
Pinksterrozen Pinksterrozen in de oude vaas wachten op fris water openen dan langzaam op het juiste ogenblik. frie peeters pinksterzondag 2022
Pinksterrozen Pinksterrozen in de oude vaas wachten op fris water openen dan langzaam op het juiste ogenblik. frie peeters pinksterzondag 2022
Nog tot en met Gedichtendag 2022 is Carl Norac Dichter des Vaderlands, maar we grijpen 21 maart, Werelddag van de poëzie, aan om zijn opvolger bekend te maken! De Vlaamse Mustafa Kör volgt de Franstalige dichter op in 2022 en zal twee jaar lang de rol vervullen van Dichter des Vaderlands. Mustafa zal per jaar 6 gedichten schrijven over verschillende thema’s die het hele land aanbelangen.
Huidig Dichter des Vaderlands, Carl Norac, verliet (tijdelijk) zijn schrijfresidentie in Het Huis van de Dichter in Watou om, samen met Maud Vanhauwaert, zijn opvolger te verrassen bij hem thuis. Norac schreef speciaal voor Mustafa Kör een gedicht, dat door beide dichters samen geplant werd in de tuin van Kör als symbool voor de plannen van Mustafa die nog een jaar lang kunnen groeien. Samen met LangZullenWeLezen maakte Poëziecentrum een filmpje in de reeks Dichter met Maud om dit nieuws wereldkundig te maken.
Over zijn rol als Dichters des vaderlands zegt Mustafa Kör het volgende:
Ik wil de poëzie weghalen uit de botanische tuinen waarin zij vaak gehuisvest is. Van die kostbare, maar niettemin hermetische omgeving wil ik de gedichten meenemen naar tuinwijken en zaaien, in de hoop dat mijn poëzie zal bloeien en woekeren als hybride, amorfe, nieuw en affirmatieve vormen.
In de periode die nog voorafgaat aan zijn officiële aanstelling als Dichter des Vaderlands zal Mustafa Kör al nauw samenwerken met Carl Norac voor verschillende projecten. Zo worden de banden over de taalgrenzen heen verder versterkt. Wanneer Kör de fakkel overneemt van Norac blijft die laatste ook de ambassadeur van Mustafa.
Mustafa Kör (1976), een mijnwerkerszoon, is schrijver en dichter. Hij werd geboren in Anatolië en groeide op in Opgrimbie. In 1998 liep hij een rugbreuk op als gevolg van een auto-ongeval, waardoor hij nu door het leven gaat in een rolstoel. Zijn handicap gooide zijn hele leven overhoop en zorgde ervoor dat hij ging schrijven: “Uit woede, uit liefde. Ik wou alles uitten”, zei Kör in een lezing in Genk in 2010.
Mustafa Kör heeft al een succesvolle schrijverscarrière achter de rug. Hij is onder meer bekend van zijn roman De lammeren, voor het eerst gepubliceerd in 2007 en in 2017 in herwerkte editie uitgegeven door Uitgeverij Vrijdag. In 2008 was hij een jaar lang stadsdichter van Genk. Met zijn verhaal ‘Uitverkorene’ sleepte hij de eerste prijs voor proza in de Nederlandse El Hizjra-verhalenwedstrijd in de wacht. Daarnaast ontving hij ook de tweejaarlijkse cultuurprijs van Maasmechelen en de Groene Waterman publieksprijs. Zijn Poëziedebuut Ben jij liefde, dat verscheen in mei 2016 bij Vrijdag, kreeg lovende recensies en werd genomineerd voor de Poëziedebuutprijs Aan Zee 2017. Sinds 2018 maakt hij deel uit van het Europese dichtersplatform Versopolis en hij is peter van Het Lezerscollectief. Na het project Dichter in Residentie op een technische school in Tessenderlo, een initiatief van CANON Cultuurcel en Poëziecentrum, publiceerde hij samen met 16 leerlingen van de school, in 2019 de dichtbundel Poëziejongens (PoëzieCentrum)
bron: Nieuws – Dichter des Vaderlands
CODE GEEL Ze zeggen dat we de wereld eindelijk hervinden. Alsof het bestaan alleen met kleurcodes strookte. Oranje, gelig, rozig slepen onze levens en wat zondagen zich nog altijd voort. Blijven over de liefdeseden met hun papier dat al te makkelijk wordt gekreukt of gescheurd. In onze vlucht hijsen we onze zeilen, ogen, vezels en pezen, beugels en bundels naar een steevast te hoge hemel. We bidden een kei, een vergeten spandoek of de zee om vergeving voor ons geringe verzet. Als mensensoort, als zogenaamd sterke dieren lopen we bijwijlen onze ondergang tegemoet, armen opgestoken om opnieuw de aloude smaak van de overwinning te proeven zoals toen we als kind liepen te pralen voor het immense bouwwerk van het woord louter om zijn trotse kreten te horen. Maar opeens denken we weer aan momenten waar nooit een eind aan mag komen, ogenblikken die we vermeden zolang we geen hand in onze hand, geen nacht tussen onze vingers hielden. En ondanks alles wat gebeurde gaan we ervoor, passanten en poëten zonder praatjes. We duwen onze levens als te zware meubelen voort. We trachten onze angst klein te krijgen, angst voor het rood dat in het oosten bloedt, ontsnapt uit een oorlog waar de mens zich als wolf gedraagt voor de mens. We streven niet naar het pure blauw in ons landschap dat aan de kim door één min of meer evenwichtige wolk wordt aangezet. We staan op een drempel waar de reis binnensijpelt, waar de werkelijkheid en haar actualiteit woorden inblazen die nooit definitief of te netjes zijn. We wachten niet meer op een heldere ochtend, op een roze toekomst of op de lof van het grijs. Wat de zon ook mag zeggen en hoe lastig het leven ook is zonder dralen gaan we voor u staan, hier en nu, zonder enige schaduw. Zodra u de ogen opslaat ziet u ons, passanten en poëten, een voor een de codes opgeven zoals je opdoemt uit de mist. Carl Norac - 11 maart 2022 Dichter des Vaderlands 2020 - 2022 bron: Dichter des Vaderlands - Franse versie - Le code jaune
Schrijver en dichter Marieke Lucas Rijneveld schreef dit gedicht naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne.
Een krijgszuchtige tijd Steeds gedacht: één soldaat maakt nog geen oorlog. Maar nu met man en macht gezocht naar geruststelling, naar de winter in een zwaluw zien overgaan, of de boter op het aanrecht bestuderen en hoe snel zacht, dat iets nog zacht kán worden in deze wereld en we allemaal zo smeerbaar, maar de kou spat van beeldschermen, uit radiostemmen. Ze zeggen dat de veldslag is begonnen, dat anderhalve rus en een paardenkop dit wilden, terwijl wij toch weten dat vrede meer aanzien geeft dan geweld, dat alleen menslievendheid je een stoel in de geschiedenis geeft. En ook: een vechtersjas of een ijzervreter is geen identiteit, het is een mal waar je jezelf in giet. Wie het zwaluwnest bevuilt, broedt uiteindelijk zijn eigen ei kapot. Het volgende moeten we onthouden: dat we allemaal als vluchteling geboren worden, op zoek naar de juiste plek, naar veiligheid en wat voorspoed, een liefkozende blik. Dus maak vrij baan in het hart, want daar is een onmeetbare ruimte. En bedenk dit: in ieder welkom zit een schuilkelder. MARIEKE LUCAS RIJNEVELD De Morgen - 5 maart 2022, 03:00
Hoor eens jij, basilicum, en jij daar, Lemon Verbena, jullie allebei: nu is het aan jullie om je wat te sterken tegen de vorst. Ik zorgde voor snoeien. Ik ben te moe om nog aan jullie te werken. Ik zorgde voor spalken en sproeien. Jullie beurt nu. Ik heb andere dingen aan mijn hoofd. En overigens mag ook ik hier wel eens groeien, en een grote dichteres worden, zoals beloofd. Edna St. Vincent Millay uit: Ter ere van de goedertieren maan, 1988 ingeleid en vertaald door Herman De Coninck
Liggend in de zon De liefde sluimert naast mij in het kruid. Onder mijn arm door lig ik naar haar te staren. Soms laat de wind haar lange zachte haren strelend over mijn rug, mijn naakte huid. Ik luister naar het ijl ruisend geluid - mijn adem gaat in rythme met de hare- naar het verre doffe bruisen van de baren en naar een wulp, die schor, weemoedig fluit. Er ligt een wijding over het ongerepte land. Het is te stil om veel en snel te praten, enkel een zoen, heel vluchtig op haar hand. De zilte schorren en het wijde zand zijn aaan ons twee alleen overgelaten. Er is geen einder en geen overkant. Hans Warren uit: Verzamelde gedichten, 2002
Ich lebe mein Leben in wachsenden Ringen
Ich lebe mein Leben in wachsenden Ringen,
die sich über die Dinge ziehn.
Ich werde den letzten vielleicht nicht vollbringen,
aber versuchen will ich ihn.
Ich kreise um Gott, um den uralten Turm,
und ich kreise jahrtausendelang;
und ich weiß noch nicht: bin ich ein Falke, ein Sturm
oder ein großer Gesang.
Rainer Maria Rilke
In groeiende kringen leef ik mijn leven
In groeiende kringen leef ik mijn leven.
Ze strekken zich over de dingen uit.
De laatste voleinden is mij niet gegeven
wellicht, maar ‘k waag het met hart en huid.
In kringen rond God, de oeroude burcht,
beweeg ik mij zwevend al eeuwen lang,
niet wetend: ben ik een valk, het gerucht
van een storm of een verheven gezang.
vert. prof. Piet Thomas