Over statusangst die vrij leven onmogelijk maakt
Saskia De Coster, de veelzijdige auteur, kunstenaar, performer die ik al in zo menig radio- en tv-programma zag maar nog niet uit eigen werk leerde kennen, behoort sinds dit weekend tot de auteurs die mijn onverbloemde waardering genieten. Haar roman, Wij en ik ( Prometheus, 2013) hield me in zijn ban en wist de vaste weekendprogramma’s op tv te verdringen om in de grootst mogelijke stilte ongestoord te kunnen lezen.
Volgens eigen zeggen, heeft ze wel een tijdje gebroed op deze uit de kluiten gewassen familieroman (397 blz.) die ruim dertig jaar omspant. Moemoe is een norse grootmoeder die enkel spraakzaam is als ze God om genade smeekt. Mieke, een neurotische, tapijtenkammende huisvrouw, ontpopt zich langzaamaan tot vrouw van de wereld. Vader Stefaan ruilt zijn professionele ambities in voor een topfunctie bij een multinational, maar verliest geleidelijk aan compleet de pedalen. En Sarah is de dochter die opgroeit en haar puberjaren doorworstelt in dit milieu waar schone schijn primeert op waarachtigheid, zo vat Cobra de inhoud heel summier samen.
Toen haar boek op de Duitse markt verscheen – Nederlandse en Vlaamse schrijvers doen het goed in Duitsland – en ze als jonge(re) representante van onze letteren [in de aanloop naar de Frankfurter Buchmesse] werd uitgenodigd om samen met Niña Weijers, Bregje Hofstede en Lize Spit een maand lang te verblijven in het Literarisches Colloquium Berlin, een villa aan de Wannsee, ruim twintig kilometer buiten de stad, die schrijvers en vertalers de mogelijkheid biedt om in alle rust te werken, zegt ze over schrijven in residentie: ‘Als je ergens anders bent, word je in zekere zin een ander persoon. Je kunt ballast afwerpen en de schil van praktische zever is er niet. Dat werkt bevrijdend. Zo’n residentie is een neutrale zone voor je denken en schrijven. Je hebt de tijd om in je eigen gedachten te kruipen.’ In Berlijn heeft ze echter meer gelezen dan geschreven in voorbereiding op een nieuwe roman waarover ze verklapt: Het moet wat anders worden. ‘Het is nog heel ruw. Ik ben op een leeftijd aangekomen dat ik eerst wil beschouwen, voor ik er helemaal induik. Ik voel de nood om deze keer muren af te breken; ik vind dat ik niet zomaar naast de actualiteit kan gaan staan. Je merkt ook in de Angelsaksische literatuur een zoektocht naar het verbinden van het persoonlijke met wat er in de wereld gebeurt: dat is iets wat me nu volledig bezighoudt. Ik heb geen zin meer in het conventionele spel van personages maken, in scène zetten en als schaakstukken verschuiven.’ Ze was toen net terug uit Rome: ‘Daar had ik echt als een zot gewerkt. Ik stond om vijf uur, half zes op en vervolgens was het werken, werken, werken.’
‘k Herinner me nog hoe ze op de luchthaven van Rome door VRT’s Ruth Joos werd opgebeld – ze stond te beven van emotie, liet ze weten – naar aanleiding van de toekenning van de Nobelprijs Literatuur aan Bob Dylan wiens nummers een wezenlijk deel uitmaken van Wij en ik (Stefaan is Dylan-fan) waarna Dylans ‘Lady of the Lowlands’ door de huiskamer klonk. Ze steekt haar bewondering voor hem niet onder stoelen of banken.
Zo ziet ze het schrijfproces: ‘Schrijven moet altijd een oefening zijn. Schrijven is altijd iets onmogelijks najagen. Het is een hopeloze onderneming, maar je moet gewoon steeds weer overtuigd zijn dat het deze keer gaat lukken. Dat is wat me drijft. Elke keer is het alsof je een piramide bouwt. Je weet hoe ze er moet uitzien, maar toch vraag je je af hoe het alweer ging. Je moet de plannen altijd opnieuw tekenen.’
Ik ging even op zoek naar Duitse recensies:
Ein herrlich ironischer Gesellschaftsroman über eine verkorkste Familie. […] Saskia de Coster erzählt von der Einsicht, dass materielle Sicherheit nicht vor dem Risiko des Lebens schützt. Und von dem Vergnügen, Ungewissheiten ins Gesicht zu lachen – Klett-Cotta.de
Die aus Flandern stammende Autorin Saskia de Coster, Jahrgang 1976, hat über diese schrecklich neurotische Familie einen sehr amüsanten und zugleich bitterbösen Roman geschrieben: “Wir & Ich”. Weder materieller Wohlstand noch eine sorgfältig umzäunte Trutzburg schützen davor, dass einen das Schicksal irgendwann gegen das Schienbein tritt. Je mehr wir versuchen, die Kontrolle über unser Leben zu übernehmen, umso mehr entgleitet es uns. – spiegel.de
Saskia de Coster malt ihr Sittenbild mit sehr kräftigen Farben, wobei jedoch auch hinter den komischen Szenen eine gewisse Tragik mitschwingt, denn alle Protagonisten sind in einem goldenen Käfig gefangen. […]Obwohl das Thema unglückliche Familie nicht neu ist, liefert “Wir & Ich” eine sehr gelungenen Variation. Saskia de Coster erzählt so klug und erfrischend, dass man oft laut auflachen muss, bevor einem das Lachen dann doch wieder im Halse stecken bleibt. Immer wieder findet die Autorin verblüffende Bilder für scheinbar bekannte Situationen, und staunend folgen wir den Vandersandens in ihrem täglichen Kampf gegen Ängste, die uns doch sehr bekannt vorkommen. “Wir und ich” mag ein Roman aus Flandern sein, aber die Welt, die er beschreibt, beginnt vor unserer Haustür. Man ist beim Lesen nicht abgeneigt, die Protagonisten in den Arm zu nehmen und ihnen zu sagen: Entspannt euch, das Leben ist viel zu schön, um den ganzen Tag Teppichfransen zu kämmen. – mdr.de
Een fragment uit het einde van de roman:
Wij deppen het zweet van haar [Sarahs] lichaam en fluisteren haar bemoedigende woorden toe. Wij kapselen haar helemaal in zodat ze zich veilig voelt bij ons. Wij nemen haar mee naar de afgewende kant van het leven. Het is er razend druk. Woorden die nooit worden uitgesproken, stuiven op. Geluiden die ze anders niet kan horen, dringen tot haar door. We vragen haar de onaffe beelden in elkaar te schuiven. Sommigen verpulveren nog voor zij ze aanraakt, andere klikken in elkaar en stappen uit het donker naar de voorgrond. […] Wij wandelen verder. Wij zijn altijd onderweg. Het is ontelbare jaren geleden begonnen, we doen er alles aan om door te gaan. (blz.394-395)
Iedereen streeft er in deze roman op zijn eigen manier naar om uit de zelf gecreëerde nachtmerrie te ontwaken, maar eigenlijk slaagt niemand erin vrij te zijn. Dat ik, ondanks de bestsellerkwaliteiten van Wij en Ik en ondanks het feit dat de auteur me als lezer probeert mee te tronen in haar auctoriële wij-perspectief (wij, de goegemeente, die de gebeurtenissen gadeslaat en die wel beter weet? ‘wij’, wie zijn dat eigenlijk?), de personages als vreemd en onwerkelijk ervoer, marionetten in een poppenkast, vond ik bevestigd in deze recensie:
De Coster schreibt erzählerisch leicht, voller Sprachwitz, mitunter giftig, aber jederzeit mitreißend. Selbst die etwas zu fantasievollen Wendungen gegen Ende des Romans verzeiht man ihr daher. Die zahlreichen Perspektivwechsel dynamisieren und unterstützen die enthüllende Wirkung des Romans, bis hin zum Voyeurhaften. Über eine experimentelle Wir-Form, die die Autorin mehrfach verwendet, rückt der Leser mitunter näher als ihm oder ihr lieb sein kann. Trotz dieser teilweise zu intimen Einblicke bleiben die Figuren den Lesenden fremd – zu defekt für eine Identifikation, zu verzweifelt, um Empathie für sie zu empfinden.
Seit Tom Lanoyes schonungsloser Belgien-Trilogie (1997–2002) hat niemand mehr die ‚bessere‘ belgische beziehungsweise flämische Gesellschaft so bösartig seziert. Am wichtigsten ist es, den Schein zu wahren, Statussymbole vorzuzeigen, so zu tun, als ob. Die Beziehungen der Figuren untereinander sind komplex, wo nicht komplett zerstört. Die Einsamkeit des Einzelnen überwältigend. Wer nicht an den Erwartungen der anderen zerbricht, hat sich entweder ein dickes Fell zugelegt oder ist ganz weit weg geflohen. Es ist zunächst ein entlarvendes Psychogramm der 1990er-Jahre, das die Autorin hier präsentiert, aber durch die Jahrzehnte überspannende erzählte Zeit auch ein Zeugnis von deren Folgen. Als Chronik der ererbten Verzweiflung innerhalb einer flämischen Familie ist der Roman allemal lesenswert.- lietraturkritik.de
Maar hoe dacht een Berlijnse leesclub waar Saskia De Coster in 2016 te gast was naar aanleiding van het verschijnen van Wir & Ich over de factor herkenbaarheid:
‘Het verbaast mij hoe gelijkend de reacties zijn met die in Vlaanderen en Nederland. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat ze zouden vragen naar hoe het nu met België zit. Maar ze hadden het over het boek zelf en over de ontwikkeling van de personages, meer dan over de couleur locale. Het is voor mij een fijne vaststelling dat Wij en ik ook in een andere taal overeind blijft. Het echte verhaal komt er helemaal uit.’ De valkuil dat de roman zo Vlaams is dat hij ‘implodeert’ en niet over de grens geraakt, heeft De Coster dus mooi vermeden. Zelfs het kammen van tapijttouwtjes, zoals het personage Mieke neurotisch obsessief doet, is voor de leesclubbers perfect herkenbaar – ‘zo zie je hoe het universele ook in een detail kan zitten’. – De Standaard
Dat de roman een universeel karakter heeft, valt niet te ontkennen. Een filosoof die me voortdurend voor ogen stond, was Alain de Botton met zijn boek, Statusangst. Angst om de eigen status te laten verpieteren met alle gevolgen van dien, lijkt me in deze roman de levensomstandigheid waar alles om draait en die het welzijn en de levenslust van haar personages fnuikt. Een naturalistische roman werd het echter niet.
Vind ik leuk:
Like Laden...