In de voetsporen van onze voormoeders. Op zoek naar vrouwelijke stambomen en mitochondriaal DNA – Prof. Maarten Larmuseau – KU Leuven – Faculteit Geneeskunde, Departement Menselijke Erfelijkheid

Heeft u in 2020 ook deelgenomen aan het burgerwetenschappelijk initiatief MamaMito? Vele duizenden Vlamingen deden actief mee. Het doel was om de eigen moederlijke stamlijn op te stellen en verre maternale verwanten te vinden. Dergelijke verwantschappen zijn immers erg moeilijk te traceren ondanks hun belang voor biologisch en genetisch onderzoek via de link met het zogenaamde mitochondriaal DNA. Voor de meeste deelnemers bood het onderzoek vooral een nieuwe – meer ‘vrouwelijke’ – kijk op de eigen afkomst.

Een voormoeder, huh?

Genealogie is bijzonder populair in Vlaanderen. Uit onderzoek blijkt dat zeven op de tien Vlamingen geïnteresseerd zijn in hun familiegeschiedenis. In stamboomonderzoek beperken veel mensen hun speurtocht tot de vaderlijke lijn of de stamlijn van de familienaam. Op dit moment gaat daarom veel aandacht naar onze voorvaders, maar de familiegeschiedenis wordt uiteraard ook gevormd door onze voormoeders. Dat het woord ‘voormoeder’ – een vrouwelijke voorouder – nog maar net in de Van Dale woordenboek is opgenomen, illustreert treffend dat zij vaak verborgen blijven. Toch zijn er tal van bronnen die ook het leven van onze voormoeders en de vrouwelijke familiegeschiedenis kunnen reconstrueren. Spijtig genoeg zijn deze nog vaak onderbelicht en is er een tekort aan uitgewerkte levensverhalen die als voorbeeld kunnen dienen. Met enkele gerichte handvaten kan iedereen zelf onderzoek ondernemen, vertrekkend vanuit de eigen omgeving en de talrijke archieven die ware goudmijnen worden om de eigen familiegeschiedenis uit te breiden.

Waarom voormoederlijnen interessant zijn

In vergelijking met de vaderlijke lijn is het een stuk moeilijker om de moederlijke stamlijn – van jouw moeder naar haar moeder naar haar moeder en zo verder – op te stellen omdat de familienaam elke generatie verandert. Het proces om de moederlijn op te stellen, zal daarom de genealogische methode op scherp stellen. Want wanneer zijn we al dan niet zeker over de aanname van een historisch individu als voorouder in een stamboom? Vaak telt kwantiteit meer dan kwaliteit bij beoefenaars van genealogie… daarom wijzen we op een kritische zin voor bronnenmateriaal: enkel originele akten opzoeken, niet zomaar gegevens kopiëren van op het internet, etc. Maar waarom allemaal die moeite nemen? Alvast om het wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen want diepgewortelde verwantschappen tussen personen in directe moederlijke lijn zijn bijzonder informatief voor genetisch en biologisch onderzoek via het moederlijke mitochondriaal DNA.

Het mitochondriaal DNA als moederspoor

Het mitochondriaal DNA (‘Mito-DNA’) is belangrijke genetische informatie die enkel via de moeder wordt overgedragen. Het Mito-DNA is gelinkt aan de mitochondriën die instaan voor de energiehuishouding in onze cellen. Mitochondriën stammen af van vrijlevende zuurstofademende bacteriën die opgeslorpt werden door de ‘eukaryote cel’, de cel waaruit alle schimmels, planten en dieren bestaan. Door hun oorsprong als bacterie bezitten mitochondriën nog een eigen onafhankelijk stukje DNA. Aangezien we mitochondriën enkel via de eicel van de moeder overerven, wordt bijgevolg ook het Mito-DNA enkel maternaal overgedragen. Dankzij de koppeling met de maternale stamreeks oefent het Mito-DNA de rol van moederspoor uit waarbij verwantschappen in moederlijke lijn door de genealoog gedetecteerd en verifieerd kunnen worden. In tegenstelling tot het genoom in de celkern dat van beide ouders overgeërfd wordt en waarvan het tijdsvenster voor verwantschapsanalyse slechts 200 jaar is, wordt het via Mito-DNA wel mogelijk om biologische verwantschappen over tal van eeuwen heen vast te stellen. Daarnaast biedt het Mito-DNA essentiële informatie voor de geneeskunde, forensische wetenschappen, evolutionaire biologie en antropologie.

Nieuwe inzichten dankzij citizen science

Binnen het citizen science initiatief MamaMito hebben meer dan 7800 personen hun eigen moederlijke stamlijn opgesteld in de hoop om verre maternale verwanten te vinden. We hebben hierdoor een 100-tal diepgewortelde verwantschappen opgespoord. Net zoals bij onderzoek over biodiversiteit en luchtkwaliteit, is de participatie van het brede publiek essentieel gebleken om onderzoeksresultaten te boeken. De gevonden verwantschappen werden onderworpen aan een genetische analyse van het Mito-DNA. Dit leverde nieuwe inzichten op over de genealogische bewijsvoering, de diversiteit en mutatiepatronen van het Mito-DNA, en de biomedische toepassingen voor mitochondriale aandoeningen.

Referentielijst

– De Beukeleer Maite & Larmuseau M.H.D. (2021) In haar voetsporen: op zoek naar onze voormoeders. Sterck & De Vreese, 302p.

– Larmuseau M.H.D. (2019) Het moederspoor van de genealoog. Vlaamse Stam, 55 (3): 279-283.

– Larmuseau M.H.D. (2022) Hoe bewijs je af te stammen van Karel de Grote. Universiteit van Vlaanderen (video te bekijken via YouTube).

Prof. dr. Maarten Larmuseau is een bioloog en geneticus gespecialiseerd in genetische genealogie en genetisch erfgoed. Hij is professor aan het Departement Menselijke Erfelijkheid aan de KU Leuven en staat aan het hoofd van het Laboratorium van Menselijke Genetische Genealogie. Hij is ook gastprofessor bij de opleiding Erfgoedstudies aan de UAntwerpen en is senior scientist bij Histories vzw. Hij doet aan interdisciplinair onderzoek rond de interactie tussen genetica en evolutie met geschiedenis en archeologie. In zijn onderzoek betrekt hij het brede publiek via talrijke citizen science projecten die de link maken tussen stambomen en DNA. Zijn wetenschappelijk onderzoek verwerft vaak internationale aandacht en erkenning onder collega’s, de media en het algemene publiek, zoals o.a. het onderzoek naar de historische graad aan onverwachte buitenechtelijke kinderen, de genetische achtergrond van familienamen, de identificatie van historische relieken van heiligen en koningen, en het DNA-onderzoek op archeologisch skeletmateriaal van Merovingers tot de vroegmoderne tijd.

Met dank aan prof. Larmuseau en UDLL

Dirk De Geest enthousiast over Amanda Gorman: “niet zomaar een woordje placeren, maar minutenlang kunst brengen” – Faculteit Letteren KU Leuven

Professor Dirk De Geest (KU Leuven) is blij met het verbale cadeautje van Amanda Gorman. Hij legt in Het Laatse Nieuws uit wat dit gedicht en de voordracht ervan tot kunst maakt.

foto: wikipedia

KUNST

“Wat Amanda Gorman gedaan heeft, is niet zomaar een woordje placeren, maar minutenlang kunst brengen. Bij een goed gedicht stel je vast: geen enkel woord zou zomaar vervangen kunnen worden door een ander. Dan was er nog de mimiek, het timbre… Het klééfde. De toehoorder kan zich de woorden vervolgens eigen maken door ze vanbuiten te leren, te herhalen.”

“Wat het voor ons Vlamingen verrassend maakte, was dat Gorman daar helemaal als zichzelf stond. Hier worden gedichten vaak met een zekere tongue in cheek gebracht, wat bijvoorbeeld Wim Helsen schitterend doet. Cabaret. Maar dit was ernst, verpakt in alles wat poëzie zo bijzonder maakt: herhaling, rijm… De juiste pauzes, ook.”

Die eigenschappen vindt men vaak ook terug in de speeches van politici zoals Obama. Het verschil zit hem volgens De Geest in “de gelaagdheid” en de ruimte voor interpretatie. “Een gedicht is iets dat je moet lezen en herlezen, horen en nog eens horen. Hoeveel mensen zouden de tekst van Gorman intussen al niet een tweede keer beluisterd hebben, kwestie van hem goed te doorgronden? Om dan elke keer weer iets nieuws te ontdekken?”, stelt hij. Bovendien is er een verschil in taalgebruik: “Een politicus zegt: ‘Yes we can’. Duidelijke taal, want vaagheid past niet bij politiek, je wil niet dat mensen iets achter je woorden kunnen zoeken. Een dichter wil dat juist wel. Die zegt: ‘There will always be light’. Dat is eigenlijk hetzelfde als ‘Yes we can’, maar mysterieuzer. Je hebt poëzie die daar nog veel verder in gaat, met gedichten die liegen en op het verkeerde been zetten om te prikkelen.”

WAT IS POËZIE?

Nauw is de definitie van poëzie alvast niet, zegt De Geest. “Hiphop kan poëzie zijn, een dramatische tekst kan poëzie zijn… Karamellenverzen die allemaal op dezelfde klank eindigen, zijn zeker geen must”, lacht De Geest. “Maar rijm en alliteratie zal je vaak aantreffen – ook bij Amanda Gorman, met zinsnedes als ‘belly of the beast’. Zoiets werkt bezwerend en legt extra nadruk op woorden. Die klemtonen heeft Gorman schitterend gelegd, het hele plaatje klopte, ook met die mooie kledij. Gorman heeft bovendien met een spraakgebrek gekampt, wat appelleert aan de Amerikaanse gedachte dat je alles kan overwinnen als je hard je best doet. Zoiets spreekt jonge mensen aan. Oudere mensen zijn dan weer gecharmeerd – is niet elke oma fier als een kleindochter iets moois voordraagt?”

“Met het gedicht als politiek statement hebben wij in Vlaanderen minder ervaring”, zegt Dirk De Geest. “Het dichtste dat wij recent gekomen zijn, was toen Frank Vandenbroucke zei: ‘We mogen mekaar niet meer vastpakken, maar we laten elkaar niet los.’ Grootse poëzie zou ik dat niet noemen, maar het had enkele elementen, zoals de tegenstelling tussen ‘vast’ en ‘los’. Die zin heeft een snaar geraakt: mooie woorden doen ertoe, ze troosten en inspireren. Mensen zeggen: ‘Inderdaad, zo is het, maar zelf kan ik het niet op die manier zeggen, zo schoon.’ Net daarom zijn gedichten op begrafenissen geliefd. Omdat je soms zelf geen woorden vindt.”

NIET VOOR IEDEREEN

“Mensen zonder verbeelding houden niet van poëzie. Pas op, ergens snap ik dat. Als Elton John op de begrafenis van Lady Di zong over een ‘candle in the wind’ kan je zeggen: ‘Allez, wat is nu de gelijkenis tussen Lady Di en een kaars in de wind, zeg?’ Ook over het gedicht van Amanda Gorman kan je struikelen, als je alles letterlijk neemt. ‘Dare to be the light, het licht durven te zijn, wat is dat juist?’ Zoiets valt heel moeilijk uit te leggen. Je voelt het of je voelt het niet.”

Bron: Het Laatste Nieuws (Nadine Van Der Linden)

Bron: Dirk De Geest enthousiast over Amanda Gorman: “niet zomaar een woordje placeren, maar minutenlang kunst brengen” – Faculteit Letteren

In Memoriam Flip Droste (1928-2020) — Neerlandistiek

Professor Droste, mijn prof linguistiek in Leuven, bracht ons op onvergelijkbare wijze in het begin van de jaren 70 de beginselen van de transformationeel generatieve grammatica bij. Hij was één van die proffen aan wie je een dierbare herinnering bewaart. RIP.

Door Dirk Geeraerts Op 13 juni 2020, enkele weken voor zijn 92e verjaardag, overleed Flip Droste, taalkundige, essayist, romancier. Flip (officieel Frederik Gerrit) Droste werd geboren in Arnhem op 4 juli 1928. Hij studeerde Nederlands in Nijmegen, en promoveerde daar in 1956 met het proefschrift Moeten. Een structureel-semantische studie. In 1968 – hij was toen…

In Memoriam Flip Droste (1928-2020) — Neerlandistiek

Zichtbaar gemaakte waarden: KU Leuven bergt beeld Leopold II op

KU Leuven blogt

DOOR LUC SELS. De recente gebeurtenissen in de Verenigde Staten leiden bij ons tot een hernieuwde oproep om standbeelden van Leopold II weg te halen van publieke plaatsen. In een petitie gericht tot de Stad Leuven en de Universiteit klinkt het: “Het beleid van Leopold II was een schrikbewind, gekenmerkt door dwangarbeid en repressie.”


View original post 1.046 woorden meer

IDESBALD GODDEERIS STELT ALTERNATIEF VOOR VOOR WEGHALEN STANDBEELDEN LEOPOLD II

Naar aanleiding van de verschijning van zijn nieuw boek Koloniaal Congo: Een geschiedenis in vragen deelt ook professor Idesbald Goddeeris zijn visie op koloniale standbeelden in een interview met De Morgen. 12-06-2020

Professor Idesbald Goddeeris

KOLONIAAL CONGO

Het nieuwe boek van historicus Idesbald Goddeeris Koloniaal Congo werd geredigeerd met bijdragen van meer dan dertig Belgische, Congolese, Duitse en Amerikaanse historici. “Voordien waren er al tal van boeken van journalisten of schrijvers als David Van Reybrouck, nu hebben we een brede wetenschappelijke publicatie, met bijdragen van academici die zich al een hele carrière wijden aan het onderwerp.”

“Het [boek] beslecht een aantal discussies. Zo circuleerden erg uiteenlopende getallen over het aantal slachtoffers dat Leopold II gemaakt zou hebben in Congo. Van ‘we weten het niet’, zoals Van Reybrouck zei, over de tien miljoen uit het boek van Adam Hochschild eind jaren 90, tot zelfs 17 à 25 miljoen in een recent VN-rapport over de Afrikaanse diaspora. Een historisch demograaf heeft voor ons een reeks scenario’s uitgerekend en is tot de conclusie gekomen dat er tussen 1 en 5 miljoen Congolezen zijn omgekomen onder het regime van Leopold II, zowel door geweld als door ontbering of ziekte.”

“Mijn Congolese collega’s lachen soms met onze focus op cijfers, maar het heeft wel degelijk belang. Vaak ontaardt kritiek op Leopold II in een welles-nietesdiscussie over getallen, terwijl het debat zou moeten gaan over de essentie: de gewelddaden die hij veroorzaakte. Net zoals een andere auteur in het boek tot de conclusie komt dat Leopold II geen genocide heeft gepleegd. De Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog wilden één specifieke etnische groep uitroeien, de Joden. Hetzelfde kan je zeggen van de Duitsers die de Herero’s in Namibië begin twintigste eeuw uitmoordden. Die doelmatigheid was er bij Leopold II niet. Hij wilde zich mateloos verrijken en installeerde daarvoor een extreem gewelddadige maatschappij. Dat vergoelijkt zijn daden niet, maar zo kunnen we wel het juiste debat aangaan, met de juiste feiten.”

BESCHAVING BRENGEN

Een argument dat vaak terugkomt in de discussies over de kolonisatie is dat de Belgen de beschaving naar Congo wilden brengen. Een nobel doel, of toch niet? “Dat idee is vaak gebruikt om het beeld van de blanke onderdrukker te counteren. Wel, dat moet sterk gerelativeerd worden. Eens de Belgische staat begin 20ste eeuw de kolonie overnam zijn er inderdaad scholen opgericht. Alleen, heel vaak kregen de kinderen slechts twee jaar onderwijs. Ze leerden een beetje leren en schrijven, maar de focus lag evenzeer op goed gedrag en het katholieke geloof. Secundaire scholen waren de uitzondering, hoger onderwijs kwam er pas de laatste jaren. Er kwamen ziekenhuizen, maar die werden specifiek met een economisch doel gebouwd. Er moest vermeden worden dat epidemieën van slaapziekte of lepra uitbraken. Anders viel de mijnbouw stil. Het belang van de kolonisator primeerde, net zoals bij de infrastructuurwerken. Wegen en havens werden met Congolese middelen betaald, maar werden gebruikt om de rijkdom tot in ons land te krijgen.”

KRITIEK EN VERONTWAARDIGING

Hoewel de wandaden van Leopold II al tijdens zijn leven gekend waren, klinkt de kritiek van de bevolking pas de laatste jaren erg luid. “Die kritiek is er altijd geweest. Historici waren daar mee bezig, maar de publieke opinie was zich daar veel minder van bewust. Enerzijds is er nu de afstand in de tijd. Congo werd intussen 60 jaar geleden onafhankelijk. Ons land is minder betrokken. Er zijn ook gewoon steeds minder oud-kolonialen die kritiek kunnen pareren. Daarnaast hebben we nu pas een actieve Congolese bevolking in ons land die zich mengt in het debat. België heeft heel lang de grenzen dicht gehouden voor zijn oud-kolonies, in tegenstelling tot Nederland of Groot-Brittannië. Om een praktisch voorbeeld te geven: terwijl daar op elke hoek van de straat een Indonesisch of Indisch restaurant is, eten wij hier geen kip moambe. Niet omdat het niet lekker is, gewoon omdat de Congolezen zolang afwezig waren. Pas in de jaren 90, tijdens het democratiseringsproces onder Mobutu, de oorlogen in de regio en de genocide in Rwanda, konden we de Congolese vluchtelingen niet meer weigeren. Stilaan is binnen die groep het protest gegroeid van onderuit. Heel wat mensen uit Centraal-Afrika zien in Leopold II het symbool van het racisme dat zij vandaag ondervinden. Die beweging is zo’n vijftien jaar geleden gestart, maar tot op vandaag is daar weinig mee gedaan.”

MOETEN DE STANDBEELDEN WEG OF IS ER EEN ALTERNATIEF?

“De overheid zou ermee moeten beginnen het signaal ernstig te nemen. Ik was daarnet bij het ruiterstandbeeld van Leopold II op het Troonplein aan het paleis in Brussel en ze waren de graffiti alweer aan het wegpoetsen. Dat is de typische reactie: zo snel mogelijk het protest uitgommen en doen alsof er niets is gebeurd. Laat die verf toch nog even zitten. Ik pleit er voor om een deel van de standbeelden weg te halen. Die van Leopold II, maar ook de tientallen monumenten voor aan gesneuvelde pioniers die in Congo ‘beschaving brachten’. Ze kunnen ondergebracht worden in een museum van koloniale propaganda, met de juiste context.”

“Sommige standbeelden blijven wat mij betreft gewoon staan, al dan niet artistiek anders ingekleed. Maar vooral: er moet een beter evenwicht komen in de publieke ruimte. Momenteel is die herinnering erg eenzijdig en louter gericht op de kolonisator. Het zou goed zijn mocht er ruimte zijn voor het perspectief van de onderdrukte. In Nederland zijn er verschillende monumenten over de slavernij. In Londen staat een standbeeld van Mahatma Gandhi op Parliament Square, naast dat van Winston Churchill. We hebben nu wel één Lumumba-square in Brussel, maar dat is slechts een klein hoekje van een groter plein dat voor de rest in Elsene ligt. Er zijn nog genoeg verzetshelden te vinden en manieren om ze te herinneren.”

Goddeeris betwijfelt of een sorry van het koningshuis of de Belgische regering een verschil zal maken. “Officiële excuses liggen bijzonder moeilijk, uit vrees dat er dan ook meteen een eis komt tot herstelbetalingen. In het verleden zijn er wel degelijk al excuses geweest, maar die waren telkens zeer partieel of gericht op een specifieke situatie. Zo bood vorig jaar Charles Michel zijn excuses aan voor de metiskinderen (kinderen van een blanke man bij een zwarte moeder, die systematisch bij de moeder werden weggehaald, RW). Erkenning van het probleem is fundamenteel. De overheid moet tonen dat ze wil luisteren en begrijpen.”

Bron: De Morgen (Roel Wauters)

FREEK VAN DE VELDE OVER WEGHALEN STANDBEELDEN LEOPOLD II: “WAAR TREK JE DE GRENS?”

‘Leopold II wankelt overal’, kopte De Morgen (DM 11/6). Maar als je de standbeelden van de koloniale vorst uit de publieke ruimte wegtakelt, waar trek je de grens? 12-06-2020

Professor Freek Van de Velde

In het Parc d’Avroy in Luik staat een ruiterstandbeeld van Karel de Grote, de iconische vorst, die ook wel de ‘vader van Europa’ genoemd wordt. Maar er is ook een schaduwzijde: het politieke palmares van Karel de Grote was ijzingwekkend.

Soms is het publieke belang ver te zoeken in de half-kleptocratische middeleeuwse beschavingen: de reizende hofhouding van Karel de Grote pleegde lokale roofbouw, stond met één voet in de pre-christelijke krijgsherenmentaliteit, en liet zich in met slavenhandel, plundering, deportatie en massamoord. De pauselijke zegen over het keizerschap van Karel de Grote pookte het conflict met Byzantium op. Zijn Franken bleven eliteburgers in het rijk, die onder een ander rechtsstelsel vielen dan andere onderdanen, waardoor etnische grenzen bleven bestaan. De Salische erfwet die de verdeling van het rijk van Karel de Grote onder zijn kleinzonen regelde bij het Verdrag van Verdun (843), legde de basis voor de wereldoorlogen in de 20ste eeuw.

In andere parken staan standbeelden van de graven van Egmont en Horne. Die hoge edellieden zijn in de zomer van 1568 onthoofd op de Brusselse Grote Markt, een onrechtvaardig verdict, dat vaak gezien wordt als het startschot van de Tachtigjarige Oorlog. Onrechtvaardig, omdat Egmont en Horne verzoening bepleitten tussen de opstandelingen en het Spaanse gezag. Maar opnieuw is er een schaduwzijde: een kwarteeuw eerder had de graaf van Egmont bij de belegering van Düren de stad in brand laten steken en de inwoners laten vermoorden.

Op het Prinsenhofplein in zijn geboortestad Gent staat een standbeeld van Karel V, in zijn tijd de machtigste man van Europa. In diezelfde stad was in 1540 een opstand uitgebroken, naar aanleiding van een fiscaal dispuut. Hoewel de opstandelingen zich verontschuldigden op hun proces, liet Karel V vijfentwintig van hen onthoofden, en liet de afgehakte hoofden op spietsen plaatsen. Andere edellieden werden publiek vernederd door ze met een strop om de hals door de stad te laten lopen – de reden waarom de Gentenaren nu nog bekend staan als de stroppendragers.

Er worden nu standbeelden van hun voetstuk gehaald. In België moet vooral Leopold II eraan geloven. Maar wat doen we met Karel de Grote? Slavernij, massamoord, deportatie. Dat zijn geen kleine vergrijpen. En wat moeten we denken van de Graaf van Egmont, die burgers over de kling jaagt. En over Karel V, die rechtstreeks verantwoordelijkheid is voor de onredelijk zware straffen.

Moet dat beeld in Luik weggehaald worden? Moeten Egmont en Hoorn weg van de Zavel in Brussel? Moet het Prinsenhof gezuiverd worden van de beeltenis van Karel V? Als je borstbeelden van Leopold II uit de publieke ruimte haalt, waarom dan niet van ander boeventuig? Als je die vraag stelt, krijg je meestal meteen de reactie dat de wonden van het gruweldaden van Leopold II nog vers zijn. Maar heel bevredigend vind ik die tegenwerping niet. Hoelang moet je wachten? Mogen Hitler, Stalin, Leopold II, en antisemieten en racisten als Walt Disney en Henry Ford binnen tweehonderd jaar wel in de publieke ruimte herdacht worden? Mag je weer zonder schuldgevoel naar Disneyland als de laatste Holocaust-overlevende begraven is? Mag je zonder scrupules met een Ford Focus rijden, of is het nog te vroeg?

En dan is er nog een andere vraag: moeten we de publieke ruimte zo inrichten dat niemand gekwetst of beledigd wordt? Is onze maatschappij niet te lichtgeraakt, te sentimenteel en te moraliserend geworden? Moet je als volwassen burger niet accepteren dat er onwelgevallige beelden te zien zijn? Er is iets heel middeleeuws aan die verontwaardiging. Het bekladden of vernielen van een standbeeld lijkt op het straffen in ‘effigie’. Bij een mislukte oogst werd in de middeleeuwen een beschermheilige wel eens gestraft door zijn beeld in de kerk in de hoek te zetten, met zijn gezicht naar de muur. Het neerhalen van standbeelden zit in dezelfde sfeer. De vroegmoderne beeldenstormers van 1566 en de laatmoderne beeldenstormers van 2020 zijn middeleeuwser dan ze denken. Er zit iets ironisch aan hun verlangen om komaf te maken met een beladen verleden.

Bron: De Morgen 

Universiteiten openen vandaag ‘Big Bang’-fietsroute tussen Leuven en Louvain-la-Neuve

Georges Lemaitre – foto: Weekend – Knack

De universiteiten van Leuven en van Louvain-la-Neuve eren Georges Lemaître die de oerknaltheorie ontwikkelde met een Big Bang-fietsroute tussen de twee steden.

Op initiatief van de zusteruniversiteiten KU Leuven en UCLouvain, de steden Leuven en Ottignies en de provincies Vlaams- en Waals-Brabant wordt op 23 mei de ‘Big Bang’-fietsroute ingehuldigd tussen Leuven en Louvain-la-Neuve. De naam verwijst naar de oerknaltheorie die de Leuvense professor Georges Lemaître in 1931 ontwikkelde.

Langs deze fietsroute situeren zich acht haltes waar aan de hand van QR-codes meer informatie geboden wordt over de figuur van Georges Lemaître (1894-1966) en over zijn ideeën over het ontstaan en evolutie van het heelal. In Leuven wordt op de binnenkoer van het Heilige Geestcollege een gedenkplaat voor Lemaître onthuld.

Lemaître was professor aan de Leuvense universiteit, titulair kanunnik, vanaf 1960 Pauselijk huisprelaat en vanaf 1960 tot aan zijn dood voorzitter van de Pauselijke Academie voor de Wetenschappen. Hij was zowel actief op vlak van natuurkunde, wiskunde, astronomie en kosmologie. Naast een bijdrage aan de algemene relativiteitstheorie, ontwikkelde hij in 1927 de hypothese van het uitdijende heelal. In 1931 lanceerde hij de oerknaltheorie dat het heelal ooit begon als een superdichte massa, een oeratoom .

Zie ook eerder op deze blog: … in 1927 [komt] de jonge Belgische priester en natuurkundige, Georges Lemaitre, op basis van Einsteins nieuwe theorie tot de ontdekking dat ons heelal uitdijt en haar oorsprong kent in een oerknal. Lemaitre ontketent zo een ware revolutie in ons denken over de kosmos waarin radicaal gebroken wordt met de aloude en diepgewortelde idee van een statisch heelal. Lemaitre schrijft onder meer: `the evolution of the world can be compared to a display of fireworks that has just ended; some few red wisps, ashes and smoke. Standing on a cooled cinder, we see the slow fadings of the suns, and we try to recall the vanished brilliance of the origin of the worlds.”

%d bloggers liken dit: