijn er inderdaad scholen opgericht. Alleen, heel vaak kregen de kinderen slechts twee jaar onderwijs. Ze leerden een beetje leren en schrijven, maar de focus lag evenzeer op goed gedrag en het katholieke geloof. Secundaire scholen waren de uitzondering, hoger onderwijs kwam er pas de laatste jaren. Er kwamen ziekenhuizen, maar die werden specifiek met een economisch doel gebouwd. Er moest vermeden worden dat epidemieën van slaapziekte of lepra uitbraken. Anders viel de mijnbouw stil. Het belang van de kolonisator primeerde, net zoals bij de infrastructuurwerken. Wegen en havens werden met Congolese middelen betaald, maar werden gebruikt om de rijkdom tot in ons land te krijgen.”

KRITIEK EN VERONTWAARDIGING

Hoewel de wandaden van Leopold II al tijdens zijn leven gekend waren, klinkt de kritiek van de bevolking pas de laatste jaren erg luid. “Die kritiek is er altijd geweest. Historici waren daar mee bezig, maar de publieke opinie was zich daar veel minder van bewust. Enerzijds is er nu de afstand in de tijd. Congo werd intussen 60 jaar geleden onafhankelijk. Ons land is minder betrokken. Er zijn ook gewoon steeds minder oud-kolonialen die kritiek kunnen pareren. Daarnaast hebben we nu pas een actieve Congolese bevolking in ons land die zich mengt in het debat. België heeft heel lang de grenzen dicht gehouden voor zijn oud-kolonies, in tegenstelling tot Nederland of Groot-Brittannië. Om een praktisch voorbeeld te geven: terwijl daar op elke hoek van de straat een Indonesisch of Indisch restaurant is, eten wij hier geen kip moambe. Niet omdat het niet lekker is, gewoon omdat de Congolezen zolang afwezig waren. Pas in de jaren 90, tijdens het democratiseringsproces onder Mobutu, de oorlogen in de regio en de genocide in Rwanda, konden we de Congolese vluchtelingen niet meer weigeren. Stilaan is binnen die groep het protest gegroeid van onderuit. Heel wat mensen uit Centraal-Afrika zien in Leopold II het symbool van het racisme dat zij vandaag ondervinden. Die beweging is zo’n vijftien jaar geleden gestart, maar tot op vandaag is daar weinig mee gedaan.”

MOETEN DE STANDBEELDEN WEG OF IS ER EEN ALTERNATIEF?

“De overheid zou ermee moeten beginnen het signaal ernstig te nemen. Ik was daarnet bij het ruiterstandbeeld van Leopold II op het Troonplein aan het paleis in Brussel en ze waren de graffiti alweer aan het wegpoetsen. Dat is de typische reactie: zo snel mogelijk het protest uitgommen en doen alsof er niets is gebeurd. Laat die verf toch nog even zitten. Ik pleit er voor om een deel van de standbeelden weg te halen. Die van Leopold II, maar ook de tientallen monumenten voor aan gesneuvelde pioniers die in Congo ‘beschaving brachten’. Ze kunnen ondergebracht worden in een museum van koloniale propaganda, met de juiste context.”

“Sommige standbeelden blijven wat mij betreft gewoon staan, al dan niet artistiek anders ingekleed. Maar vooral: er moet een beter evenwicht komen in de publieke ruimte. Momenteel is die herinnering erg eenzijdig en louter gericht op de kolonisator. Het zou goed zijn mocht er ruimte zijn voor het perspectief van de onderdrukte. In Nederland zijn er verschillende monumenten over de slavernij. In Londen staat een standbeeld van Mahatma Gandhi op Parliament Square, naast dat van Winston Churchill. We hebben nu wel één Lumumba-square in Brussel, maar dat is slechts een klein hoekje van een groter plein dat voor de rest in Elsene ligt. Er zijn nog genoeg verzetshelden te vinden en manieren om ze te herinneren.”

Goddeeris betwijfelt of een sorry van het koningshuis of de Belgische regering een verschil zal maken. “Officiële excuses liggen bijzonder moeilijk, uit vrees dat er dan ook meteen een eis komt tot herstelbetalingen. In het verleden zijn er wel degelijk al excuses geweest, maar die waren telkens zeer partieel of gericht op een specifieke situatie. Zo bood vorig jaar Charles Michel zijn excuses aan voor de metiskinderen (kinderen van een blanke man bij een zwarte moeder, die systematisch bij de moeder werden weggehaald, RW). Erkenning van het probleem is fundamenteel. De overheid moet tonen dat ze wil luisteren en begrijpen.”

Bron: De Morgen (Roel Wauters)

FREEK VAN DE VELDE OVER WEGHALEN STANDBEELDEN LEOPOLD II: “WAAR TREK JE DE GRENS?”

‘Leopold II wankelt overal’, kopte De Morgen (DM 11/6). Maar als je de standbeelden van de koloniale vorst uit de publieke ruimte wegtakelt, waar trek je de grens? 12-06-2020

Professor Freek Van de Velde

In het Parc d’Avroy in Luik staat een ruiterstandbeeld van Karel de Grote, de iconische vorst, die ook wel de ‘vader van Europa’ genoemd wordt. Maar er is ook een schaduwzijde: het politieke palmares van Karel de Grote was ijzingwekkend.

Soms is het publieke belang ver te zoeken in de half-kleptocratische middeleeuwse beschavingen: de reizende hofhouding van Karel de Grote pleegde lokale roofbouw, stond met één voet in de pre-christelijke krijgsherenmentaliteit, en liet zich in met slavenhandel, plundering, deportatie en massamoord. De pauselijke zegen over het keizerschap van Karel de Grote pookte het conflict met Byzantium op. Zijn Franken bleven eliteburgers in het rijk, die onder een ander rechtsstelsel vielen dan andere onderdanen, waardoor etnische grenzen bleven bestaan. De Salische erfwet die de verdeling van het rijk van Karel de Grote onder zijn kleinzonen regelde bij het Verdrag van Verdun (843), legde de basis voor de wereldoorlogen in de 20ste eeuw.

In andere parken staan standbeelden van de graven van Egmont en Horne. Die hoge edellieden zijn in de zomer van 1568 onthoofd op de Brusselse Grote Markt, een onrechtvaardig verdict, dat vaak gezien wordt als het startschot van de Tachtigjarige Oorlog. Onrechtvaardig, omdat Egmont en Horne verzoening bepleitten tussen de opstandelingen en het Spaanse gezag. Maar opnieuw is er een schaduwzijde: een kwarteeuw eerder had de graaf van Egmont bij de belegering van Düren de stad in brand laten steken en de inwoners laten vermoorden.

Op het Prinsenhofplein in zijn geboortestad Gent staat een standbeeld van Karel V, in zijn tijd de machtigste man van Europa. In diezelfde stad was in 1540 een opstand uitgebroken, naar aanleiding van een fiscaal dispuut. Hoewel de opstandelingen zich verontschuldigden op hun proces, liet Karel V vijfentwintig van hen onthoofden, en liet de afgehakte hoofden op spietsen plaatsen. Andere edellieden werden publiek vernederd door ze met een strop om de hals door de stad te laten lopen – de reden waarom de Gentenaren nu nog bekend staan als de stroppendragers.

Er worden nu standbeelden van hun voetstuk gehaald. In België moet vooral Leopold II eraan geloven. Maar wat doen we met Karel de Grote? Slavernij, massamoord, deportatie. Dat zijn geen kleine vergrijpen. En wat moeten we denken van de Graaf van Egmont, die burgers over de kling jaagt. En over Karel V, die rechtstreeks verantwoordelijkheid is voor de onredelijk zware straffen.

Moet dat beeld in Luik weggehaald worden? Moeten Egmont en Hoorn weg van de Zavel in Brussel? Moet het Prinsenhof gezuiverd worden van de beeltenis van Karel V? Als je borstbeelden van Leopold II uit de publieke ruimte haalt, waarom dan niet van ander boeventuig? Als je die vraag stelt, krijg je meestal meteen de reactie dat de wonden van het gruweldaden van Leopold II nog vers zijn. Maar heel bevredigend vind ik die tegenwerping niet. Hoelang moet je wachten? Mogen Hitler, Stalin, Leopold II, en antisemieten en racisten als Walt Disney en Henry Ford binnen tweehonderd jaar wel in de publieke ruimte herdacht worden? Mag je weer zonder schuldgevoel naar Disneyland als de laatste Holocaust-overlevende begraven is? Mag je zonder scrupules met een Ford Focus rijden, of is het nog te vroeg?

En dan is er nog een andere vraag: moeten we de publieke ruimte zo inrichten dat niemand gekwetst of beledigd wordt? Is onze maatschappij niet te lichtgeraakt, te sentimenteel en te moraliserend geworden? Moet je als volwassen burger niet accepteren dat er onwelgevallige beelden te zien zijn? Er is iets heel middeleeuws aan die verontwaardiging. Het bekladden of vernielen van een standbeeld lijkt op het straffen in ‘effigie’. Bij een mislukte oogst werd in de middeleeuwen een beschermheilige wel eens gestraft door zijn beeld in de kerk in de hoek te zetten, met zijn gezicht naar de muur. Het neerhalen van standbeelden zit in dezelfde sfeer. De vroegmoderne beeldenstormers van 1566 en de laatmoderne beeldenstormers van 2020 zijn middeleeuwser dan ze denken. Er zit iets ironisch aan hun verlangen om komaf te maken met een beladen verleden.

Bron: De Morgen 

%d bloggers liken dit: