De belangrijkste artistieke geest van Spring, 2019 is Tacita Dean, met haar zeven meter brede krijt- op -bord tekening, The Montafon Letter, een foto van een berg zo groot “that the wall became mountain and the mountain became a kind of wall. There was an avalanche coming down the mountain picture towards anyone looking at it, an avalanche that had been stilled for just that moment so that whoever saw it had time to comprehend it.” blz.78
Het is een krachtig symbool voor de toekomst: de impact van de Brexit, de enorme klimaatafbraak en de verschrikkelijke verlamming van de Britse politiek zullen Groot-Brittannië en de rest van de wereld treffen. “What he was looking at stopped being chalk on slate, stopped being a picture of mountain. It became something terrible, seen.” Het kunstthema brengt de kleurrijke uitbundigheid van Pauline Boty in Autumn en Barbara Hepworth’s coole raadsels in Winter in herinnering.

De man die een verbijsterde “fuck me” mompelt in de Royal Academy terwijl hij naar het sneeuwlandschap staart, is Richard Lease, een tv-regisseur wiens hoogtijdagen al lang voorbij zijn. Hij is er omwille van zijn dierbare vriendin en medewerkerster, scenarioschrijfster Paddy, die lang geleden suggereerde dat hij de, na zijn scheiding, van hem vervreemde dochter, in gedachten naar galerijen zou brengen, een manier om hun band in leven te houden. Jarenlang onderhoudt hij een interne dialoog met een denkbeeldig kind, terwijl zijn echte dochter zonder hem volwassen wordt. De roman speelt met de tijd en Smiths gebruikelijke onbekommerdheid. Paddy (87 jaar) is stervende, sterft als het verhaal opent. En Richard is kapot van verdriet om de vrouw die hij al vijf decennia aanbidt. Hij trekt op een rouwpelgrimage en zijn verhaal kruist dat van een andere verloren ziel, Brittany, een jonge vrouw die als DCO in een IRC voor de HO werkt. Het bitter plezier van Smith bij de opsomming van de acroniemen en eufemismen voor gevangenis is hier voelbaar. Het is geen gevangenis, benadrukt Brit, maar “a purpose-built Immigration Removal Centre with a prison design.” p. 160
De details van het dagelijks leven van gedetineerden, ontleend aan nieuwsberichten en anonieme getuigenissen verzameld door Smith, vormen de schokkende, boze kern van het boek, maar in dit ‘smerige’ realistische rijk stapt een magisch kind, genaamd Florence, binnen. “Well, if you’re Florence, does that make me the machine? Brit said.”p.170 , maar al te bewust van wat haar rol als radertje in het systeem met haar doet. De mysterieuze Florence heeft op de een of andere manier het IRC-management overtuigd om de toiletten eindelijk goed te laten reinigen; er gaan geruchten dat ze een “sekshuis” in het zuidoosten van Londen binnenliep en de verhandelde vrouwen bevrijdde. Ze hypnotiseert als het ware de cynische, onwillige Brit en roept haar hulp in bij een reis.
Hier wordt de roman een expliciete refashioning van Shakespeare’s Pericles over migratie en familiescheiding, met Florence als een moderne Marina. Geboren op zee, alleen in de wereld, bezit Pericles’ verloren dochter ook genoeg deugdzaamheid en retorische overtuigingskracht om zich staande te houden in een bordeel. De lezer moet de sprong in het diepe maken met Smith, net als het publiek in het Jacobitische tijdperk, terwijl Brit worstelt met een onfeilbaar concept dat beschamend irrelevant lijkt in deze gecompromitteerde tijden: “She’s, what’s the word? Another old word from history and songs that nobody uses in real life any more. She is good.”p.314
Net als Lux in Winter is Florence een klassieke Smith-tropos: de vreemdeling die de slapende verbeeldingskracht en emoties van personages kan doen herleven, de bevroren zee van binnenuit kan breken. Ze is ook – gewoon een twaalfjarig meisje – zoals ze aangeeft, wanneer ze voor naïef wordt gehouden, bij het in twijfel trekken van de houding van de samenleving ten opzichte van nationale grenzen “You’re being naive, Brit says. In so many ways. I’m twelve, the girl says. What do you expect?”p.196
Met schoolkinderen die momenteel de protesten tegen klimaatverandering leiden, is haar verschijning in de roman een prachtig stuk synchroniciteit, en het sprankelende, bruisende geklets tussen haar en Brit is briljant.
In delen van het boek worden kletspraatjes, fabels en retoriek gebruikt om onze hedendaagse waanzin te kanaliseren – de stem van Big Tech dondert : “We want you to look at us and as soon as you stop looking at us to feel the need to look at us again. We want you not to associate us with lynch mobs, witchhunts or purges unless they’re your lynch mobs, witchhunts and purges. We want your pasts and your presents because we want your futures too.” p.122-123 Smith presenteert ze komende uit het Hot Air-notitieboekje van Florence dat Brit stiekem zit te lezen terwijl Florence slaapt. “Though it’s naive, the kind of stuff a school student would write, it’s witty too, and it makes Brit think. Even a twelve-year-old girl can see through a lot of what’s happening in the world right now.“p.199
Spring is vaak botter en explicieter, dan weer, proselytischer en polemischer, dan de speelse, raadselachtige Smith die we gewend zijn. Er zijn dialogen die ergernis en woede uiten over de staat van de wereld die niet helemaal in fictie opgaan: “What’s happened to all the good people of this country? Compassion fatigue, Richard said. Fuck compassion fatigue, she said. That’s people walking about with dead souls. Racism, Richard said. Legitimized. Legitimized division 24/7 on all the news and in all the papers, on so many screens, grace of the god of endless new beginnings, the god we call the internet.”p.67
In een bepaalde passage kritiseert de stem van een vluchteling zeer fel de doorgaans veelgeprezen sympatiserende eigenschappen van fictie: “My face is a breaking point. Don’t mention it. Any time. It’s the face you see on dramas, films, or you picture in your head in the novels about people who aren’t you, the books you read because you love literature, or to kill some free time, the ones that tell the stories let you feel that you’ve felt, you’ve been really importantly moved, more, you’ve understood something major about the history, the politics, of the time you live in. It’s nothing. My pleasure. My face is all about you. My face trodden in mud. My face bloated by sea. What my face means is not your face. By all means. You’re welcome.” p126-127
Dit is een roman ‘that contains multitudes’, en het wonder is dat Smith er zoveel in stopt, van prachtige visionaire natuurfragmenten tot Twitter-obsceniteiten, in een proza dat zo bedrieglijk ontspannend is.
Terwijl verrassende en ontroerende verbanden tussen de drie romans Autumn, Winter en Spring worden onthuld zijn ook de grappen, van somber tot grillig, er niet van de lucht. Naast William Shakespeare en Tacita Dean roept ze de geesten op van Katherine Mansfield en R.M.Rilke, “the two great homeless writers, the great outliers.” p.42 evenals haar geliefde Charlie Chaplin, die een ronddwalende artistieke everyman wordt.
Al tientallen jaren lijkt Smith ‘a glorious one-off’ wiens invloed nu te zien is op jongere schrijvers zoals Eley Williams en Max Porter (Grief is the Thing with Feathers, 2015), even toegankelijke experimentalisten met een onstuitbare liefde voor taal, maar sinds haar Seasonal Quartet ziet Smiths eigen rol in de Britse fictie er steeds belangrijker uit. De laatste pagina roept de lente uit tot “the great connective”. Het is geen slechte typering van Ali Smith zelf.
Met dank aan The Guardian voor deze recensie – vertaling: fp