Dorheid

Foto door icon0.com op Pexels.com

De voorbije dagen hoorden we dat de dorheid in de natuur weer zijn intrede doet, het grondwaterpeil is sterk gedaald, niet essentieel waterverbruik moeten we dus vermijden. Ook in de tuin verschijnen tekenen van drorre droogheid, sommige planten en heesters sterven af. Hoe een en ander ook samenhangt met onze leefstijl en hoe we daar met z’n allen iets aan kunnen doen door ons bewust te worden van de kostbaarheid van water en onze leef- en verbruiksgewoonten aan te passen, zou ondertussen duidelijk moeten zijn. Als de mens zich terugtrekt, herstelt de natuur zich snel, constateerden we de voorbije weken gedurende de lockdown.

Na drie maanden bevinden we ons nauwelijks in rustiger water wat de coronacrisis betreft, al zijn de desastreuze sociale en economische gevolgen ervan nog niet helemaal te overzien, of daar dienen zich de nefaste gevolgen van de klimaatverandering eveneens in volle extreemheid aan: stormen, tyfoons, overstromingen,  droogte, voedseltekort, migratie … Het verband tussen de ene en de andere crisis is ondertussen ook niet meer te ontkennen.

En toch blijven sommigen naïef optimistisch; ze ontkennen de feiten of redeneren ‘het zal onze tijd wel duren’, ‘zo’n vaart loopt het niet meteen’, ‘onheilsprofeten zijn er altijd geweest’…

Onlangs las ik ‘dorheid kan een gave zijn’. Is een gave dan niet altijd iets positiefs? En is die dorheid dan niet veeleer een dode leegte en niet meteen een geschenk?

Misschien is ze juist dit: een stille schreeuw naar verlossing, naar doortocht uit onmenselijke fysieke en mentale extremen, naar dieper, eenvoudiger, bewuster en zorgzamer leven. Maar de ‘de vette vleespotten van Egypte’ ondanks de eraan verbonden ‘slavernij’ blijven verlokkelijk, het business as usual, dat willen de machtigsten zo snel mogelijk terug, alle machteloosheid van het geleden leed ten spijt.

Ontzetting en angst zijn in alle tijden de begeleiders van verandering en vernieuwing geweest, de waarschuwingen van profetische mensen werden niet in dank afgenomen. Zwartkijkers, angstaanjagers werden ze genoemd en ze werden vaak ten dode toe gebagatelliseerd.

Toch hoorden we deze dagen ook het adagio ‘do not waste a good crisis,’ ga niet bij de pakken zitten maar herbron, onthaast, hoop, pak aan, vertrouw op de Geest van de Waarheid en laat je inspireren tot een andere en nieuwe levensstijl met blik op de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.

Ik wens het ons allen in deze zonnige dagen voor Pinksteren !

Uit mijn coronabubbel …

Het blijft een uitdaging om de coronamaatregelen, – voorschriften nauwgezet op te volgen. Hoe en wanneer kom ik uit mijn bubbel ? Hoe combineer ik gezond eten, voldoende bewegen, mezelf en anderen beschutten tegen besmetting, geïnformeerd blijven over voortschrijdend inzicht met betrekking tot het virus, … ? Hoe blijf ik in contact met de bubbels van de kinderen en van kennissen, buren en vrienden ? Kortom, hoe vervreemd ik niet van de realiteit dat leren leven in ongewisheid, geduld oefenen en vertrouwen bewaren in elke crisissituatie de beste mentale houding is.

Wandelen brengt mij telkens weer in die mentale staat van rust en eenheid met het leven dat zich voortdurend hernieuwt. Ik ben dan wat ik doe: onderweg zijn met al mijn zinnen: zien, horen, ruiken, voelen, … . De natuur, in deze tijd van het jaar, wordt een krachtige metafoor voor de drijfkracht van het leven en dat in scherp contrast met wat (ogenschijnlijk) verloren gaat, sterft. Weg van mezelf, met mijn aandacht bij wat leeft en leven geeft, helemaal opgenomen in het begenadigde ogenblik en als nieuw nadien.

Bron: Boektwandeling – Zemst (Elewijt) – Wandelroute

Het coronagedicht ‘Hier’ van Sandro Veronesi – De Tijd

De Italiaanse auteur Sandro Veronesi van o.a.de romans Kalme Chaos,2005 en XY,2010, schreef het gedicht enkele weken geleden om zijn gevoelens te uiten in deze bijzondere coronatijden. Het verscheen eerder in de Italiaanse krant Corriere della Sera, de schrijver bood De Tijd aan het vertaald te publiceren. 
Hier


Er is een plaats op de wereld waar de wereld de wereld niet meer is en die plaats is hier.

In ons huis, voor wie een huis heeft,
is de wereld de wereld niet meer.
In de spartaanse kamertjes waar de ouden sterven
honderd keer per dag,
en dan nog honderd keer,
en dan nog eens honderd keer,
is de wereld de wereld niet meer
- en zijn het onze al dode ouders         
die opnieuw sterven
allemaal samen, alle ogenblikken,
telkens weer en telkens weer,
sterven ze opnieuw,
berustend, in stilte, op hun buik,
omdat we ze niet kunnen beschermen,
ook al konden we dat tot de dag van gisteren,
toen de wereld nog de wereld was,
toen ze voor het eerst stierven,
nog wel, en deden we dat ook,
we schoten er slaap bij in en spaarden het brood uit onze mond,
maar we waren blij dat we hen konden beschermen;
er is die vervloekte plaats in de wereld
waar onze ouden sterven
en wij geen blijf weten met hun lichamen,
niet weten waar ze te stapelen, te verbranden, te begraven,
en die plaats is hier.

In de overvolle ziekenhuizen, in de lege kerken,
op de verlaten pleinen, in de met een ketting afgesloten parken,
in de gesloten winkels, in de bestormde supermarkten,
in de ordelijke rijen en in de wanordelijke rijen
in de overbevolkte gevangenissen
waar niemand nog het pak spaghetti, sigaretten, koffie kan krijgen
om te delen met celgenoten
die zelfs dat niet hebben;
in scholen zonder herrie
op voetbalvelden zonder bal
op autowegen zonder auto’s
in luchthavens zonder reizigers
in biechtstoelen zonder zondaars
en in het blauwige beeld van paus Franciscus
die heel alleen de vespers bidt
onder een maartse regenbui
- op dat Sint-Pietersplein zonder gelovigen
is de wereld de wereld niet meer.

In de kwelling in de stem van Bob Dylan
die na acht jaar weer opduikt
en zeventien minuten lang,
de dood van een vader bezingt die we niet konden beschermen
en allemaal huilen we om die stem
maar die stem is die stem niet meer
en die kwelling is die kwelling niet meer
en die vader is die vader niet meer
omdat de wereld de wereld niet meer is.

In die klotegetallen die op ons worden afgevuurd
om zes uur ’s avonds, elke dag opnieuw,
eerst zij die genezen zijn, om een signaal van hoop te geven,
dan de zieken, en uiteindelijk, jammerlijk, de doden,
de doden zijn met duizend
duizend doden
op een enkele dag
het zijn er duizend;
in de vergelijking met in oorlog zijn,
we zijn in oorlog, het is een oorlog, oorlogsbulletin,
maar we zijn helemaal niet in oorlog,
omdat niemand ons vraagt te vechten
of onze kinderen aan het vaderland te schenken,
maar alleen maar om ons in huis op te sluiten,
om afstand te bewaren, gescheiden te blijven,
anderen te vrezen
anderen te wantrouwen;
in het bevel geen mondmasker te dragen
dan om er wel een te dragen, maar niet dat ene,
dat andere
dat ene moeten we aan dokters en verpleegsters laten,
alsof we het van hun gezicht hadden gerukt,
terwijl we het in de apotheek kochten
toen ze ons nog vertelden dat het nutteloos was,
maar zij die dat zegden, droegen er een;
in de impliciete en soms zelfs expliciete beschuldiging,
dat wij de schuldigen van dit alles zijn
omdat we er niet in slagen doodeenvoudige dingen te doen
geen luchtje scheppen buiten
de mensen die we liefhebben niet aanraken
onze geliefden niet bezoeken
geen zorg voor hen dragen,
niet lopen, niet wandelen, niet zonnen,
en we worden beschuldigd, gehekeld, getraceerd,
met drones, met onze simkaarten,
en te kijk gezet, gestraft
zoals de soldaten bij Caporetto
eerst als beesten opgejaagd,
dan als criminelen neergemaaid,
omdat ze wegvluchtten van de fouten van hun generaals.

Er is een plaats in de wereld waar dit gebeurt
en waar kinderen niet meer fragiel zijn, niet ziek worden,
en asymptomatisch zijn,
en net daarom gevaarlijk,
en op die plaats is de wereld de wereld niet meer,
en die plaats is hier.

Sandro Veronesi

Poëzie – Herman De Coninck

Ook dit zeer mooie en gevoelige gedicht van Herman De Coninck viel in mijn mailbox:

Werk van Laura De Coninck – Watou 2019
Poëzie

Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:

zo helpt poëzie.

Herman De Coninck

Toon Hermans

En in deze onwezenlijke coronatijden kreeg ik ook een wijsheidsvers van Toon Hermans:

Liefde, vreugde of verdriet
Wat op je weg komt weet je niet
Dus kijk maar niet zo ver vooruit
Het heeft geen zin, je ziet geen fluit

Toon Hermans

Midden in de vlakte van juli – Herman De Coninck

Nog ééntje uit de ketting van toegestuurde gedichten en wel van mijn favoriete dichter Herman De Coninck:

Appelbloesem in April
Midden in de vlakte van juli
kwam ik je tegen. Ik woon hier, zei je.
Ik keek naar de bloemen. Ja, dat zie ik,
zei ik, en waar leerde je de kunst
om niet lang te duren? Ook hier, zei je.

Je was lenig; en je woorden waren zo
doorschijnend, ik kon je er helemaal
door zien.
En daar lag ik al in het gras
en wat hield ik in mijn hand?
Een oortje, waarin ik het lange woord
‘lieveling’ uitgoot, zonder morsen.

Herman De Coninck
Uit “De lenige liefde”

Woorden geven aan vreemde tijden — Neerlandistiek

(Persbericht Coronagedicht.nl) Corona maakt de pennen los van dichtend Nederland en Vlaanderen. Gedichten over quarantaine, hamsteren, angst en er voor elkaar zijn. Op de website… 178 woorden meer

Woorden geven aan vreemde tijden — Neerlandistiek
%d bloggers liken dit: