In een artikel op Neder-L zet Marc van Oostendorp zijn visie op de samenstelling van literaire canons uiteen ondersteund door een presentatie. Hij neemt er de criteria van diverse canons onder de loep o.a. ook die van de Vlaamse KANTL en concludeert:
Het lijkt mij niet overdreven om te concluderen dat de samenstellers van de canons het eigenlijk ook niet goed weten. Een goede samenvatting van al dat intrigerend, belangwekkend, enthousiasmerend, representatief, mooi, waardevol, klassiek, waar, lijkt mij: werken op de canon zijn canoniek [standaard voorgeschreven dus, BK].
En verder:
Er lijkt mij slechts één geldige bestaansreden voor een canon: om mensen aanwijzing te geven over welke boeken ze wel of niet willen of moeten lezen. Dat doet dan weer de vraag rijzen waarom je eigenlijk een bepaald boek zou lezen. Van belang lijken me daarbij twee motieven: een persoonlijk motief (omdat je genoegen ontleent aan het lezen of het gelezen hebben van dat boek), en sociale motieven (omdat je tot de groep mensen wilt behoren die dit boek gelezen hebben en erover kunnen meepraten).
We hebben een samenleving die in sommige opzichten uit elkaar lijkt te vallen, waarin in ieder geval een groot aantal heel verschillende visies op de werkelijkheid vertegenwoordigd zijn. Het is belangrijk voor burgers om een aantal van die verschillende visies te kennen.Maar een belangrijke voorwaarde voor die canon is dan wel dat hij divers is, dat hij indertijd een groot aantal verschillende visies op de wereld uitdraagt. In die zin hoort Astrid Roemer er met grotere zekerheid op dan Jeroen Brouwers.
Bron: Neder-L