Ludwig van Mulder?

Wetenschappers hebben het genoom van Beethoven gedecodeerd. Dit resulteerde in verrassende dingen over de afstamming van het genie.

Painting by Joseph Karl Stieler, 1819 or 1820 – Beethovens krullen onthullen ook details van het lijdensverhaal van de componist. 

Ludwig van Mulder?

Per maaltijd dronk de zieke man “zelden meer dan de gebruikelijke fles wijn”. Volgens patholoog Hans Bankl in 1988 consumeerde Ludwig van Beethoven dus een beheersbare hoeveelheid alcohol voor die tijd. Zo waren toen de Weense tafelmanieren. Maar het was natuurlijk voldoende om de componist postuum toe te wijzen aan “een risicogroep”. Vooral omdat er meerdere maaltijden per dag waren. Voor het orgaan, dat alcohol uit het lichaam moet verwijderen, is een consumptiegedrag à la Beethoven een zware test.

Het is dus niet verwonderlijk dat de doodsoorzaak levercirrose is. De anatomen die destijds autopsies uitvoerden, bevestigden het. Maar maakt dit duidelijk dat Beethoven zichzelf dood dronk? De zaak is ingewikkelder – vooral omdat recente bevindingen, deze week gepubliceerd in het tijdschrift Current Biology, meer licht werpen op de omstandigheden van de pijnlijke dood van Ludwig van Beethoven in 1827. De kern van de studie is de eerste decodering van Beethovens genoom. De genoomgegevens ondersteunen de (niet nieuwe) veronderstelling  dat de maker van de Ode aan de Vreugde –  het latere Europese volkslied, dat deel uitmaakt van de 9e symfonie –    bovendien werd getroffen door een leverbeschadigende hepatitis B-infectie. Ze onthullen ook dat de componist een erfelijke aanleg had voor leverschade. De verwoestende combinatie van virus, alcohol en genen betekent dat de lever van het genie eigenlijk geen kans had.

Het genoom vertelt echter meer dan ‘alleen’ de medische geschiedenis van Ludwig van Beethoven, geboren te Bonn in 1770. Het houdt een ware verrassing in. Het mannelijke geslachtschromosoom Y voldoet namelijk niet aan de verwachtingen van de onderzoekers. Het past niet bij het vaderlijke geslacht zoals het is overgeleverd – met wortels in Kampenhout bij Mechelen in België, waar Aert van Beethoven, vermeende 7de generatie voorouder van Ludwig, in de 16e eeuw woonde.

Genealoog Maarten Larmuseau van de Katholieke Universiteit Leuven concludeert: “Door DNA-gegevens en archiefdocumenten te combineren, konden we een discrepantie vaststellen tussen de juridische en biologische genealogie van Ludwig van Beethoven.”

8 Haarmonsters onderzocht.

Slechts vijf daarvan konden worden toegeschreven aan de componist Ludwig van Beethoven.

Minder wetenschappelijk gezegd: vanuit biologisch oogpunt is Beethoven geen van Beethoven. Een onbekend persoon heeft zijn stempel gedrukt op de afstamming van zijn vader. De lijn van verwantschap met België, waarover al eeuwen geruchten gaan, is dus doorgesneden. De maker van de wereldberoemde symfonieën zou de afstammeling kunnen zijn van een man wiens naam bijvoorbeeld meneer Mulder was. Of misschien meneer Meier. Oorsprong: de Midden- of Nederrijn.

Met hun werk vervulde het onderzoeksteam onder leiding van de Engelse antropoloog Tristan Begg een wens van Beethoven, die hij in 1802 in een brief aan zijn broers had geformuleerd. In het “Heiligenstadt Testament” eist hij dat zijn ziekte na zijn dood door een arts wordt onderzocht en dat de uitslag wordt gepubliceerd. De verkenningspogingen zijn vandaag de dag nog steeds vol mysterie. Onder leiding van de Universiteit van Cambridge wilden 33 onderzoekers uit uiteenlopende disciplines duidelijkheid scheppen – op basis van archeogenetische methodes.

Begg werd bijgestaan door het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie (EVA) in Leipzig, dat al lang zijn expertise heeft bewezen in het omgaan met oud genetisch materiaal door de decodering van het Neanderthaler-genoom. Medische expertise werd geleverd door het Universitair Ziekenhuis Bonn. Beethovenverenigingen uit de VS en het Beethoven-Haus in Bonn hielpen ook. En de Leuvense wetenschappers verkregen vergelijkende stalen van afstammelingen – wat op zijn beurt de beslissing van een ethische commissie vereiste.

Voordat de pers deze week het nieuws over de hele wereld rondbazuinde, was het aan het team van Maarten Larmuseau in Leuven om voorzichtig te openen wat het onderzoek had onthuld: de componist is niet een van jullie. “Het is een schok voor velen, het verandert hun identiteit”, zegt Larmuseau. De reacties maakten hem duidelijk hoezeer het ‘effect van biologische verwantschap’ werd onderschat. Ook al is een voorouder in de stamboom ver weg qua tijd en ruimte: “Psychologisch doet het veel met mensen.”

De oorzaken van Beethovens gehoorverlies blijven onbekend

De wetenschappers keken naar acht haarmonsters. Vijf daarvan kunnen worden toegeschreven aan een persoon die “vrijwel zeker” Beethoven is. Drie daarentegen pasten niet, waaronder de beroemde Hiller-krullen. Amerikaanse onderzoekers maten ooit een gigantisch loodgehalte van 60 microgram per gram haar – 30 keer zoveel als in het haar van de mensen van vandaag. Met deze zware metaalbesmetting, die Beethoven had opgelopen via slechte wijn gezoet met giftig loodacetaat, verklaarden de gezondheidsonderzoekers niet alleen de woede-uitbarstingen van het genie, maar ook zijn chronische darmaandoeningen.

De genetische analyse onthult echter van wie dit haarmonster eigenlijk afkomstig is. Van een persoon waarschijnlijk van Asjkenazische afkomst en vrouwelijk. De loodvergiftigingsthesis is dus niet van tafel, maar wel het bewijs van de krullen die de 15-jarige muzikant, Ferdinand Hiller, uit het haar van de overleden componist zou hebben geknipt.

Slechts een paar medische puzzels konden door de genetici worden opgelost. De oorzaken van Beethovens gehoorverlies, hoewel erfelijke aanleg zeer waarschijnlijk is, konden niet worden vastgesteld. Veel ziekten zijn complexe “multifactoriële gebeurtenissen”, zegt de menselijke geneticus Markus Nöthen uit Bonn, co-auteur van de studie. Als men klassieke mutaties ontdekt, die typische erfelijke ziekten veroorzaken, zijn diagnoses vaak mogelijk, zegt Nöthen. Maar niet als het gaat om “het bepalen van een genetische dispositie als onderdeel van een multifactoriële ontwikkeling”. Met andere woorden, het is moeilijk om genen toe te wijzen aan een “symptoomcomplex” dat eeuwen later uit de literatuur bekend is.

145 mensen dragen de achternaam Beethoven.

Velen beschouwden zichzelf als biologische verwanten van de componist.

Aan de ene kant kennen de onderzoekers bepaalde waarschijnlijkheden waarmee lijden en bepaalde genen samen verschijnen, en aan de andere kant Beethovens beschreven toestand in de eindfase. Genetica en invaliditeit kunnen echter alleen worden samengebracht als er secties in het genoom zijn waarvan bekend is dat ze het risico op ziekte verhogen.

Dergelijke genetisch oorzaken konden niet worden geïdentificeerd voor Beethovens gehoorverlies. “We konden geen bekende doofheidsgenen vinden”, toont Johannes Krause van de Leipzig EVA. Voorlopig blijft het onderzoek hier bij de details die de patholoog in 1827 na de dissectie opschreef: het oorkraakbeen “groot en onregelmatig gevormd”, de buis van Eustachius “zeer verdikt”.

Aan de andere kant passen de moderne bevindingen – het bewijs van hepatitis B-infectie en Beethovens genetische aanleg voor leverziekte – duidelijk bij de beschrijvingen van een cirroselever in die tijd: volumekrimp, “knobbeltjes ter grootte van een boon” op het “gebromde oppervlak”. Wat chronische spijsverteringsstoornissen betreft, konden in ieder geval sommige dingen niet worden bevestigd: een aanleg voor intolerantie voor lactose en gluten. En dat Beethoven last had kunnen hebben van prikkelbare darm lijkt onwaarschijnlijk. Integendeel, volgens de studie had hij zelfs een “zekere genetische bescherming”.

Maar hoe zit het met het “resultaat van minstens één buitenechtelijke gebeurtenis” die moet hebben plaatsgevonden tussen de conceptie van Hendrik van Beethoven in Kampenhout, België, rond 1572 en de conceptie van Ludwig van Beethoven in 1770? De genetici kunnen niet zeggen wanneer het genoemde “vreemde” Y-chromosoom in de verwantschapsgeschiedenis is gekomen. Ze geven de bal dus terug aan cultuurstudies.

Dit wordt in de studie van Julia Ronge, curator van het Beethoven-Haus, verduidelijkt. Ze onthult dat er maar ‘één opvallendheid’ in de tradities zit: er is geen doopregistratie van Beethovens vader Johann. Een hint? Net zo goed denkbaar zijn heel banale redenen: de grootmoeder was bij de geboorte op reis, Johann kwam als vroeggeboorte, de dominee vergat de doop in te schrijven, de koster was dronken. Het kon allemaal gebeuren, zegt Ronge. Belangrijker voor haar is nog een andere hint: ongeacht wanneer de “buitenechtelijke gebeurtenis” in Beethovens voorgeschiedenis plaatsvond, moet men er rekening mee houden dat dat “onaangenaam” was. In dergelijke gevallen denken de meeste mensen eerst aan een “romantische liefde” of “een overspelige echtgenote”. Maar uiteindelijk kan men ook een misdaad bij een “affaire” niet uitsluiten. Verkrachting? Werd een voorouder van Beethoven misbruikt als jonge bediende? Elke poging om de vraag naar Beethovens afkomst te beantwoorden leidt slechts tot vermoedens.

Ronge is blij dat de ontcijfering van het genoom een einde heeft gemaakt aan het ontluikende debat over de vermeende directe Afrikaanse afkomst van de componist. Maar ze weet ook dat de speculaties over zijn afkomst nu pas echt beginnen.

Urs Willmann in Die Zeit – vertaling: fp

Doet de James Webb Space Telescope wat van hem wordt verwacht? – Prof. Christoffel Waelkens – KU Leuven Faculteit Wetenschappen, Afdeling Sterrenkunde

Wetenschappelijke doelstelling en eerste resultaten van een mega-project

In een uiterst boeiende, erudiete en fascinerende uiteenzetting overtuigde prof. Christoffel Waelkens er zijn publiek van dat Sterrenkunde ons in een zeer ver universumverleden of beter in een jonge tijd van dat universumverleden laat kijken en dat het aandeel van de James Webb Space Telescope daarbij niet zo klein en zeker niet nutteloos is.

wikimedia

Het kan niemand ontgaan zijn dat sinds korte tijd één van de grootste (en duurste) sterrenkundige projecten operationeel is: de ‘James Webb Space Telescope’ (JWST), de ambitieuze opvolger van de al even befaamde Hubble Ruimtetelescoop. De JWST werd succesvol gelanceerd op Kerstmis 2021, had zowat een maand nodig om zijn plaats in de ruimte in te nemen en werd nadien uitvoerig getest. In juli werden de verschillende complexe instrumenten dan het ene na het andere ‘klaar voor de wetenschap’ verklaard, en sindsdien is er inderdaad begonnen met het exploiteren van de enorme mogelijkheden die het project biedt om heel spannende problemen op te lossen. En wellicht gedurende een tiental jaren!

Wat is een telescoop?

Een telescoop is in essentie een grote spiegel (of lens) die veel licht verzamelt in en rond eenzelfde brandpunt, waar instrumenten de signalen omzetten in beelden of het licht opdelen volgens golflengte, om zodoende de fysische eigenschappen van de bron te bestuderen. Onze ooglens heeft in het donker een diameter van zowat zes millimeter, de spiegel van de JWST meet 6 meter. In een zelfde tijd vangt hij dus een miljoen maal meer licht, en kan hij dus een miljoen maal zwakkere objecten zien. Bovendien kunnen we de belichtingstijd van de instrumenten aanpassen, en zo nog veel zwakkere objecten waarnemen.

Op het aardoppervlak (en misschien ooit op de Maan?) kunnen we nog grotere telescopen bouwen. Het project van de ‘Extremely Large Telescope’ van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili bouwt (tegen 2027 zowat) aan een telescoop met een spiegel van 39 m! Aardse telescopen hebben ook het voordeel dat ze beter bereikbaar en daardoor flexibeler zijn: een instrument moet niet vanaf de eerste dag onfeilbaar zijn, en kan ook verbeterd worden indien er nieuwe technologieën ontwikkeld zijn. Een ruimte-instrument boogt altijd op de technologie van 10 jaar geleden, en dat er niets mag mislopen, impliceert een substantieel hogere prijs.

Waarom naar de ruimte?

Als we een telescoop in de ruimte sturen, is dat niet om dichter bij de sterren te zijn zoals men soms denkt. Objecten in ons eigen zonnestelsel kunnen we inderdaad bezoeken, maar dat is niet meer dan onze achtertuin. Het comparatieve voordeel van een telescoop in de ruimte, is dat hij relatief weinig storing ondervindt van de aardse atmosfeer. Vele signalen die de hemellichamen ons zenden, komen er gewoon niet door. De straling met de hoogste energieën (gamma- en X-stralen, verre ultraviolet) wordt (gelukkig maar) volledig geabsorbeerd door de atmosfeer; om de hoogenergetische kosmos te verkennen, is de ruimtesterrenkunde dus essentieel. Maar ook bij de golflengtes die vanop Aarde toegankelijk zijn, kan iets meer van boven de atmosfeer: de beelden, die hier onderhevig zijn aan weer en wind, zijn scherper in de ruimte, en de achtergrond is donkerder. En dat laatste is heel belangrijk om de zwakste en de verste objecten uit het heelal te vinden.

De basisdoelstelling van de JWST was dan ook in eerste instantie de detectie en de studie van ‘First Light’, de manifestatie van de eerste structuren die ontstonden uit de vrij vormeloze oersoep van de oerknal.

Met de Hubble-telescoop is de verkenning van de verste gebieden in het heelal buiten verwachting gevorderd, en dat is nuttig, want verder kijken betekent langer in het verleden kijken. Dank zij de Hubble en andere projecten zoals de ESA-satelliet Herschel en de (sub)mm-telescopen in de hooglanden van de Atacamawoestijn in Chili, hebben we nu al een vrij goed beeld van de laatste twee derden van de geschiedenis van het heelal, en dat is dus al een heel eind in het verleden! Zo is onder meer gebleken dat toen het heelal een derde van haar huidige ouderdom had, de sterrenstelsels gemiddeld wel een tiental maal helderder waren dan vandaag, en het is mede daardoor dat we zo ver in het verleden kunnen kijken. Maar vóór die onstuimige adolescentie was er ook de kindertijd, waarin sterrenstelsels werden gevormd. Nog verder dus, maar ook intrinsiek zwakker dan hun meer nabije opvolgers, en dus enkel waarneembaar met een grotere telescoop, uitgerust met nog gevoeligere instrumenten. De basisdoelstelling van de JWST was dan ook in eerste instantie de detectie en de studie van ‘First Light’, de manifestatie van de eerste structuren die ontstonden uit de vrij vormeloze oersoep van de oerknal.

Een telescoop voor infrarood licht

Door de uitdijing van het heelal wordt het licht van de verste sterrenstelsels zogenaamd rood verschoven, we zien het bij langere golflengten naarmate de stelsels verder staan. Vandaar dat het infrarode gebied van het elektromagnetische spectrum aangewezen is om het verre heelal te bestuderen, en ook daar is onze atmosfeer een stoorzender. De JWST kijkt dus naar iets langere golflengten dan Hubble, ook al omdat de verbetering van de technieken op aardse telescopen ook hier voor steeds scherpere beelden zorgt in zichtbaar licht.

Electromagnetisch spectrum JWST

Maar ook om de wereld dichter bij ons te bestuderen, is infrarood licht interessant. Waar warme objecten als sterren typisch zichtbaar licht produceren, en het hoge-energie heelal zich bij nog kortere golflengten manifesteert, is het infrarood het gebied van objecten bij kamertemperatuur. Dat is het domein van de gas- en stofwolken waaruit in onze omgeving sterren geboren worden, en die processen willen we ook beter begrijpen. Maar het is ook het ideale stukje spectrum om planeten, in ons zonnestelsel maar ook rond andere sterren, te bestuderen. En het moet nu lukken dat de 30 jaren die nodig zijn geweest om de JWST te laten groeien van concept naar realiteit, ook deze zijn geweest waarin de sterrenkunde een nieuwe revolutie heeft gekend, met de ontdekking eindelijk van vele planeten bij andere sterren, en de vele verrassingen die aantonen dat de exoplanetenwereld veel en veel diverser is dan we hadden geanticipeerd. Toen bleek dat de instrumenten ontwikkeld voor de JWST zich ook uitstekend leenden tot de studie van exoplaneten, is deze laatste de tweede grote pijler geworden waarop het programma steunt.

NASA en ESA

De James Webb Telescoop is in eerste instantie een NASA-project, maar met een aanzienlijke inbreng van het Europese Ruimteagentschap ESA, en ook een bijdrage van het Canadese agentschap CSA. En het mag gezegd dat de Europese bijdrage de kwaliteit van de missie ten goede komt! We mogen er trots op zijn dat de NASA haar vertrouwen heeft gegeven aan Europa om dit vlaggenschip met een Ariane te lanceren. Ze beklagen het zich vandaag niet, want dank zij de nagenoeg feilloze sturing van de missie naar haar verre positie is er zoveel brandstof bespaard dat de verwachte levensduur van de missie zowat verdubbeld is, tot 10 jaar. Die verre positie is in de buurt van het zogenaamde Lagrangepunt L2, een positie op de lijn Zon-Aarde, maar wegkijkend van beide, waar de combinatie van aantrekkingen en baanbeweging voor een vaste configuratie zorgen. Op die manier kan de telescoop permanent wegkijken van Aarde en Zon en lange opnames maken en is de communicatie ermee heel vlot. Belangrijker nog is dat hij door een gigantisch scherm van de warmte van Zon en Aarde wordt afgeschermd en dat zo de spiegel passief kan koelen tot een 50-tal graden boven het absolute nulpunt. Dat is nodig om de infrarode straling van de kosmos te onderscheiden van de warmtestraling van de telescoop zelf!

Het nadeel van die verre baan is dat het uitgesloten is om – zoals bij de Hubble – bezoeken te brengen aan de telescoop om één en ander bij te stellen. De instrumenten met het vluchtige vloeibaar helium koelen tot dicht bij het absolute nulpunt is dan geen goede optie meer. Eén van de kritische ontwikkelingen was dan ook deze van een actief koelsysteem voor het ‘meest’ infrarode instrument MIRI, één van de oorzaken trouwens van het herhaalde uitstel van de lancering. Dit instrument is half NASA half ESA, met een aanzienlijke bijdrage van ons land. De twee voornaamste andere instrumenten zijn de camera NIRCAM (NASA) en de spectrograaf NIRSPEC (ESA), beide voor het nabije infrarood.

Het werkt!

Het goede nieuws is inderdaad dat de telescoop en de instrumenten ruimschoots de verwachtingen inlossen. De beelden zijn ongemeen scherp, de gevoeligheid is zelfs beter dan verwacht, en de complexe mechanismen functioneren zoals het hoort! In de huidige fase is er nog een leerproces om de omzetting van instrumentele impulsen naar kwantitatieve wetenschappelijke resultaten te verfijnen, maar de huidige algoritmen geven al mooie resultaten, en het kan alleen maar beter worden.

The Pillars of Creation – 19th October 2022

De NASA heeft ervoor gekozen om de gegevens van de eerste zes maanden onmiddellijk publiek toegankelijk te maken, vanuit de overweging dat iedereen recht heeft om toegang te hebben tot de vruchten van een aanzienlijke investering van overheidsmiddelen. Maar tevens omdat een open competitie bevorderlijk is om zoveel mogelijk creativiteit in te zetten om de data-analyse te verfijnen. Er is dan ook een hectische activiteit van astronomen wereldwijd om met de gegevens van de JWST aan de slag te gaan. Dat geeft aanleiding tot een enigszins chaotische stroom van ‘eerste artikels’ op het web, die zo al gepubliceerd worden vooraleer ze een grondige ‘peer review’ hebben ondergaan. Zo gaat het met evolutie en innovatie, uiteindelijk zal blijken dat de ‘fittest’ overleeft!

Hoe dan ook, alles wijst erop dat de telescoop geschikt is om de vragen die hij moet oplossen, aan te pakken, en ook dat er zoals met de Hubble vele nieuwe wegen voor onderzoek zullen worden gesuggereerd. Zowat elke week wordt dit geïllustreerd met nieuwe persberichten, die u kan vinden op websites zoals https://esawebb.org/news/

Hoge verwachtingen

Het beste nieuws tot dusver is dan misschien wel dat de verwachte levensduur van de telescoop naar boven werd bijgesteld. De positie in het Lagrangepunt L2 heeft vele voordelen, maar wel het nadeel dat het niet erg realistisch is om – op een afstand van anderhalf miljoen kilometer – een bemande ruimtemissie te organiseren om een en ander bij te stellen. In die tien jaar waar we naar uitzien, zal er ruimschoots de tijd zijn – als alles blijft functioneren uiteraard – om statistisch gesproken voldoende gegevens te bekomen om de initiële doelstellingen te halen. Maar ook om vanuit de resultaten nieuwe ideeën die door het verwachte onverwachte worden aangediend, te toetsen.

Het belangrijkste voordeel van de langere dan verwachte JWST-missie is echter wellicht dat er op die manier enige overlap zal zijn met andere grote projecten die nu in ontwikkeling zijn. We vermeldden eerder de ‘Extremely Large Telescope’ van de ESO. Die heeft het comparatieve voordeel van een nog veel groter spiegeloppervlak, maar moet opereren met een minder donkere hemel dan in de ruimte: het is de JWST die de zwakke objecten zal detecteren waarmee de ELT de volgende stap kan zetten. Wanneer de ELT in 2027 (?) afgewerkt zal zijn, zal er nog voldoende tijd zijn om beide projecten te coördineren. Hetzelfde geldt voor andere monsterprojecten in ontwikkeling, zoals de ‘Square Kilometer Array’, een gigantische combinatie van radiotelescopen, de ‘Einstein Telescoop’’, die met grotere gevoeligheid de gravitationele straling van extreem compacte objecten zal detecteren, de neutrino-telescoop ICECUBE op de Zuidpool, en ook de ‘Cherenkov Telescope Array’, die hoogenergetische straling zal detecteren door de deeltjesstromen die ze veroorzaakt in onze atmosfeer.

Het JWST-project heeft, van concept tot verwezenlijking, een generatie in beslag genomen. Het is een generatie – waartoe schrijver dezes trouwens behoort – die heeft mogen genieten van een ongekende evolutie inzake sterrenkundige instrumentatie. Maar met de JWST, en die andere projecten, laten we voor een volgende generatie de mogelijkheden na om nieuwe stappen te zetten in die fascinerende geschiedenis van de oudste wetenschap. En dat geldt ook voor ambitieuze Vlamingen, want we zijn betrokken in al deze projecten.

WAELKENS, Christoffel Leo Louis Maria, geboren te Ardooie, 20 februari 1955

Studies: Grieks-Latijse humaniora, Sint-Lodewijkscollege, Brugge -Voorbereidend jaar Wiskunde, Sint-Amandusinstituut, Gent, 1972-73 -Kandidaat Wis- en Natuurkunde, KULAK, 1975 -Bijzonder Baccalaureaat Wijsbegeerte, KU Leuven, 1976 – Licentiaat Natuurkunde, KU Leuven, 1977 -Doctor in de Wetenschappen, KU Leuven, 1984

Carrière sinds het doctoraat

Aangesteld Navorser NFWO: 1984-1986 – Bevoegdverklaard Navorser NFWO en Buitengewoon Docent KU Leuven: 1986-1990 -(Hoofd)docent KU Leuven: 1990-1992 – Hoogleraar KU Leuven: 1992-1996 – Gewoon Hoogleraar KU Leuven 1996 – 2020 – Emeritus Hoogleraar (met opdracht) sinds 2020

Onderzoeksdomeinen

Astrofysica (studie van de structuur en evolutie van sterren), ruimteonderzoek

Wetenschappelijke dienstverlening

Europese Zuidelijke Sterrenwacht ESO

Lid (1995-2000) en Voorzitter (1997-2000) van het Observing Programmes Comittee

Belgisch afgevaardigde (2007-2020) in de ESO Council

Europees Ruimteagentschap ESA

Lid (1991 – 2008) van de Belgische Delegatie in het Science Programme Committee

KU Leuven

Afdelingshoofd van het Instituut voor Sterrenkunde van 1996 tot 2011

Programmadirecteur ‘Sterrenkunde’ en ‘Space Studies’

Functies in wetenschappelijke projecten

Co-Principal-Investigator van het PACS project voor de ESA-ruimtemissie Herschel

Lid van het Herschel Science Team

Lid van het MIRI Science Team voor de NASA-ESA James Webb Space Telescope

Instigator en internationaal vertegenwoordiger van de Vlaamse Mercatortelescoop op het eiland La Palma

Publicaties

Een honderdtachtigtal artikels in internationale tijdschriften, een negentigtal bijdragen in proceedings van internationale conferenties, een twintigtal publicaties voor een breder publiek, waaronder twee boeken (De kode van de kosmos, Lannoo, 1996; De wetenschap van de kosmos, Acco, 2007).

Hobby

Sterrenkunde

Met dank aan prof. Waelkens en UDLL

Dwaaltocht doorheen Gent met prof. em. Jean-Paul Van Bendegem

Een filosofische stadswandeling doorheen Gent met niet minder dan prof.em. Jean-Paul Van Bendegem, dat lieten we ons geen tweemaal vragen.

We spraken af aan het Sint-Pietersstation en tram 1 bracht ons naar de halte Savaanstraat. Via een korte wandeling voorbij aan de Opera bereikten we dan de brasserie van de Handelsbeurs waar we samen (15 deelnemers) lunchten. Na de lunch zou prof. Van Bendegem ons daar komen ophalen. En zo geschiedde.

Op de Kouter werd ons bij wijze van inleiding duidelijk gemaakt welke invalshoek JPVB voor deze wandeling gekozen had:

Deze wandeling wil een filosofische dwaaltocht doorheen een concrete stad [zijn] maar meer nog een mentale verkennings- en ontdekkingsreis van een universum waar het gaat om het geheugen, natuur versus cultuur, het verzamelen en ordenen, het maken van kennis en het bewaren en herstellen van wat was. Het eindpunt is een verrassend nieuwe blik op een omgeving die men dacht te kennen.1

We leren monumenten lezen, oppervlaktestructuur van dieptelaag te onderscheiden. Er wordt verteld over de Wereldtentoonstelling van 1913 en welk monument aan die grootse gebeurtenis nog herinnert in het de Smet De Naeyerpark nabij het Sint-Pietersstation. Waarom juist het monument ‘Wijsheid, kracht en schoonheid’? Dat heeft te maken met de financiering van die Wereldtentoonstelling door de vrijmetselaars. De stad Gent is ook onlosmakelijk verbonden met het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck. Het inspireerde de Amerikaanse kunstenares Jessica Diamond om ‘Mystic leaves’ te maken: het werk bestaat uit achttien bladeren uit brons, messing en gietijzer die voorkomen op het altaarstuk en verspreid zijn over de Kouter. Tussen de nerven van de bladen lees je de namen van de planten en de bloemen in het Middelnederlands, de taal van de gebroeders Van Eyck.

Soms ontstaan er ook stadslegendes in verband met monumenten als niemand het geheim van het monument weet te ontsluieren. Een voorbeeld is de haan op de luifel van Ons Huis op de Vrijdagmarkt. Een geschenk van Waalse arbeiders aan Gentse arbeiders voor hun hulp? Neen! De haan staat symbool voor de nieuwe dageraad, de nieuwe wereld waarin iedereen gelijkberechtigd zal zijn, een socialistische droom dus. En de drie cijfers 8 op de sokkel? ‘Acht ure wirke, acht ure sloape, acht ure vrij, da willen wij!’2

Met de centrale bibliotheek De Krook op de achtergrond, vernemen we dat deze verloren hoek van Gent een mooie invulling heeft gekregen. Over het ontwerp van de bibliotheek is JPVB minder enthousiast. Kunnen wij er de gelaagdheid, de stapeling van boeken in zien? Deze infrastructuur aan een bocht (‘krook’) in de Schelde omvat onder meer de nieuwe stadsbibliotheek, labo’s en kantoren van de Universiteit Gent en imec. Ze noemt zich de inspiratieplek voor kennis, cultuur en innovatie, een bibliotheek die klaar is voor de 21ste eeuw. De plek waar kennis gemaakt wordt dus en opgeslagen: een plek voor jonge, oude en belegen wetenschappen.3

Het gaat op deze plek over het verzamelen in een gebouw (museum, Wunderkammer, collecties: subjectieve en objectieve, compleetheid of juist de onmogelijkheid daarvan) en over het Citadelpark met het S.M.A.K en het Museum voor Schone Kunsten (MSK). Wat is de functie van een park in een stad? Hoe is de ‘plezante mikmak van het Citadelpark’4 ontstaan en waar haalden de ontwerpers hun inspiratie?

Langs de Reep trekken we vervolgens naar de Bisdomskaai en in de buurt van de Rijksmiddelbare school bevindt zich het standbeeld van koning Willem I van Oranje. Onder Hollands bewind krijgt Gent in 1816 een eigen universiteit. Als herinnering hieraan werd hier op de reep een standbeeld van koning Willem I, stichter van de universiteit, onthuld en bij de onafhankelijkheidsstrijd van België kiezen vele inwoners de zijde van het Nederlandse Huis van Oranje.5 Willem I heeft bijzondere aandacht voor het onderwijs. De universiteiten van Leuven, Leiden, Utrecht en Groningen worden opnieuw opgericht. In Gent en Luik komt er een nieuwe universiteit. Ook het lager- en middelbaar onderwijs worden verbeterd naar Willems wensen. Culturele en wetenschappelijke activiteiten kunnen zich verheugen in de steun van de vorst. Een kleine terzijde over de rangen (docent, hoofddocent, hoogleraar, gewoon hoogleraar en buitengewoon hoogleraar) die men vandaag op de universiteit kent en hoe universiteiten hun wortels hebben in kloostergemeenschappen was hier zeker op z’n plaats.

Langs het Maaseikplein, een kleine groene oase met een knipoog naar het Lam Gods, waar 1400 vierkante meter asfalt plaats ruimde voor een bloemrijke graszone en een fruitgaard. Hier groeien perelaars, appelaars, een vijgenboom, een kerselaar, een amandelboom en een moerbeiboom.  Ook soorten als lievevrouwbedstro, bosaardbeitjes en madonnalelies bloeien er kleurig en geurig. Al dit groen dat ook voorkomt op het Lam Gods, kreeg hier een plek bij het standbeeld van de gebroeders Van Eyck, die afkomstig waren van Maaseik.

We zijn nu aangekomen op het Sint-Baafsplein waar zich het NTG bevindt en ook de Lakenhalle en het Belfort. Hier heeft JPVB het over de romantische middeleeuwen en de gereconstrueerde stad die helemaal niet authentiek meer is. In dit verband werkt het verhaal van de ‘goedendag’ uit de Guldensporenslag op de Groeningekouter bijzonder verhelderend. De verwarring die ook over dit krijgstuig is ontstaan (een stok met een ketting waaraan een metalen bol met pinnen) moet op de rekening van Hendrik Conscience geplaatst worden en zijn roman De leeuw van Vlaanderen. Eigenlijk was de goedendag een stok met een metalen punt op het einde. Romantiek is hier dus heel waarschijnlijk de dader van de verwarring. Men leze er in professor Van Bendegems boek ‘Verdwaalde stad’ het stukje Een kleine encyclopedie van de restauratie en Er was eens een gebouw6 op na en je komt te weten waarom we over een aantal Gentse ‘gerestaureerde’ historische monumenten kunnen spreken van ‘nep’.

Het spreekt vanzelf dat in het bestek van dit korte blogbericht niet alles wat verteld werd aan bod komt. Wat we echter meekregen was inderdaad verrassend nieuw. Professor Van Bendegems erudiete kennis van het onderwerp weet hij te laten samengaan met veel zin voor humor, persoonlijke associaties en filosofische uitweidingen, die alles samen, zorgen voor een zeer boeiende rondleiding.

We sloten de goed gevulde dag af met een terrasje bij café-restaurant ’t Voske op het Sint-Baafsplein.

Noten:

  1. Van Bendegem, J.P. (2017) Verdwaalde stad. Filosoferen langs straten en pleinen. Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet
  2. Van Bendegem, J.P. (2017) Verdwaalde stad. Filosoferen langs straten en pleinen. Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet, p. 55
  3. Van Bendegem, J.P. (2017) Verdwaalde stad. Filosoferen langs straten en pleinen. Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet, p. 158
  4. Van Bendegem, J.P. (2017) Verdwaalde stad. Filosoferen langs straten en pleinen. Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet, p. 73
  5. https://visit.gent.be/nl/zien-doen/bezienswaardigheden?
  6. Van Bendegem, J.P. (2017) Verdwaalde stad. Filosoferen langs straten en pleinen. Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet, p. 208,209,210

Maai Mei Niet

We zijn al met 1702 deelnemers voor Maai Mei Niet. Maai Mei Niet is een laagdrempelig citizen science-project. Door de actie elk jaar te herhalen, hoopt Knack een zicht te krijgen op wat groeit in de tuin van de Belg. De herhaling moet zowel de data doen accumuleren als het sensibiliseringseffect vergroten.

Maai Mei Niet is dus een project van Knack, met steun van KULeuven/Mijn Tuinlab, Bond Beter Leefmilieu, Velt en Het Ministerie voor Natuur. Wie meedoet d.i. in mei het gras niet maait of een deel van het gazon niet maait en nadien in 1 m2 ongemaaid gazon de bloemen telt op basis van een telformulier, kan op 29/5 en 30/5 zijn telresultaat ingeven en in de week nadien de nectarscore van zijn tuin toegestuurd krijgen.

Honigbij op paardenbloem – 26-4-2021

Alsof de grasmaaier het gehoord had dat hij een maand lang wat meer op non-actief gesteld zou worden, reageerde hij met een lekke band en een startprobleem. Hij moest dus afgehaald worden en zal meteen een onderhoudsbeurt krijgen. Ondertussen heb ik goed overdacht hoe ik een en ander wil gaan aanpakken. Als ik de afmetingen van de ongemaaide oppervlakken, waarbinnen ik dan ‘lukraak’ 1 m2 moet afbakenen, juist bereken, zal nadien de nectarscore van de tuin zo precies mogelijk berekend kunnen worden.

Oranjetipje, gespot in de tuin op 28-4-2021 – foto: wikipedia

Welke delen laat ik lustig groeien en welke delen probeer ik minder vaak dan normaal te maaien ? Misschien krijg ik wel zin om creatief te gaan maaien. Ik startte ook een wekelijkse vlinder- en vogeltelling, zo krijg ik een idee van wie in de tuin graag komen fourageren. 😉

De wetenschap meer dan ooit een baken van hoop – rector Luc Sels – KU Leuven

“It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness” – A Tale of Two Cities by Charles Dickens

In het Edito tot het 2de jaarnummer van SONAR-magazine stelt rector Luc Sels : ‘De wetenschap is meer dan ooit een baken van hoop’. Daarom reikt de universiteit ook dit jaar, net als elk jaar, op 2 februari, haar Patroonsfeest, 5 eredoctoraten uit aan onderzoekers die baanbrekend onderzoek verrichten of een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de maatschappij.

Hieronder kunt u via de links kennismaken met een uitgelezen gezelschap van wetenschappers, onderzoekers en vernieuwende denkers met name de Nederlander Hans Clevers, die erin slaagde mini-organen te ontwikkelen buiten het menselijk lichaam; de Franse filosoof, socioloog en antropoloog Bruno Latour, die op de barricades staat voor het klimaat; de eerste zwarte decaan van de universiteit van Stellenborch en bezieler van de Evidence Base Medicine James Volmink; professor Zhenan Bao, ontwikkelaarster van nieuwe organische materialen, een tweede huid die boordevol elektrische circuits, transistoren en sensoren zit; Kate Raworth, onderzoekster in Oxford en Cambridge naar het verband tussen economische groei en wereldwijde uitdagingen als sociale ongelijkheid, opwarming van de aarde en de achterstelling van ontwikkelingslanden.

Refererend naar de quote en de tijd van Charles Dickens in A Tale of Two cities besluit rector Sels: “Laten we gaan voor de wisdom.”

Met dank aan KU Leuven Stories en Sonar- magazine

Anna Enquist 75 vandaag !

Anna Enquist (19 juli 1945), pseudoniem van Christa Widlund-Broer, studeerde psychologie in Leiden en volgde een piano-opleiding aan het conservatorium in Den Haag. Ze was werkzaam als schoolpsychologe aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam en werkte daarna aan het Nederlands Psychoanalytisch Instituut en als zelfstandig psychoanalytica. ‘Mijn schrijven is begonnen nadat ik gestopt was met pianospelen. Ik had het zo druk met mijn werk als psychotherapeut, dat ik het dagelijks trainen niet langer vol kon houden.’ Ze kon te weinig oefenen en vond dat de kwaliteit van haar spel daaronder leed. Bovendien was ze begonnen met het noteren van invallen en regels, van gedichten. Aanvankelijk hield ze dat verborgen voor haar man, de cellist Bengt Widlund, en hun kinderen Margit en Wouter. Maar toen de redactie van Maatstaf enkele gedichten plaatste en de uitgever van De Arbeiderspers Theo Sontrop haar vertelde dat hij een bundel van haar wilde publiceren, werden de familieleden wel ingelicht. ‘Ze hadden zoiets van: o ze heeft weer wat, maar ze waren ook heel trots.’

Bron: Anna Enquist – ‘Geen uiteenscheuren zo wreed’ – Literatuurmuseum

In Memoriam Flip Droste (1928-2020) — Neerlandistiek

Professor Droste, mijn prof linguistiek in Leuven, bracht ons op onvergelijkbare wijze in het begin van de jaren 70 de beginselen van de transformationeel generatieve grammatica bij. Hij was één van die proffen aan wie je een dierbare herinnering bewaart. RIP.

Door Dirk Geeraerts Op 13 juni 2020, enkele weken voor zijn 92e verjaardag, overleed Flip Droste, taalkundige, essayist, romancier. Flip (officieel Frederik Gerrit) Droste werd geboren in Arnhem op 4 juli 1928. Hij studeerde Nederlands in Nijmegen, en promoveerde daar in 1956 met het proefschrift Moeten. Een structureel-semantische studie. In 1968 – hij was toen…

In Memoriam Flip Droste (1928-2020) — Neerlandistiek
%d bloggers liken dit: