De Barbaren – Alessandro Barrico*****

alessandro-barrico_tcm31-82318Auteur Alessandro Baricco (Turijn, 1958) is dit jaar één van de ere-doctores van de KU Leuven. Tien jaar geleden schreef hij een veelgelezen boek, De barbaren, een bundeling van een reeks artikelen in de Italiaanse krant La Repubblica waarin hij een mutatie in ons cultuurbestel analyseert. De idee dat betekenis of culturele waarde iets diepzinnigs is dat slechts geopenbaard wordt na een studieuze intellectuele inspanning lijkt tanende en wordt, mee door de opkomst van nieuwe technologieën, in tal van domeinen vervangen door de opvatting dat betekenis niet het product is van verdieping maar van een onophoudelijk aan elkaar rijgen van ervaringen, verbindingen en associaties.

Voorstellingen, ideeën, beelden die het grootste aantal verbanden opleveren of die resulteren in de meest intense indrukken worden als het meest betekenisvol ervaren. En deze mutatie is niet enkel van toepassing op de gemiddelde (cultuur)consument, maar lijkt ook een nieuw model van intellectueel te gaan opleveren: de intellectueel is niet langer een eenzame schatgraver maar wel een surfer, die zijn blik richt op de oppervlakte.

Ik las Barrico’s essay De barbaren uit 2006 in een Nederlandse vertaling van Manon Smits en uitgegeven bij De Bezige Bij (2010).  Zijn romans Zijde (1997) en Emmaüs (2010) liggen klaar op de leesplank. In de Campuskrant interviewt Katrien Steyaert de kersverse doctor honoris causa.

Laat ik het hier aan de hand van citaten iets uitgebreider hebben over dat interessante essay waar sociologen en wetenschappers over discussiëren en debatten over voeren .

125 x 200 WTBij het einde van het eerste hoofdstukje Begin heeft hij het over de vier motto’s die hij zijn boek wil meegeven. Het eerste is van Wolfgang Schivelbusch uit ‘Die Kultur der Niederlage’: De vrees om te worden verslagen en verwoest door hordes barbaren is zo oud als de geschiedenis van de beschaving. Beelden van woestijnvorming, van parken die zijn geplunderd door nomaden en van vervallen gebouwen waarin het vee staat te grazen, keren voortdurend terug in de decadente literatuur, vanaf de Oudheid tot aan onze tijd. Het tweede van een Londense criticus over de ontvangst van de Negende van Beethoven: ‘Elegantie, puurheid en maat, die de basisprincipes van onze kunst vormden, maken geleidelijk plaats voor een nieuwe, frivole en pompeuze stijl die wordt gehanteerd door de oppervlakkige talenten van deze tijd. Hersenen die door opvoeding en gewoonte nergens anders aan kunnen denken dan aan kleren, mode, roddels, romans lezen en morele losbandigheid zijn nauwelijks in staat om te genieten van de ingewikkeldere, minder koortsachtige geneugten van de wetenschap en de kunst. Beethoven schrijft voor dié hersenen, en daarin schijnt hij ook tamelijk succesvol te zijn als ik de lofbetuigingen moet geloven die ik overal hoor opkomen voor dit laatste werk van hem.’ Het derde is dat van Mickey Mouse (W. Benjamin) of niets is te triviaal om het aan een onderzoek te onderwerpen. Het vierde van de Faulkner van de gewone man, Cormac McCormick: ‘Het viel best mee om met hem te praten. Sprak me aan met sheriff. Maar ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen. Wat zeg je tegen iemand die van zichzelf zegt dat hij geen ziel heeft? Ik heb er aardig wat over nagedacht. Maar hij was nog niks vergeleken met wat er nog zat aan te komen’. Motto’s bakenen altijd mooi de grenzen van het boekterrein af, zo ook hier: verloedering van de bestaande cultuur en cultuurpessimisme is van alle tijden en niets is te triviaal voor onderzoek.

In Plunderingen krijgen we een voorbeeld van hoe de Franse en Italiaanse wijnaristocratieën werden onderuit gehaald door de ‘Hollywoodwijn’, hoe voetbal spectaculair totaalvoetbal werd, hoe de gespecialiseerde boekenzaak de gecommercialiseerde megastore werd. En Barrico meent ‘als je je ergert aan die culturele verloedering dan kom je daar niet meer uit. Je probeert die onlogische culturele verloedering beter te plaatsen in een reeks gebeurtenissen, waarvan je sommige wellicht zelfs toejuicht bvb. de technologische vernieuwing, als je dus die verloedering probeert te interpreteren als onderdeel van een grotere beweging, dan is het niet langer een groteske uitschakeling van de collectieve intelligentie, en begint het een andere vorm aan te nemen. Ineens zul je dan begrijpen dat op dat precieze punt, waar kracht en beschaving verloren lijken te zijn gegaan, in werkelijkheid bijzonder sterke energiestromen voorbijkomen, gegenereerd door op handen zijnde gebeurtenissen die alleen tot uitdrukking lijken te kunnen komen door deze versmalling, deze neergang, deze strategische aftocht. Op het kennelijk gebrek van dat detail kan een grotere kracht steun vinden, die zich zonder deze zwakte niet overeind zou kunnen houden. Op die manier heb je vermeden dat je de stoomlocomotief afwijstin de overweging dat die vergeleken met een paardenkoets een huiveringwekkend, ordinair, stinkend ding is en bovendien nog gevaarlijk ook.’ Een ander beeld over de boekenmarkt dat is blijven hangen is het volgende: ‘… een gigantisch spiegelei, waarbij de dooier, veel groter dan vroeger, de kwaliteitsuitgeverij is, en het wit dat tot gigantische proporties is uitgelopen, al het overige.’ Inzicht krijgen in dat eiwit is de boodschap want dat is de grond waarop de barbaren zich gevestigd hebben zonder de dooier al te veel te hinderen. Dan zullen we een idee naar voren zien komen dat wel vreemd maar niet idioot is: het boek als knooppunt tussen verschillende sequenties (radio, tv, film) die elders zijn begonnen en naar elders op weg zijn; de idee is zo weinig idioot dat zelfs de dooier erdoor beïnvloed wordt.

In Ademen met de kieuwen van Google vertelt hij hoe Google het Alta Vista-rijk wist te verbeteren en te overtreffen. Een constante in de beweging van die nieuwe cultuur is ‘een systematische en bijna wrede aanval op het tabernakel (van de oude, noot BK): altijd en hoe dan ook tegen het meest verheven, ontwikkelde, spirituele kenmerk van elke handeling.’ Het beeld is dat van een voortdurend in beweging zijnd, rennend dier dat zijn betekenis haalt uit doorgangspunten en zijn ervaring zoekt in de beweging, gemotiveerd wordt door de knooppunten en daar zijn energie uithaalt om verder te gaan, veeleer dan in de stilstand en de inspanning van het diepe graven naar betekenis. De horizontaliteit dus in plaats van de vertikaliteit van het verleden. De vertikaliteit van het verleden is tijdverlies, je kan voor je je doel hebt bereikt al dood zijn. De barbaren vinden de 20ste eeuw en haar cultuur en bewoners absurd. De beide wereldoorlogen en de koude oorlog hebben hen een zijpad doen inslaan in plaats van het rechte pad van de traditie te blijven volgen. Ze hebben ook het hoofd afgewend van de geschiedenis.

In De ziel verliezen, stelt Barrico  de vraag ‘wat is dat toch voor nieuwe weg die op zoek gaat naar de zin van het leven via de uitroeiing van de ziel? wat is dat toch in de ziel dat hen zo afschrikt, dat hen wegduwt, alsof het een plek van de dood is en niet van leven?’ Nu, ‘zonder inspanning geen prijs, zonder diepgang geen ziel’ zegt het oude, romantische beschavingsprincipe maar de barbaar redeneert dat als hij die inspanning moet leveren om tot het hart der dingen door te dringen hij geen tijd meer overhoudt om te leven, er op die ene bestudeerde plek te weinig betekenis voorhanden is om te overleven, te weinig betekenis van het leven. En dus wordt hij surfer over de oppervlakte, horizontale mens. De oorlogsziel van het geleden leed zit in zijn DNA. Daarom zoekt hij de ziel ergens anders dan in het verleden.

Portretten probeert dan een beeld te schetsen van de cultuurmutatie, het dier met kieuwen achter de oren, dat de volgende trekken vertoont: spectaculariteit (een mengeling van vloeibaarheid, snelheid, compactheid, techniek die versnelling genereert), nostalgie (naar de schaving waaruit ze zijn weggeglipt en dat ze nog altijd met zich meedragen als een moederland dat ze niet waardig zijn geweest), verleden (ze werken met fragmenten uit het verleden die worden getransformeerd tot doorgangssystemen, wat je kunt opeten, consumeren, transformeren tot leven), democratie (precies wat de manier van doen van de barbaren typeert, ze hebben dezelfde neiging om volmaakte mechanismen te worden), authenticiteit (het zwaartepunt van de dingen wordt verplaatst van de oorsprong van de dingen naar de gevolgen, ze zijn niet wat ze zijn maar wat ze worden), onderwijs (de school staat aan de kant van de beschaving, de tv aan de kant van de barbaren), propellerbladen (als we de mutatie van de barbaren accepteren zal dat een aardverschuiving voor onze monumentengalerij betekenen maar er zal wel iets overeind blijven, wat precies kan niet bij voorbaat bepaald worden).

In de Epiloog vertelt Barrico het verhaal van het ontstaan van de Chinese Muur. Wij ‘beschaafden’ zijn bezig precies hetzelfde te doen. ‘De waarheid is echter dat we geen grens aan het verdedigen zijn: we zijn hem aan het uitvinden.’ De mutanten zullen erdoorheen breken en ons wacht ‘een verfijnd werkje’: in die grote stroom in veiligheid brengen wat ons dierbaar is. En ‘dat wat gered wordt zal nooit datgene zijn wat we tegen de tijd hebben beschermd, maar dat wat we hebben laten muteren, zodat het opnieuw zichzelf zou worden in een nieuwe tijd.’

Het hoofdstuk dat Baricco aan de herdruk van De barbaren heeft toegevoegd, is geschreven vanuit het jaar 2026. Het idee van de diepte is ondertussen verworden tot ‘een dumphandel voor bejaarden, voor de wat dommige en armere medemens’. De schrijver, die zoals iedereen barbaar geworden is, mijmert nog wat na over het misverstand waarop het was gebaseerd: ‘We hadden de rotsvaste overtuiging dat de betekenis der dingen opgeslagen ligt in een geheime cel, beschermd tegen de gemakkelijkste vanzelfsprekendheden, bewaard in de vrieskist van een verre duisternis die alleen toegankelijk is met geduld, inspanningen en volhardend onderzoek.’ Nu, een paar decennia later, weet hij ‘dat het niet zozeer een vergissing was om te geloven in een ultieme betekenis, maar wel om deze naar de diepte te verbannen: de diepte die in werkelijkheid nooit lijkt te hebben bestaan en die op de lange duur zal worden herinnerd als een van de nuttige leugens die de mensen elkaar op de mouw spelden’. – Anna Tilroe in Rektoverso nr. 53 (2012)

Ik heb het essay met grote belangstelling gelezen en me gecharmeerd en overtuigd gevoeld door de  sprekende metaforen, de boeiende voorbeelden uit de wijn- de voetbal- de boeken- en de muziekwereld, de optimistische kijk gebaseerd op het feit dat hij zichzelf midden in die mutantiestroom plaatst  en haar bestudeert en wil begrijpen. Een absolute aanrader!

Wandelen, een filosofische gids – Frédéric Gros***

9200000010081344Frédéric Gros is hoogleraar filosofie aan de universiteit in Parijs. Hij heeft zich beziggehouden met de geschiedenis van de psychiatrie, met de filosofie van de straf en het westerse denken over oorlog. Op dit moment wijdt hij zich aan een studie over de veranderingen die het idee van veiligheid heeft ondergaan. Ook zijn de laatste colleges die Michel Foucault aan het Collège de France gaf door Gros in boekvorm uitgegeven. Zijn boek Marcher, une philosophie (Carnet Nord, 2009) werd in Frankrijk een bestseller. Liesbeth van Nes vertaalde het naar het Nederlands als Wandelen, een filosofische gids (De Bezige Bij, 2013). De pers over het boek:

  • ‘Zijn taal is bij momenten bewogen en stimulerend, maar soms wat geëxalteerd.’-Cobra
  • ‘Elk hoofdstuk in Wandelen is een schatkamer. Mooi hoe hij de grote Amerikanen als Emerson en Thoreau bespreekt.’- BuitenPlaatsen
  • ‘Ik wandel dus ik ben.’- NRC Handelsblad
  • ‘Gros is wandelprofessor, een status die hij dankt aan Marcher – Une philosophie. Lichtvoetig bespiegelt Gros over klimmen en dalen, de pelgrimstocht, de mars, het flaneren, en wat al dat wandelen met de mens doet.’- de Volkskrant
  • ‘De pure vrijheid van wandelen.’ – Happinez
  • ‘Leest als een lange mijmertocht in het voetspoor van wandelaars die de geschiedenis vormgaven.’- Knack
  •  ‘Een bevlogen ode aan het wandelen (..) een slijpsteen voor de geest.’- De Morgen
  • ‘Prachtig boek voor denkende wandelaars en wandelende denkers!’ – NaarBuiten (staatsbosheer)
  • ‘Prachtig boek!’- De Vrije Wandelaar
  • ‘Mooi geschreven. Een verrassend boek dat aanzet tot wandelen.’ – Le Monde
  • ‘Een boek dat mooi is in al zijn eenvoud.’ – Le Figaro

De kunst van het wandelen en zijn veelzijdige effecten wordt beschreven in 25 eenvoudige, heldere essays over wandelende denkers als Nietsche, Rousseau, Kant, Rimbaud, Baudelaire, Wordsworth, Thoreau, Emerson, Gandhi en Gros zelf. De filosoof van le quotidien,  is transparant en boeiend, vraagt zich af waar deze denkers wandelen, hoe en waarom ze wandelen, hoeveel uur ze wandelen en of er een relatie bestaat tussen hun denken en hun wandelstijl. Zoals schrijven best de getuigenis is van een stille, levendige ervaring, zo wil dit uit ervaring geboren boek je doorsturen naar die ervaring.

 

%d bloggers liken dit: