Vaderliefde – P.F. Thomése****

De ouders van P.F. Thomése zijn gestorven, de restanten van hun levens staan in een paar dozen op zolder. De schrijver beseft dat zijn vader en moeder een soort vreemden zijn geweest die de hele tijd een toneelstukje voor hem opvoerden.

Ooit vertelde zijn vader hem in het schemerdonker voor het slapen gaan eindeloze verhalen. Maar hij repte met geen woord over zijn bloedstollende ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Zijn moeder vertelde zelfs helemaal nooit iets, al verzweeg zij misschien wel de prachtigste verhalen die in Vaderliefde te vinden zijn.

De ‘nagelaten zoon’ ontdekt postuum tal van verborgen geschiedenissen en schitterende verzinsels, met daartussen onvermijdelijk de gruwelijke waarheid. Tezamen vormen de ‘gemiste levens’ van zijn ouders en voorouders ongetwijfeld een familieroman, maar bovenal leest Vaderliefde als de mythologie van een jeugd. (achterplat van de roman)

Morgen wordt het huis van mijn ouders leeggehaald. Morgen worden mijn kinderjaren opgeruimd. – Botho Strauß, Herkomst

Deze opdracht trok mijn aandacht en was de impuls om het boek te lezen. Het werd meteen ook het eerste boek van Thomése dat ik las. De uitvoerige genealogie zowel langs vaders- als langs moederskant achteraan in de roman lieten een op zeer nauwkeurige research gebaseerd verhaal vermoeden. Dat vermoeden werd gaandeweg ook bewaarheid. Regelmatig helpt het even naslaan van deze stamboom de lezer om bij het vertelde te blijven. Al ontgaan de niet-Hollandse lezer, de vele typisch Hollandse situaties en plaatsen, toch laat de gezwinde en acribische vertelstijl de vele figuren in dere roman tot leven komen in hun specifieke tijd en ruimte, waarbij de hoofdbrok van de aandacht gaat naar de vader en de moeder van de schrijver. Het mag daarbij naar mijn bescheiden mening zelfs een huzarenstukje genoemd worden, hoe hij, ondanks de naar eigen zeggen afstandelijke relatie tot beiden, een portret van hen weet op te hangen dat hen opnieuw tot leven roept.

Enkele recensiefragmenten:

Het NRC vat het zo samen: De polemist uit Doetinchem is er in gloedvolle wijze in geslaagd om van deze zaken een goede roman te schrijven. Hoe verder het boek namelijk vordert, hoe beter je Thomése […]leert kennen.

Maria Vlaar in DS: Tegelijk is Vaderliefde een uiterst persoonlijk afscheid van ouders die door hun dood ‘fantasiefiguren’ worden. Thomése beschrijft prachtig hoe hij door zijn vader, die iedere avond – zou het? – ‘op de rand van mijn grote-mensenbed’ verhalen vertelt in de geur van pijptabak en whisky, wordt ingewijd in de literaire verbeelding. Frans hoort zijn vader nu nóg. De verhalen zijn ‘losgeraakt van de persoon en (…) van zijn eigen tijd’, ze zijn universeel geworden doordat ze niet alleen anekdotisch zijn – en dus te verifiëren door archiefonderzoek – maar doordat ze gaan over grote thema’s in mensenlevens.

Zoals: schaamte. Schaamte over geld- en statusverlies en ‘klasseverwarring’ blijkt in Thoméses stamboom ingebakken. Een sleutelscène toont opnieuw oma Tienke: ze werkt voor welvarende families die een ‘Engelse tuin’ rond hun landhuis willen, maar mag wel dineren aan de familietafel, terwijl haar kinderen bij het personeel in de keuken eten. De vader van de schrijver kopieert deze schaamte uit zijn schoonfamilie: hij is de zoon van een gerenommeerd waterbouwkundig ingenieur en de kleinzoon van een generaal, maar blijft zelf tot zijn 34ste tussen zijn schelpenverzameling bij zijn ouders wonen. Als hij het later tot directeur van een drukkerij schopt, hoort daar een groot vrijstaand herenhuis in Zaltbommel bij, waar Frans opgroeit. Altijd wordt benadrukt dat dit huis ‘te leen’ is, dat ze er geen recht op hebben. Frans’ vader gedraagt zich meer als tuinman dan als bewoner, en zijn moeder pepert haar zoon in inferieur te zijn, ‘mogelijk zelfs al definitief mislukt’.

Liefde is er volop in het boek, zelfs voor de angstige en gevoelsarme moeder. In het gezin zijn aanrakingen taboe, en als Frans op het sterfbed van zijn vader, meer dan veertig jaar geleden, ‘mijn hand op de zijne’ legt, is het voor het eerst dat de mannen elkaar niet per ongeluk aanraken. En als de 20-jarige Thomése kort voordien zijn eerste recensie in de krant publiceert, komt zijn vader trots op bezoek. Of dat waar is, of dat instrumenten als deze nu eenmaal bij de standaarduitrusting van het autobiografische familieverhaal horen en Thomése ze virtuoos gebruikt om de lezer te ontroeren, doet er dan al niet meer toe. Waargebeurd of niet: wij liggen in ons grote-mensenbed en luisteren betoverd naar de verhalen die Frans Thomése fluistert op de bedrand.

Een handvol sneeuw – Jenny Erpenbeck

Een hele eeuw pijn dwarrelt door deze Duitse roman.

De hoofdpersoon in Aller Tage Abend, vertaald naar het Nederlands door Elly Schippers als Een handvol sneeuw, Van Gennep, 2015 is geboren in 1902 in het Galicische Brody en sterft in 1990 als een zeer gerenommeerde en veelvuldig onderscheiden DDR-schrijfster in een verpleeghuis in Oost-Berlijn. Maar alles had anders kunnen zijn. Dat het verhaal, een andere loop had kunnen nemen, dat alles vaak alleen maar afhangt van toeval, dat je nergens op kunt vertrouwen, deze verschillende mogelijkheden worden door Jenny Erpenbeck radicaal doordacht en uitgespeeld. De vraag naar de rol en kansen van het individu staat in de schijnwerpers en de roman wil geen expliciet antwoord geven.

De roman bestaat uit vijf boeken die op zichzelf staan en volledig zijn afgewerkt, omdat de hoofdpersoon telkens sterft. Desondanks zijn de boeken organisch met elkaar verbonden want de dood is slechts een van de vele mogelijkheden; een onverwachte wending in de geschiedenis – Jenny Erpenbeck noemt deze momenten “intermezzi” – bewerkstelligt de ontsnapping van de heldin uit de dood in het volgende boek waarin ze als ‘nieuw’ de twintigste eeuw tegemoet treedt.

Op basis van haar familielegenden – het gaat allemaal over ervaringswerelden uit het Oost-Europees jodendom, nazi-dictatuur, ballingschap, communistische overtuigingen, stalinistische willekeur en de desillusie van de DDR – bouwt de auteur fictieve, experimentele werelden op. In de intermezzi herkent de met de DDR- literatuur vertrouwde lezer de biografie van de DDR-schrijster Hedda Zinner, de grootmoeder van Jenny Erpenbeck.

Namen verschijnen nauwelijks in deze roman. Op het eerste gezicht zijn de figuren slechts types, maar er ontvouwt zich voor elk geleidelijk aan toch een zeer eigen leven. Dat de dochter binnenkort moeder en grootmoeder kan worden, dat de rollen voortdurend kunnen veranderen binnen de tijd en in een leven, spreekt voor die keuze van naamloosheid. En het lijkt een sarcastische laatste tremolo, als in het laatste hoofdstuk, op de laatste avond van alle dagen, in het rust- en verzorgingstehuis in 1990, de 90-jarige protagoniste plotseling een naam heeft, gewoon “Hoffmann”.

De taal van Jenny Erpenbeck komt overeen met de verfijnde, precies geconstrueerde vorm. Ze kent geen franjes, geen versieringen, geen psychologische uitweidingen, maar zet in op echo, op weerklank. “Komt het op elk woord aan?” – deze zin is leidmotief in sommige centrale delen van het boek. Hij beschrijft de esthetiek van een op elk woord bedachte auteur, maar hij legt ook de concrete gevaren bloot die een verkeerd woord kan hebben in historisch verwarrende situaties. De geschiedenis overspoelt het individu als een Moloch – Jenny Erpenbeck varieert deze historische fantasie, die allesoverheersend werd, vooral in het DDR-drama, op een verbazingwekkend onafhankelijke manier. Het is een doorgedreven literaire studie van de belevenissen die de grondleggers van de DDR hebben gevormd.

Er is een detail dat alle ‘Wendezeiten’ doorloopt: de Goethe-editie van de familie in 20 delen. In de pogrom, wanneer de grootvader wordt vermoord in Brody, is ook de rug van deel 9 van dit nummer beschadigd. Maar als bewijs van een burgerlijk gecultiveerd, een humanistisch alternatief, spookt deze Goethe-editie door alle delen van het boek totdat het, na de dood van de grootmoeder in Auschwitz, landt bij een Weense uitdrager. De nakomeling in het laatste hoofdstuk, na het einde van de DDR, komt de uitgave, zich nergens van bewust, tegen in een nogal vervallen winkel in Wenen en denkt er even over na ze te kopen maar doet het niet. De cirkel sluit niet. Het is een van die blinde vlekken waaraan de geschiedenis zo rijk is – net als dit veelzijdige boek van Jenny Erpenbeck.

Dit boek is geen lichte lectuur wel een diepgravende reflectie op leven, dood en de rol van het toeval, gevat in een eigenzinnige maar briljante structuur en taal. Het werd in 2015 bekroond met de Europese Literatuurprijs.

Caos Calmo – Kalme chaos | Sandro Veronesi****

Kalme chaos (2006) van Sandro Veronesi besliste ik te lezen toen ik vernam dat hij de Europese literatuurprijs 2016 , de prijs voor de beste in het Nederlands vertaalde roman van het afgelopen jaar, had gekregen voor zijn recentste roman Zeldzame aarden (2015) waarin ene Pietro Paladini opnieuw de hoofdfiguur is, tien jaar ouder weliswaar dan in Kalme chaos. Ik wou Pietro Paladini dus leren kennen en wel in zijn eerste literaire verschijning met name in Kalme chaos. De roman  is ondertussen een klassieker en werd in 2008 verfilmd.

Op het achterplat van de uitgave uit 2006, Rob Gerritsen vertaalde voor Prometheus, lezen we: Pietro Paladini is een tevreden man: hij heeft een uitstekende baan, een goede relatie en een dochter van tien. Maar op een dag verandert zijn leven ingrijpend: terwijl hij ’s ochtends een onbekende vrouw van de verdrinkingsdood redt, slaat thuis het noodlot toe.

Vanaf dat moment neemt zijn leven een andere wending. De bezorgdheid om zijn dochter neemt bizarre vormen aan. Overdag verblijft hij in zijn auto die hij heeft geparkeerd bij haar school en wacht hij tot zij weer naar buiten komt. Familieleden en collega’s komen hem op die plek opzoeken. Hij ontdekt de schaduwzijde van mensen die hij aanvankelijk als succesvol beschouwde. Terwijl de anderen allemaal de behoefte voelen om hun leed bij Pietro neer te leggen, blijft hij zich verwonderd afvragen wanneer zijn eigen verdriet in volle omvang tot hem zal doordringen.

De belangrijke thema’s in de roman zijn dood (vrouw Lara), verlies en verwerking maar ook zelfkennis en kennis van de anderen (schoonzus Marta, broer Carlo, collega’s en bazen Steiner en Bousson, Jolanda met hond Nevel, Eleonora Simoncini, de geredde vrouw). In dit verband concludeert Michaël Bellon in dS:

Wie is Pietro trouwens echt als hij zich bijna als een dubbelganger van zijn broer portretteert, als zijn eigen vader hem niet herkent, als hij zijn vrouw bedroog, en als hij ook zichzelf niet zegt te kennen. Ook de ‘waarheid’ bevindt zich hier in een permanente toestand van kalme chaos.

De fragiele vader- dochterrelatie evolueert, ondergaat een onverwachte omkering  en verankert zich daardoor in het hoofdthema van Kalme chaos ‘dat de jager de prooi wordt’. Het ongewone gedrag van Pietro die zich maanden voor de school van Claudia, zijn dochter, installeert, met de bedoeling er te zijn voor haar, leidt tot een gewijzigde kijk op wat belangrijk is in zijn leven. Hij voelt zich, van op afstand werkend voor zijn bedrijf, perfect op zijn plaats op die plek en houdt zich buiten de complexe fusiepolitiek van zijn bedrijf. Voor Claudia heeft deze beslissing van haar vader, niet meteen het beoogde effect, zo blijkt op het einde. Een bewustzijnsschok voor Pietro Paladini.

Behalve noodlot, toeval en vrije wil zijn ook de thema’s succes, geluk, liefde, eenzaamheid, vriendschap en verraad  aan de orde in  Kalme chaos. Interessant zijn ook de motieven en symbolen die gebruikt worden om die thema’s te behandelen: de beelden van kalmte en chaos die opduiken, de palindromen en ideeën over (on)omkeerbaarheid, Eros en Thanatos, het dwangmatig maken van lijsten… Ze dragen bij tot de intrigerende, soms paranoïde, humoristisch chaotische sfeer van de roman die van eind augustus tot begin december vier maanden vertelde tijd vat in 415 bladzijden. Een periode die op psychologische vlak meer van verdringing dan van verwerking heeft.

Kortom we hebben hier te maken met een bijzonder veelzijdige en indringende roman die in 2006 een  voorspellend karakter moet gehad hebben met betrekking tot de financieel-economische crisis die zich een paar jaar later aandiende. Benieuwd hoe de 43-jarige Pietro Paladini zich in Eenzame aarden  verder ontwikkelt.

Enkele recensenten over de roman:

Kalme chaos, de roman waarmee Veronesi in Italië de Premio Strega won, en dat bij ons nog steeds via mond-tot-mond-reclame – altijd het beste signaal dat een boek een lang leven beschoren is – bij nieuwe lezers belandt. Een roman die zich vermomt als een ironische zedenschets, maar au fond over de rouw van een jonge man gaat die plotseling zijn vrouw heeft verloren. Hij weet niets anders te doen dan zich te posteren in zijn auto voor de school van zijn dochter, en de hele dag op haar te wachten. In de dagen, weken die volgen ontpopt hij zich tot een biechtvader voor collega’s, vrienden en voorbijgangers, die hem komen opzoeken in zijn auto. Een tamelijk gezocht gegeven dat wonderbaarlijk onthullend uitpakt. – De Groene Amsterdammer 18/08/2010

Met Kalme chaos  heeft Veronesi zichzelf overtroffen: zijn nieuwe roman is nog rijper dan In de ban van mijn vader: minder schematisch, complexer en subtieler. Het boek verleidt de lezer tot belangrijke reflecties over de menselijke conditie in het huidige tijdsgewricht, over de onderhuidse spanningen tussen succeseconomie en persoonlijk geluk. – Trouw 11/11/2006

De chaos uit de titel overvalt, vooral bij het begin, ook de lezer: in een niet-aflatende stroom van gedachten en observaties stelt Veronesi, met (iets te?) veel gevoel voor dosering, scherp op de persoon van Paladini, wiens banden met de vele figuranten slechts bij herlezing al hun subtiliteiten prijsgeven. Het grote verschil met zijn magistrale doorbraakroman In de ban van de vader zit ‘m in de manier waarop: Veronesi is duidelijk rijper geworden en heeft geen grote vertelbewegingen meer nodig. Alle actie speelt zich af in het hoofd en het hart van de hoofdpersoon.Geen wilde achtervolgingen of dramatische taferelen, dus. Wel een huiveringwekkende tocht in de geest van een vader wiens waardenpatroon van de ene op de andere dag overhoop wordt gegooid. In een onverwachte finale weet Veronesi het boek nogmaals totaal op zijn kop te zetten. – Leeswolf 2006

Harmur englanna – Het verdriet van de engelen – Jón Kalman Stefánsson*****

‘Als het sneeuwt, zeggen de indianen in Noord-Canada dat er engelentranen vallen. Hier sneeuwt het vaak en het verdriet van de hemel is mooi, het is een deken die de aarde tegen vorst beschermt en de donkere winter verlicht, maar het kan ook koud en onbarmhartig zijn.’ (36) ‘En daar zit hij [de Jongen] gebogen over de Engelse woorden, met een onvolledig woordenboek, pen, papier, het sneeuwt, het wit komt van de hemel, het verdriet van de engelen, maar waarom zijn ze verdrietig?’(48) ‘Jens [de postbode] dwingt zich om doodstil te blijven staan, hij heeft behoorlijk de tijd genomen om buiten de sneeuwvlokken af te kloppen, het verdriet van de engelen heeft in zo’n chic huis niets te zoeken.’(51)

De Jongen heeft zijn familie en vriend verloren op zee. Hij is door Geirthrud, herbergierster in het Dorp, als stiefzoon opgenomen. Jens, de postbode die in de noordelijke helft van het eiland de post bedeelt, zal van Sigurd,  lokale arts, postmeester, apotheker en boekhandelaar, uit mannelijke overmoed de opdracht aanvaarden om ter vervanging van een zieke hulppostbode een moeilijke tocht naar het Winterstrand over fjord en hoogvlakte te ondernemen. De Jongen wordt meegestuurd omdat Jens als de dood is voor het roeien over de fjord.

Het eerste deel van het boek (Onze ogen zijn als regendruppels) functioneert als een expositio van tijd, ruimte, personages, thema en motieven. Een Dorp in het 19de eeuwse Ijsland ligt ondergesneeuwd. Gure sneeuwstormen en onbarmhartige vorst moeten getrotseerd worden om de bewoners van het noorden een paar keer per jaar van nieuws te voorzien. Het is eind april en nog wil de winter niet wijken. Ondanks het isolement en de ontbering die deze barre winters veroorzaken, heerst er een bijzondere solidariteit onder het Ijslandse gewone volk.  De sociale, psychologische en filosofische observaties zijn subtiel en vaak verrassend. De zwijgzame Jens weet  ‘… macht en rijkdom gaan nooit samen met literatuur en daarom is literatuur zo onomkoopbaar en soms de enige tegenstander waar men rekening mee dient te houden.’ (53) En de Jongen: ‘Velen verkiezen het zwijgen als het leven het meeste pijn doet, tenslotte zijn woorden vaak gewoon dode stenen, of haveloze versleten kleren. Ze kunnen ook onkruid zijn, schadelijke parasieten, vermolmde stukken hout waar niet eens mieren op zitten, laat staan een mensenleven. Desondanks zijn woorden één van de weinige dingen die ons daadwerkelijk resten als alles ons lijkt te hebben teleurgesteld. Hou dat in gedachten! En ook dat wat niemand begrijpt, namelijk dat de meest onbelangrijke, onwaarschijnlijke woorden onverwacht grote lasten kunnen dragen en het leven ongedeerd over duizelingwekkende afgronden kunnen brengen.’(35) Een vooruitwijzing naar wat er gedurende de tocht tussen Jens en de Jongen gebeurt. Op het einde van de roman wordt voor de Jongen zelfs waar dat ‘ … het ongeluk van de mens komt vaker van binnenuit dan we vermoeden.’(38).

Het tweede deel (De Tocht) handelt dan over de onmogelijke, zware tocht over water, besneeuwde hoogvlakten en gevaarlijke afgronden naar het Winterstrand met af en toe een oponthoud in een ingesneeuwde boerderij, een pastorie, een vissershut, een schapenstal. Jón Kalman Stefánsson maakt van deze tocht een metafoor van het leven. Jens, het prototype van de stugge, zwijgzame Ijslander op tocht met de poëtisch-filosofische Jongen die leest, weetgierig is en graag praat. Tussen beiden groeit een erg kwetsbaar contact: ‘… zo zijn Ijslanders, een bezorgde vraag en een verdraaid antwoord. Het leven in Ijsland in een notendop, we zijn allemaal niet in staat een ander onze gevoelens bloot te leggen: kom niet te dicht in de buurt van mijn hart!’ (209) Een stel volkse lieden  bevolken het landschap gedurende deze tocht op leven en dood met deze constante: er wordt gelezen of voorgelezen.  Boeken worden uit een brandend huis gered:  psalmenboeken of oude saga’s. Een boek heeft men bij de hand tegen de verveling van de wereld al blijken ze niet altijd garant te staan voor geluk. En wat houdt de mens gaande in dit meedogenloze ondermaanse bestaan? De trouw aan het gegeven woord, de trouw aan de liefde en volgens Jens, de mannelijkheid die erom draait iets te wagen, nooit op te geven en nooit toe te geven!.  De Jongen echter vindt: ‘Die verdomde mannelijkheid van jullie verstikt alles wat goed, mooi en kwetsbaar is, ze vermoordt het leven zelf en ik schijt op die vervloekte mannelijkheid, ik schijt een hele berg stront erop! Nu ga ik terug, ik zet geen stap verder!’ Daar weet Jens hem van te weerhouden. Er is geen weg terug en het laatste oponthoud loopt uit op een afschuwelijk pijnlijke confrontatie met uitputting, aftakeling, dood en uiteindelijk overgave.

Het leven is een tocht, stap voor stap, naar een wisse dood maar ‘Sommige woorden lijken de verwoestende kracht van de tijd te trotseren, dat is toch raar, ze verweren natuurlijk, worden misschien wat doffer, maar ze blijven staan en bewaren in zich een lang vervlogen leven, een verklonken hartslag, verdwenen kinderstemmen, verwaaide kussen. Sommige woorden zijn schelpen in de tijd en erin zit misschien een herinnering aan jou,’ schrijft de Jongen in een brief.  De dichter-schrijver Jón Kalman Stefánsson plaatst zich met deze roman in een woordtraditie die verdient de verwoestende kracht van de tijd te trotseren.

Jón Kalman Stefánsson: Het verdriet van de engelen (Harmur englanna, 2009). Ambo, 2012

Time and Tide – Edna O’ Brien****

‘Time and Tide is the most inclusive of Edna O’Brien’s fictions, not just in the technical resource of its narrative or the range and empathy of its characterisations, but for the intensity of its spiritual concern, its deep intellectual seriousness, I judge it her masterpiece’Augustine Martin in the Irish Literary Supplement

Dit is wat de Penguineditie (1993) vermeldt. De roman werd gepubliceerd in Groot – Brittannië in 1992 door Viking en werd toen niet door iedereen zo enthousiast onthaald.

Hoofdpersonage Nell  Steadman werkt als revisor en publicist bij een Londense uitgeverij en geeft in die hoedanigheid advies aan – vaak vrouwelijke – auteurs over hun manuscripten.

. . . sit with your story, your rich, raw, bleak, relentless story, the one you are so near to, too near to, and moisten it with every drop and suppuration that you have until in the end it glistens with the exquisite glow of a freshly- dredged pearl . . . It is as fundamental as motherhood, but the seed is within yourself. ‘How?’ I hear you ask. Simple. The sperms are the moonbeams and sunbeams and shadows of every thought, half-thought and follicle of feeling that have attended you since your last breath of hardship . . .

Het is naar deze passage dat de volgende recensente verwijst wanneer ze schrijft:

‘This, like all the other Oirish tosh that Nell  is forever unloading on people, receives O’Brien’s evident and enthusiastic approbation. Indeed it is by adhering to just such nonsensical notions of the literary project that Time and Tide ends up being the tedious, soppy, overblown novel it is.’ – Zoe Heller in The Independant (22/09/1992)

Tedious? Saai, vervelend? In geen geval. Je leest de roman niet in één ruk uit. O’Brien kiest voor de techniek van de korte stukjes (46) samengebracht in vijf delen nl. Prologue-Part I-II-II-IV waardoor je het verhaal, na behoorlijk zware passages, even kunt wegleggen en later weer oppikken. Want ze slaagt erin om (vrouwelijke) emoties raak weer te geven. Nells relatie met haar Ierse roots, met haar Londonse man, met haar kinderen en haar eenzaamheid en de manier waarop ze met het falen op elk van deze domeinen omgaat, is so ‘damn real’ dat die realiteit inderdaad soms hard op de lezer afkomt. Die moet af en toe verwerkingstijd gegund worden.

Soppy? Allerminst. O’Brien stopt de vrouwelijke emotionaliteit niet onder stoelen of banken. De evolutie die Nell doormaakt door de ‘hardships’ haar in de schoot geworpen, is psychologisch correct en authentiek. En hoe kan het grenzeloze verdriet dat het verlies van een kind meebrengt ooit sentimenteel genoemd worden? Je kunt hiertegenover alleen ‘grenzeloze’ empathie voor de hoofdpersoon hebben.

Overblown? Hoogdravend en overdreven? Evenmin. Eerder gedragen, doorleefd en getuigend van inzicht in de vrouwelijke psyche  en spiritualiteit. Nell Steadman is een jonge talentvolle vrouw die zich losrukt uit bekrompenheid en denigrerende bevoogding en daarvoor een hoge prijs betaalt. Een persoonlijkheid die aan het einde van de roman als volgt wordt beschreven: “I can bear it, she said , and looked around at the air so harmless, so flacid, and so still, stillness such as she had not known since it had happened, or maybe ever. In the stillness there was a silence, but there was no word for that yet because it was so new; pale sanctuary devoid at last of all consolation. “You can bear it,” the silence said, because that is all there is, this now that then, this present that past, this life that death, and the unvoluntary shudder that keeps reminding us we are alive. (p326)

http://literature.britishcouncil.org/edna-obrien

%d bloggers liken dit: