Saša Stanišić onderzoekt zijn wortels in ‘Herkomst’- Saša Stanišić over ‘Herkunft’

Saša Stanišić (1978) vluchtte op zijn veertiende met zijn ouders naar Duitsland. Hij debuteerde in 2006 en schrijft verhalen, essays en romans. Met zijn vierde roman, ‘Herkunft’, won hij in 2019 de Deutsche Buchpreis. Afgelopen najaar bracht uitgeverij Ambo|Anthos ‘Herkomst’ uit, de Nederlandse vertaling van die roman, door Annemarie Vlaming. Karolien Berkvens – zelf ook auteur – stelde Stanišić per mail enkele vragen.

© Luchterhand/Ambo|Anthos
De Duitse cover van Herkunft en de Nederlandse cover van Herkomst.

Het is maart 2008. De schrijver Saša Stanišić moet voor de aanvraag van het Duitse staatsburgerschap zijn levensloop beschrijven. Riesenstress! Hij neemt pen en papier en noteert eerst maar eens zijn geboortedatum: 7 maart 1978. Het regende die dag in zijn geboorteplaats Višegrad. En verder? Hij maakt een tabel, dat kunnen ze bij de vreemdelingendienst vast waarderen, en vult gegevens in over zijn schooltijd in Joegoslavië en zijn studie Slavistiek in Heidelberg. Maar nee, een leven als een geordend lijstje, dat komt hem onbetrouwbaar voor. Telkens begint de schrijver opnieuw, maar met ieder antwoord ontstaan nieuwe vragen.
 
Het is oktober 2019. Bij de opening van de Frankfurter Buchmesse ontvangt Saša Stanišić de prestigieuze Deutscher Buchpreis voor zijn roman ‘Herkunft’. De jury looft de grote fantasie en onconventionele aanpak van de schrijver. Met ‘Herkunft’ geeft Stanišić op geheel eigen wijze een antwoord op de vraag, die hem sinds zijn vlucht naar Duitsland (1992) zo vaak is gesteld: waar kom je vandaan?
 
Herkomst, schrijft Stanišić in dit boek, is vaak slechts een constructie, een soort kostuum dat je voor eeuwig moet dragen. Daarom leiden beschrijvingen regelmatig tot gemeenplaatsen, tot Zugehörigkeitskitsch. En dat past noch bij zijn levensverhaal noch bij zijn schrijverschap.
‘Literatuur is voor mij alles, behalve eenduidigheid. Ook het onbegrijpelijke, begrijp ik beter, of laat ik eerder toe, wanneer ik het uit verschillende perspectieven kan bekijken of het verschillende stemmen verleen.’
 
In Herkunft verzamelt Stanišić niet alleen zijn eigen herinneringen aan zijn jeugd in Joegoslavië en zijn puberteit in een Duitse nieuwbouwwijk, maar ook die van zijn ouders – zijn moeder komt uit een familie van seculiere moslims, zijn vader is een Bosnische Serviër – en grootouders.

Sinds de Joegoslavische oorlogen leven de leden van zijn familie verspreid over de wereld, op grootmoeder Kristina na. Zij is altijd in Višegrad (Bosnië en Herzegovina) gebleven. Toen bij haar dementie vastgesteld werd, begreep Stanišić dat de tijd begon te dringen. ‘Terwijl zij meer en meer vergat, probeerde ik zoveel mogelijk over haar leven te weten te komen. Niet alles is voor mij begrijpelijk geworden, maar dat is niet erg. Het was ook een manier om dicht bij haar te zijn in haar laatste jaren.’

‘Herkomst is vaak slechts een constructie, een soort kostuum dat je voor eeuwig moet dragen.’

Zoals er in Kristina’s geheugen gaten ontstaan, zo laat ook Stanišić een zekere speelruimte in zijn boek toe. ‘De onbetrouwbaarheid van onze herinneringen en het verstrijken van de tijd zijn belangrijke thema’s in mijn teksten. Het verleden grijpt in het heden, dat op zichzelf bestaat uit een mozaïek aan verschillende gebeurtenissen die tegelijkertijd plaatsvinden. Zoiets laat zich niet in een lineaire vertelling vatten en daarom dwaal ik bewust af, speel ik met verschillende tijden, onderbreek en weerspreek ik mezelf. Literatuur is voor mij steeds een spel met verschillende variabelen, die ik, door middel van een hopelijk goed verhaal, met elkaar probeer te verbinden’, aldus Stanišić.

Het boek is niet alleen meermaals bekroond, het heeft ook ontzettend veel reacties losgemaakt. ‘Ik vind het heel mooi wanneer mensen die niets met Joegoslavië te maken hebben of die zelf geen oorlogs- of vluchtervaringen hebben, me vertellen dat ze die dingen door mijn boek beter begrijpen.’
 
Want voor Stanišić gaat dit verhaal niet alleen over het verleden. Het restrictieve Europese vluchtelingenbeleid vormde een belangrijke drijfveer tijdens het schrijven. ‘Ik schrijf over identiteit, grenzen en uitsluiting, onderwerpen waar vluchtelingen vandaag de dag ook mee te maken hebben en die een grote rol spelen in het huidige debat. Delen van deze roman zijn mijn persoonlijke, verhalende bijdragen daaraan.’
 
Uit eigen ervaring weet hij dat een behulpzame docent of een toeschietelijke beambte een wereld van verschil kan maken. Maar levensbepalende besluiten zouden niet van toevallige welwillendheid af mogen hangen, vindt Stanišić. ‘Mensenrechten moeten serieus genomen worden en zo snel mogelijk worden omgezet. Alles om dat te doen, is voorhanden.’
 
Zelf kreeg Saša Stanišić overigens in 2013 het Duitse staatsburgerschap.  1

1 . Duitslandinstituut.nl

___________________________________________

Een paar lovende recensies:

Praten over het conflict in ex-Joegoslavië is nog altijd aartsmoeilijk. Stanišić vertaalt dit heikele onderwerp in een persoonlijk verhaal dat tegelijk ontroert en aan het lachen brengt, en daarbovenop veel inzichten biedt. – Karen Billiet in De Standaard 21/11/2020

De blik van Stanišić is poëtisch, met gevoel voor het mythische en het melancholische. Zijn werk doet denken aan dat van andere Slavische rasvertellers van nu, zoals de Poolse Olga Tokarczuk en de Tsjech Jáchym Topol. ‘Een poëet en revolutionair’, noemde het maandblad Rolling Stone hem. Ook in Herkomst, het semi-autobiografische relaas van een ontheemde jongen, is Stanišić lekker op dreef. Dit ‘semi’ vanwege de fantasierijke herinneringen die hij laat doorsijpelen, maar tegelijk confronteert met de werkelijkheid die hij soms liever niet wilde zien. – Annemieke Hendriks in Trouw 31/10/2020

Een ontwikkelingsroman die laat voelen en doet inzien wat het betekent om je land te moeten ontvluchten wegens niets ontziende oorlogsterreur. Dat Stanišić dit moeilijke thema en deze moeilijke herinneringen tegelijk met zoveel lichtheid heeft weten te beschrijven is werkelijk buitengewoon. Dit boek is een absolute ‘must read’ in tijden waarin het oorlogsgeweld en de vluchtelingenproblematiek in Europa en bij uitbreiding op veel andere plekken in deze wereld nog steeds ‘hot issues’ zijn.- BK 16/7/2022

Mijn lieve gunsteling – Marieke Lucas Rijneveld

De wreedheid van Marieke Lucas Rijneveld is gegroeid, recensie van Marie-José Klaver in Neerlandistiek

Marieke Lucas Rijneveld kan het. Ze kan het echt. Mijn lieve gunsteling is vele malen beter dan haar debuut waarvoor ze de International Booker Prize won. Rijneveld is voor haar tweede roman in de hoofden van een 49-jarige veearts en een 14-jarige boerendochter gekropen die elkaar bij de wekelijkse koeiencontrole op de boerderij van de vader van het meisje hebben leren kennen.

Omslag Mijn lieve gunsteling

Onlangs werden de Grote Drie, zoals criticus Kees Fens Harry Mulisch, Gerard Reve en Willem Frederik Hermans noemde, in de media ten grave gedragen, zonder enige discussie over de kwaliteit van hun werk. Jan Wolkers hoorde eigenlijk ook bij de Grote Drie. Over Wolkers kun je ook moeiteloos beweren dat hij een egocentrische, witte man was die seksistisch schreef. Maar zonder Wolkers zouden we geen Rijneveld hebben. Rijneveld is gaan schrijven toen ze Wolkers ontdekte op de lerarenopleiding Nederlands. Ze werd geraakt door ‘de natuur, het geloof, de seksualiteit, de dieren en vooral zijn prachtige taal’, zei ze in een interview met NRC Handelsblad. De echo van Wolkers klinkt ook in Rijnevelds nieuwe roman door. Dat beperkt zich niet tot de inhoud, het omslag van Mijn lieve gunsteling lijkt veel op dat van De walgvogel (1974) van Wolkers. De onmogelijkheid van de liefdes en de rol van de vaders in Mijn lieve gunsteling en De walgvogel tonen ook overeenkomsten. Mijn lieve gunsteling is met het vele malen voorkomende ‘praaldier’ en de verwijzingen naar ‘lieve jongens’ ook een ode aan Reve, wiens werk de veearts aan zijn ‘lieve gunsteling’ voorleest om haar ervan te overtuigen dat onmogelijke en verboden liefdes de mooiste zijn.

Mijn lieve gunsteling is prachtig geschreven. Rijnevelds stijl en en haar beeldrijke taalgebruik, kenmerkend voor De avond is ongemak (2018) en haar dichtbundels Kalfsvlies (2015) en Fantoommerrie (2019), zijn nog veel beter geworden. De vergelijkingen in Mijn lieve gunsteling zijn subliem. Kwets nooit het leven en snijd nooit in levend vlees, leerde de veearts tijdens zijn opleiding. Toch schendt hij het jonge meisje dat hij vergelijkt met een zweer die hij met een ‘hoefmes uit de klauwlederhuid’ had moeten verwijderen en misschien slechts had moeten ‘reinigen en droogwrijven’. Later omschrijft de veearts het meisje als ‘een kalf in stuitligging in de kraamkamer van mijn verziekte verlangens’. De  manier waarop Rijneveld over koeien schrijft, is ongeëvenaard. De blaarkoppen spelen op vrijwel elke bladzijde een rol, en dat wordt nooit saai.

Rijneveld vertelt een wreed verhaal dat wordt ingeleid door drie regels uit psalm 139, in een vertaling van Anton Korteweg.

Ken me dan maar

weet wie ik ben

en doe maar

-Psalm 139

Psalm 139 staat bekend als een pleidooi van onschuld waarin om vrijspraak wordt gevraagd. Tegelijkertijd kan dit citaat gelezen worden als de wens van de 14-jarige boerendochter om vleselijk gekend te worden door de veearts en zich aan hem over te geven.

Uit de innerlijke monologen van de verliefde pedofiel blijkt dat hij al jaren geobsedeerd is door het meisje. Hij is aan het groomen en rechtvaardigt zijn seksuele obsessie door steeds te wijzen op de door hem waargenomen seksuele behoeftes van het kind, dat nog Roald Dahl en Harry Potter leest en een buitenboordbeugel en een ringetje met een lieveheersbeestje heeft. Hij denkt dat zij voortdurend met seks bezig is. De veearts denkt vaak voor anderen: voor de boerenknechten die het meisje met rust laten en voor de vader.

Waar het allesoverheersende kindperspectief mij in De avond is ongemak soms iets te veel werd, snakte ik in Mijn lieve gunsteling naar de visie van het kind. Wat de veearts wil, is duidelijk, maar wat wil zij? En wie vertelt wat zij wil?

Mijn lieve gunsteling is niet alleen een gruwelijk goed boek, het is ook gedurfd. Bij de introductie werd aangekondigd dat het boek snel in het Engels vertaald wordt. Je vraagt je meteen af hoe dit buitengewoon expliciete boek over pedofilie vol wreedheden jegens mens en dier op de Angelsaksische markt zal worden ontvangen. Het relatief onschuldige De avond is ongemak vormde al een probleem voor de sensitivity readers die Engelse en Amerikaanse uitgevers inhuren om te voorkomen dat lezers overstuur raken door fictie. Hopelijk gaan Rijneveld en haar uitgever pal staan voor een ongecensureerde vertaling van Mijn lieve gunsteling. Iedereen verdient het dit boek in zijn geheel te lezen.

bron: Neerlandistiek – Online tijdschrift voor taal- en letterkunde, 5 november 2020

Zonder meer virtuoos in taal en stijl!

Habesura al pi Jehuda* – Judas – Amos Oz

Amos Oz geeft zijn roman Judas dit motto mee:

Daar rent de verrader aan de rand van het veld

Niet de levende maar de dode werpt naar hem de steen

Natan Alterman, ‘De verrader’, uit Vreugde der armen

Behalve de boeiende perspectiefwisselingen en vinnige politieke en filosofisch-religieuze disputen tussen de personages (Smoeël Asj, Gersjom Wald, Atalja Abarbanel), het uitvoerig uitgewerkte thema verraad (waarvan Amos Oz met betrekking tot Israël ook vaak beschuldigd wordt), de geestige karakterisering van de onhandige, komische, verliefde hoofdfiguur Sjmoeël, houdt deze roman, die speelt binnen de muren van een oud huis aan de rand van de verdeelde stad Jeruzalem, in zijn wezen, een pleidooi voor vreedzaam samenleven.

foto_1450196234Het verhaal speelt zich af in een somber oud huis in Jeruzalem in de winter 1959-1960, en wie wel eens een winter in Jeruzalem heeft doorgebracht, weet hoe deprimerend die kan zijn, met regen, wind, druipende cipressen en armzalige petroleumkacheltjes. Hoofdpersoon Sjmoeël Asj, student aan de Jeruzalemse universiteit, wordt door zijn vriendin in de steek gelaten, zijn vader is  failliet gegaan en kan hem geen studietoelage meer geven, en hij is vastgelopen in zijn zo veelbelovend begonnen scriptie, waarin hij wilde bewijzen dat Judas niet de verrader van Jezus was, maar juist de enige die écht in hem geloofde. Sjmoeël besluit zijn studie te staken en ergens in de Negev-woestijn nuttig werk te zoeken. Maar dan valt zijn oog op een briefje op het prikbord bij de universiteitskantine: student gezocht om een invalide oude man ’s avonds gezelschap te houden. Sjmoeël gaat erop af en ontmoet in het eerdergenoemde sombere huis Gersjom Wald, een typische intellectueel die niets liever wil dan zijn mening laten horen. Helaas is hij door zijn handicap aan huis gekluisterd en heeft hij geen publiek. Daar moet Sjmoeël in voorzien, die zelf ook wel van een stevige discussie houdt. In het sombere huis woont ook nog een beeldschone vrouw van een jaar of vijfenveertig, Atalja Abarbanel. Sjmoeël wordt op slag verliefd op haar, maar zij speelt een soort kat- en muisspel met hem. Sjmoeël komt er gaandeweg achter dat Gersjom en Atalja nog steeds leven met de tragedie die hun in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1947-1948 is overkomen. En door dit alles loopt het thema van Judas, in de ogen van de christenen de klassieke verrader en het prototype van de onbetrouwbare jood. Maar in zijn gesprekken met Gersjom en Atalja komt Sjmoeël erachter dat de scheidslijn tussen verraad en liefde heel dun is.- de vertaalster hildepach.nl

Judas is geen gemakkelijk boek. Je kunt je zelfs afvragen of het als roman geslaagd is. Maar als literaire verdediging van Oz’ overtuiging dat alleen een compromis met je tegenstander tot vrede kan leiden, is het dat zeker. Van verraad kun je hem in ieder geval niet meer beschuldigen. – nrc.nl

Wat als

Wat het ene moment verraad heet, kan de volgende dag moedig blijken. Het is dat soort overwegingen die Oz’ roman schragen. De schrijver plant zaadjes van twijfel in twee historische verhalen: het ontstaan van de staat Israël en het Bijbelse verhaal van Jezus en Judas.

Wat als de joden voor 1948 de Arabieren hadden kunnen overtuigen om zich samen tegen de (Britse) bezetter van Palestina te kanten? Door net op de Britten te rekenen voor de stichting van Israël heeft David Ben Goerion ‘de Arabische haat tegen Israël nog verhevigd’, vindt hoofdpersonage Sjmoeël Asj.

Wat als de joden Jezus niet hadden verjaagd maar juist omarmd als een van hen, een man die niets anders wilde dan ‘de joden die corrupt geworden waren weer op het goede pad te brengen’? Wat als joden en christenen de kus van Judas niet waren gaan interpreteren als een kus van verraad, maar juist van liefde?

Het één had decennia van bloedvergieten in het Midden-Oosten kunnen voorkomen, het ander had de joden eeuwen van vervolging kunnen besparen. Het zijn uitdagende, voor rechtse Israëli’s, Thora- en Bijbelvaste joden en christenen zelfs provocatieve wat als-vragen:Judas leest, behalve als historische sciencefiction, daarom ook een beetje als Oz’ Duivelsverzen.

Maar Judas is fictie. De lezer krijgt de wat als-vragen opgediend in een kaderverhaal bestaande uit de gesprekken die de personages Sjmoeël Asj, Atalja Abarbanel en Gersjom Wald voeren in de winter van 1959 en 1960. De joodse staat is dan nog pril en Sjmoeël wordt wel eens overmand door het gevoel ‘dat alles en alles nog mogelijk was’.

Sjmoeël krijgt kost en inwoon om de oude en eenzame Wald intellectueel te entertainen. Wald deelt het huis met Atalja, de weduwe van zijn in de Onafhankelijkheidsoorlog gesneuvelde zoon Micha. Atalja blijkt de dochter van politicus Sjealtiël Abarbanel die aanvankelijk een medestander van David Ben Goerion was, maar zich vervolgens tegen de oprichting van Israël kantte.

De wat als-vragen over Jezus en Judas worden de lezer door Sjmoeël opgelepeld. Ze vormen het onderwerp van zijn studie die hij in de steek heeft gelaten. De wat als-vragen over Israël slingeren doorheen de gesprekken tussen de personages die gaandeweg naar elkaar toegroeien. De politieke standpunten die in de gesprekken vaak als uitroeptekens zijn gepresenteerd evolueren naar vraagtekens.

Want natuurlijk, de geschiedenis liep zoals ze liep. Jezus en Judas werden elkaars tegenpolen. Abarbanel werd uit de geschiedenisboeken gewist. De man is overigens een fictief personage: Oz baseerde hem op bestaande joodse pacifisten uit de jaren 30 die, na 1948, eveneens in de vergetelheid geraakten.

Oz mijmert graag een eind mee met de wat als-vragen van zijn personages. Sommige visies zijn gewoon te verleidelijk om waar te zijn. Maar zoals de schrijver hier vorige week (DS Weekblad, 14/11) zei: een droom kun je alleen ‘puur en wonderlijk’ houden door hem niet te vervullen. ‘Dat geldt voor het bouwen van een land, net zo goed als voor het schrijven van een roman of voor het uitleven van een seksuele fantasie.’ – De Standaard 20/11/2015

Habesura al pi Jehuda*: het evangelie volgens Judas

Emmaüs | Alessandro Baricco*****

Alessandro Baricco is een bekende Italiaanse schrijver, regisseur, cultuurcriticus en weldra ook eredoctor aan de KU Leuven. Op 10 februari 2016 neemt hij zijn eredoctoraat in ontvangst. Het eredoctoraat wordt voorgedragen door promotor prof. dr. Bart Van den Bossche. Om kennis te maken met een aantal van zijn werken, werden/worden er vijf leesworkshops georganiseerd rond vijf romans tijdens de maanden januari en februari.

untitledIk las de roman Emmaüs, 2009 (Nederlandse vertaling Mano Smits, De Bezige Bij, 2010)  waarover de laatste workshop zal gaan. Ik ging op zoek naar meningen over dit zuivere, beklijvende vanuit het perspectief van de katholieke, onwetende en onschuldige adolescent geschreven verhaal dat ik niet terzijde kon leggen en constateerde dat die schaars waren. Er zijn trekken van De Barbaren in te herkennen in zover het ook hier gaat om twee werelden waartussen grenzen overschreden worden die geen terugkeer meer mogelijk maken. De stijl is poëtisch-nostalgisch, filosoferend – de ik -verteller is een achteraf verteller – over twee zeer verschillende opvoedingswerelden waarin Italiaanse jongeren opgroeien en volwassen worden. Het motto Pari all’ amore immenso / Fu immenso il suo partir. – Giovanni Battista Ferrandini, Il pianto di Maria (ca. 1732) -Even overweldigend als zijn liefde was zijn heengaan. Het boek werd opgedragen aan twee didactici. Als je  van Baricco’s introspectieve stijl houdt, duik dan zonder twijfel een namiddag in Emmaüs.

Een paar recensenten:

Het geloof is niet licht genoeg, daarom zijn wij het kwijt. Die gedachte verliet mij niet bij het lezen van Emmaüs, een prachtig boek van Alessandro Baricco – nu nog een film. Een boek over vier nauwelijks volwassen katholieke jongens in een Italiaanse stad. Alle vier zijn ze in de ban van hun mysterieuze, onkerkelijke vriendin Andre. Hun geloof wankelt wat, of wijkt. Er komen drugs aan te pas, of een leeggeschoten revolver. Voorts is er niets aan de hand. Baricco toont zich een schitterend godgeleerde, ook al is hij eigenlijk filosoof, wanneer hij het over de Emmaüsgangers heeft.

Een paar dagen na de dood van Jezus zijn twee mannen op weg naar het stadje Emmaüs, pratend over Golgotha en geruchten aangaande het lege graf. Zij ontmoeten een derde man. De dood van Jezus? Daar weet de vreemdeling niets van af. Later, als hij wil weggaan, vragen de twee gezellen hem om te blijven: het is al laat, het is avond, het gesprek wenkt. Zo geschiedt. Tijdens het eten breekt de vreemdeling het brood en plotseling herkennen de twee anderen in hem de Messias, waarna die verdwijnt. Wat is de kracht van het verhaal? ‘In het begin lijkt Jezus zelf niets te weten van zichzelf en van zijn dood. Daarna weten zij niets van hem en zijn wederopstanding.’ (blz.67)

Baricco prijst de onwetendheid. Onwetendheid als een wezenlijk onderdeel van het geloof. Wat een bevrijding. Misschien is het wel op dit punt dat de Kerk zich eeuwenlang vergiste. Het agnosticisme plaatste zij altijd buiten het geloof, terwijl het er onlosmakelijk mee is verbonden. Niet weten bevrijdt. Redt mysterie. Brengt lichtheid. – Rik Torfs, rector KU Leuven in zijn column in De Standaard, 2010

Met veel empathie en een scherp oog voor detail schetst Baricco een levensecht portret van jongens die zich wanhopig aan de Bijbel vastklampen. Tegelijkertijd beseffen ze dat ze wel moeten afwijken van het rechte pad om het echte leven bij de horens te grijpen. Rode draad in deze fijngevoelige roman is de Bijbelse Emmaüspassage. Pas helemaal aan het eind van de rit snapt de ik-figuur de ware betekenis van het Bijbeltafereel en buigt hij deemoedig het hoofd. Moraliserende lessen hoef je bij deze Italiaanse stilist niet te verwachten al fleurt hij zijn verhaal wel op met genuanceerde filosofische beschouwingen over de bijwijlen dubbele katholieke moraal. Deze duik in het leven en de liefde van jonge adolescenten is bovendien een feest van herkenning. Baricco haalt met soepele pennentrekken vergeten gevoeligheden weer op en geeft ze de heroïsche allures die ze verdienen. Het maakt van Emmaüs een sprankelende ode aan de jeugdige verwondering die nog lang blijft nazinderen.- Laurent Meese in De Leeswolf, 2011

Geschichte vom alten Kind – Het verhaal van het oude kind – Jenny Erpenbeck****

oudekindJenny Erpenbeck (°1967, Berlijn) winnaar van de Europese literatuurprijs 2015 met haar roman  ‘Een handvol sneeuw’ debuteerde in Duitsland in 1999 met Geschichte vom alten Kind dat door Elly Schippers vertaald werd voor Van Gennep als Het verhaal van het oude kind (2003). Haar recente roman ‘Gehen, ging, gegangen’,  over het vluchtelingenprobleem, werd genomineerd voor de shortlist van de Duitse Boekenprijs 2015. Uit de lokale bibliotheek nam ik haar debuutverhaal mee.

Een fascinerend en intelligent ontwikkelingsverhaal dat de lezer op grote afstand houdt en mysterieus, verrassend eindigt. 

In Duitse recensies las ik over dit werk:

Die Geschichte basiert auf einer wahren Begebenheit, die Jenny Erpenbecks Großmutter, die DDR-Schriftstellerin Hedda Zinner, Anfang der 80er Jahre erlebte. Ein Mädchen, das mit Hedda Zinner in Briefkontakt stand, entpuppte sich erwachsene Frau, die sich unter falschem Namen als 14jährige in ein Kinderheim hatte einweisen lassen. Um ermessen zu können, wie eine solche Zurückversetzung in die Lebenswelt einer Jugendlichen praktisch zu bewerkstelligen ist, ließ sich die 1967 geborene Jenny Erpenbeck selbst als 27 jährige, ohne daß ihre Mitschüler das Schauspiel durchschauten, in die elfte Klasse eines Berliner Gymnasiums einschulen.

Eine gesellschaftliche Situation, in der, bei gleichzeitiger Infantilisierung der Kultur, die reale Kindheit und Jugend immer mehr zu verschwinden drohen, verleiht Jenny Erpenbecks Geschichte vom alten Kind eine Aktualität, die weit über ihre spektakuläre Authentizität hinausgeht. Die Geschichte läßt sich zugleich als mutige Antwort auf eine spezielle, »ostalgische« Seelenlage lesen: fasziniert von der Tragik des Falles sympathisiert sie einerseits mit dem Wunsch, die Zeit anzuhalten, andererseits entmystifiziert sie die trügerische Sehnsucht nach Aufgehobensein im Kollektiv. – lyrikwelt.de

Wie auch immer. Man kann “Die Geschichte vom alten Kind” als literarischen Nullpunkt verstehen, den sich Erpenbeck freigeräumt hat, um sich fulminant aus dem Schatten der Schriftstellerdynastie herauszuschreiben, der sie entstammt. Oder als den Punkt, auf dem 1999 inmitten einer überhitzten Debütantenszene eine Debütantin steht und sich trotzig, wie das alte Kind, abwendet von dem Leben, das die anderen so gierig in ihre Texte saugen – hin zu Brecht und Kafka, zum Beginn einer jungen Literaturliteratur. Man kann vieles mit diesem schmalen Buch machen. Nur so leicht wieder vergessen kann man es nicht. – FAZ.net

Wie meer wil weten over de inhoud, het thema leeftijd en leeftijd als enscenering, de worsteling van het meisje met haar lichaam, het belangrijkste concept van het verhaal en  parallellen met literatuur over leeftijdsgestaltes leze Johanna Schroms ‘Analyse von Jenny Erpenbecks roman  Geschichte vom alten Kind’

Los enamoramientos – De verliefden – Javier Marías *****

downloadJavier MaríasLos enamoramientos (2011)De verliefden (2012), 368 blz. vertaald uit het Spaans door Aline Glastra van Loon voor Meulenhoff, werpt een zeer persoonlijk licht op liefde, misdaad en dood en dat in een stijl die de lezer op sleeptouw neemt : een vlotte, makkelijk leesbare gedachtegang ondanks de lengte van de zinnen. Quotes en dialogen worden tussen aanhalingstekens geplaatst, gedachten ontwikkelen en herhalen zich als motieven in een muziekstuk. Het einde van een hoofdstuk wordt voortgezet in een volgende alsof er geen nieuw hoofdstuk had hoeven te zijn. Alles één vloeiende bewustzijnsstroom waarin geobserveerd, geanalyseerd en gespeculeerd wordt over de gebeurtenissen: de straffeloosheid of zo men wil de anonimiteit van de misdaad en haar mogelijke motieven. De roman werd door de krant El Pais uitgeroepen tot beste boek van het jaar 2011.

Enkele recensenten:

  • De verliefden is een uitstekende roman, die met een iets doortastender optreden van de uitgeefredacteur een literair meesterwerk was geworden. Al is het vermoedelijk geen sinecure om op te tornen tegen een schrijver van het kaliber van Marías. Net als die van de fictieve schrijver Garay Fontina in De verliefden, prijkt ook Marías’ naam al een aantal jaar boven aan het lijstje van kanshebbers op de Nobelprijs Literatuur. In zijn roman laat hij Garay Fontina zeggen: ‘Ik heb al in het Zweeds uit mijn hoofd geleerd wat ik tegen Carl Gustaf zal zeggen tijdens de ceremonie. Ik zal hem eens flink de oren wassen, zoiets heftigs zal hij nog nooit hebben gehoord, en dan nog wel in zijn eigen taal die niemand leert.’ – Knack – 18/06/2012
  • De roman bevat de herkenbare, verzorgde lange sliertzinnen waarin het weifelende bewustzijn van de personages wordt ontrafeld. En de humor ontbreekt nooit. De vertelster is pr-vrouw bij een literaire uitgever. De eigenzinnige en egoïstische schrijvers worden heel mooi in hun hemd gezet. De pessimistische toon klinkt vooral in de passages waarin Marías schrijft over de straffeloosheid van misdaden en de onverschilligheid waarmee de westerse mens zijn rechtvaardigheidsgevoel tot zijn eigen leven beperkt. Het zijn weinig opwekkende gedachten. Maar ‘De verliefden’ is zeker een knappe en fascinerende roman door één van de interessantste hedendaagse auteurs. – cobra.be – 14/06/2012
  • The classical themes of love, death and fate are explored with elegant intelligence by Marías in what is perhaps his best novel so far. The story’s literary underpinnings are Macbeth (as is usual in Marías), Balzac’s Colonel Chabert and, more surprisingly, Dumas’s The Three Musketeers, all glossed by Díaz Varela, who paternalistically instructs Dolz on the importance these three books have for him. Central to Marías’s novel is Balzac’s colonel, a man supposed dead who returns among the living, much like the dead Desverne returns to haunt the minds of the survivors. Over this literary chorus echoes a grisly observation quoted by Díaz Varela from the Musketeer saga: “A murder, nothing more.” For Dolz, the banality of murder implied in Dumas’s words becomes translated as murder’s monstrous immutability. “A thief can give back the thing he stole, a slanderer can acknowledge his calumny,” Dolz thinks to herself. “The trouble with murder is that it’s always too late and you cannot restore to the world the person you killed.” She adds: “And if, as they say, there is no forgiveness, then, whenever necessary, you must continue along the road taken.” Except that, eventually, the murderer will no longer think of his crime “as a monstrous exception or a tragic mistake, but, rather, as another resource that life offers to the boldest and toughest.” He will feel as if he has simply inherited the terrible action, or won it at a raffle “from which no one is exempt”. And this feeling will lead him to believe “that he didn’t wholly commit those acts, or not at least alone”. In these extraordinary words, Marías has defined the ethos of our time. The Guardian – 01/03/2013
  • De samenvatting van ‘De verliefden’, de jongste roman van Javier Marías, leest misschien als een thriller, maar wie spannende strandliteratuur verwacht, zal teleurgesteld zijn. Het verhaal van de jonge María is een trage, gedetailleerde en filosofische uiteenzetting over verliefdheid en moord. Actie en spanning zijn in dit verhaal ver te zoeken, en toch weet Marías met alleen de gesprekken van zijn personages te boeien. – Cutting Edge – 14/07/2013
  • Marías discovered his analytical and digressive style with his 1986 novel “The Man of Feeling.” The consistency of the style in the novels he has written since then, as well as the similarity of tone between his first-person narrators, and the countless connections between those books, means there is a high degree of unity to his later work. For established fans, “The Infatuations” will be another welcome shipment of Marías; for new readers it is as good a place to start as any. Whatever else we may think is going on when we read, we are choosing to spend time in an author’s company. In Javier Marías’s case this is a good decision; his mind is insightful, witty, sometimes startling, sometimes hilarious, and always intelligent. – The New York Times – 08/08/2013

Een uitzonderlijke vrouw – Christophe Vekeman***

Een uitzonderlijke vrouw

De laatste roman van Christophe Vekeman ‘ Een uitzonderlijke vrouw’, De Arbeiderspers, 2012 is een brok literatuur die me verbaasd heeft. Behorend tot een generatie die zowat twintig jaar jonger is dan de mijne, bracht hij me in een wereld die ik slechts ten dele ken maar waar ik toch via mijn onderwijsloopbaan voldoende mee vertrouwd ben. Het eerste deel Evolutie schetst prachtig de innerlijke en uiterlijke ontwikkeling van hoofdpersoon Gwen die haar plaats zoekt thuis , op school en in haar vriendenkring: een buitenbeentje, hooghartig, verwaand en onzeker. Behept met een negatief zelfbeeld. Als post – punk puber en adolescent, op zoek naar identiteit,  verliest ze vrij onverwacht haar vader, in haar ogen ‘een goede man’. De relatie met haar moeder is bijzonder problematisch. In het tweede deel Een heel nieuwe start vernemen we hoe haar moeder zich in een bevrijdend New Age leven dompelt en hoe Gwen in UGent psychologie gaat studeren en psychoanalytica wil worden. Analytische gesprekken tussen haar en haar vriend Dieter – psycholoog aan de pillen – over de Freudiaanse en de Lacaniaanse therapieën en zeer veel zelfreflectie en –analyse maken het onderwerp uit van dit deel tot er zich tussen haar en haar stiefvader René en even later tussen haar en Dieter een seksueel vernederend conflict voordoet waardoor ze in een depressie belandt.  Ze meent nadien haar weg gevonden te hebben in de mystiek terwijl ze seksueel tal van mannen verleidt maar tegelijk afhoudt. Tot Dieter weer opdaagt … en haar redt. In het derde deel  Water en Vuur krijgen we het relaas van haar relatie met Dieter die ondertussen benoemd werd  tot psycholoog in een ziekenhuis. Gwen heeft haar studie opgegeven en werkt deeltijds in een bloemenzaak. ‘Buurman’ wordt de katalysator van de breuk in de relatie met Dieter. En Gwen, nu ja … die is nog steeds ‘uitzonderlijk’ in iets.  De persoonlijkheidsstructuur van dit hoofdpersonage kwam  me aanvankelijk volkomen onwaarschijnlijk over, hilarisch bij wijlen maar toch intelligent en doorwrocht.  Afgaande op het motto dat Vekeman zijn roman meegeeft – Freedom ‘s just another word for nothing left to lose (Kris Kristofferson) – gaat het je als lezer gaandeweg dagen dat de  auteur eigenlijk van een bijzonder fijn inzicht in de persoonlijkheidsontwikkeling  van zijn hoofdpersonage heeft blijk gegeven.  Gwens slotbeschouwingen over geluk nadat ze Dieter – die haar wekelijks verschillende brieven stuurde waarin hij beweerde haar te missen en haar terug te willen – met vrouw Sylvie en kinderen in Gent had opgemerkt:

Zou je niet mogen besluiten, kortom,  dat hij rijp was voor de instelling,  en niet om er te werken dus? Hoe gek was zijzelf niet geweest, al die jaren in Lochristi, toen zij het leven van alle mensen geleefd had – toen zij gelukkig geweest was, haar geluk van de daken had willen schreeuwen? Was het niet om huilend van in schaterlachen uit te barsten, als je eraan terugdacht? Was het zogenaamde geluk, waarover ook Dieter aan de telefoon gesproken had, niet het grootste, voornaamste symptoom van de menselijke waanzin, die de hele wereldbevolking in haar greep gevangen hield? Was het streven naar geluk, wat alle mensen deden genadeloos en cru, niets meer of minder dan een uiting dus van ronduit pathologisch egocentrisme, en was het geluk zelf, wanneer het voor korte of iets minder korte tijd was verworven, eenvoudigweg niets anders dan een fragiele waanvoorstelling, waarvan het werkelijk waanzinnige bestond uit de bespottelijke kerngedachte dat het altijd, of toch minstens levenslang, zou blijven duren(anders zou het immers geen geluk zijn)? Zeker, heel zeker. Bespottelijk – zeker. Om je te bescheuren. Het woord hilarisch – was het ook toen al niet, daar in Lochristi, voortdurend in haar geest aanwezig geweest? (blz 250)

De cirkel is rond:

Iemand, neem nu Gwen, neem nu mezelf, dacht ze, laat ons eerlijk wezen – iemand denkt dat ze bijzonder is, speciaal, een heel apart geval. Ze brengt haar kindertijd en jeugd door met erachter te komen waar zij in uitblinkt, wat haar talenten zoal zijn en waartoe zij uitverkoren is – ze wil zich verheffen boven wat de rest van de mensheid genoemd wordt, we spreken hier over niet minder dan straks liefst zeven miljard individuen, begin er maar aan, vooruit. Maar ze wil zich onderscheiden dus. Dat is haar doel. Slaagt zij erin, bereikt zij het te langen leste? In zoverre , ja, dat zij zich uiteindelijk van alle mensen die zij kent, hetzij in persoon, het zij enkel van naam – dat zij zich van de rest onderscheidt, door klaarblijkelijk als enige, als enige mens op de wereld, te beseffen dat zij net als iedereen is. Is dat geluk? Het is geen geluk, nee, het is beter dan geluk. Het is beter dan niets namelijk. (blz 251)

In het begin van de roman lezen we:

Voor wie lessen heeft getrokken uit het leven en dus uit ervaring meent te weten dat alles altijd slecht afloopt, zijn er natuurlijk redenen genoeg om nooit ergens nog een begin aan te maken maar Gwen was pas een kleuter toen ze de gewoonte aannam om zo weinig mogelijk te ondernemen. (blz 9)

“Wat voor iemand is Gwen eigenlijk?”  Een hysterisch superieur wezen? Een simpele nymfomane? Alleszins geen ‘gewone’! En, oh ja, gelaagdheid in het ultieme slot:

Het meisje, met kort, sluik, donker haar en een opmerkelijk hoekig gezicht, dat zij blijkbaar van haar moeder had geërfd , liep met hoge arm aan zijn [Dieters] hand, keek naar hem op en vroeg luid jengelend:”Papa, hebben wij licht of donker gras, papa?” (blz 252)

%d bloggers liken dit: