“Poëzie maakt samenleving warmer; koudheid bestuur staat daar haaks op”- Antwerpse stadsdichters

Over de kritiek die al een paar maanden terecht woedt rond de weigering van Ruth Lasters’ gedicht LOSGELD.

Een stadsgedicht kan geen politiek manifest zijn.’ Met die kolderieke stelling cancelde de Antwerpse cultuurschepen Nabilla Ait Daoud een gedicht van Ruth Lasters, een stadsdichter die ze zelf had benoemd. Het ging om een lekker fel vers, over en door jongeren. Over heel ons onderwijs eigenlijk, en zijn ingebakken brandmerking van leerlingen met een B-statuut. – Tom Lanoye in Humo – 12/09/22

Hart boven Hard en EPO Uitgeverij steunen de boodschap van ‘Losgeld’, het gedicht dat Ruth Lasters samen met de leerlingen van de Spectrumschool schreef om de discriminatie van niet-ASO-leerlingen aan te kaarten.

bron: Ruth Lasters/fb

Het gedicht werd geweigerd als stadsdichter gedicht door het Antwerpse bestuur. Wij vinden dat gedichten met maatschappijvisie wél een plek verdienen in de openbare ruimte, aldus Sara Eelen, Hart boven Hard en EPO

Nadat Ruth Lasters zich terugtrok als één van de vijf stadsdichters van Antwerpen (1/09/2022) volgde nu ook het ontslag van de vier anderen:

Stadsdichters Antwerpen nemen collectief ontslag: “Poëzie maakt samenleving warmer; koudheid bestuur staat daar haaks op” – VRTNWS – 5/11/2022

vlnr: Cleo Klapholz en Yves Kibi Puati Nelen (Proza-K), Ruth Lasters, Lotte Dodion, Lies Van Gasse en Yannick Dangre – foto: Dries Luyten

Hoe krikken we het taalniveau van onze leerlingen op? 33 procent van de leerkrachten wil langere lesblokken – Knack

Meer tijd, kleinere klasgroepen, beter studieadvies, strengere evaluaties en meer aandacht voor grammatica. Dat is er volgens taalleerkrachten nodig om het niveau van hun leerlingen op te krikken. Maar vooral: ‘Taalvakken mogen niet langer in de schaduw staan van wiskunde en wetenschappen.’

Het gaat niet goed met onze talenkennis. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat het taalniveau van Vlaamse leerlingen daalt, zowel voor Nederlands als voor vreemde talen als Frans, Duits en Engels. In het secundair onderwijs zijn talenrichtingen ook allesbehalve populair. Jongeren, hun ouders en sommige leerkrachten kijken er zelfs een beetje op neer. Logisch dus dat er ook aan hogescholen en universiteiten steeds minder studenten voor een talenopleiding kiezen. Een van de gevolgen daarvan is het penibele tekort aan leerkrachten Nederlands, Frans en ondertussen ook Duits en Engels. En in scholen die met een lerarentekort kampen, daalt het onderwijsniveau onvermijdelijk.

Alle sectoren, van het bedrijfsleven tot de media en de overheid, schreeuwen om taalexperts. Ine Corteville, Vlaams Talenplatform

Die cirkel moet dringend worden doorbroken, vinden de academici die zich in het Vlaams Talenplatform hebben verenigd. In hun nieuwe rapport Naar een talenonderwijs in topvorm doen ze meer dan twintig aanbevelingen die ons uit de impasse moeten helpen. Dat advies is voor een groot stuk gebaseerd op een enquête bij meer dan duizend Vlaamse taalleraars uit het secundair onderwijs. ‘Taalleerkrachten blijken veel vertrouwen in elkaar te hebben, zijn meestal erg geëngageerd, staan open voor verandering en hebben heel concrete ideeën om het talenonderwijs te verbeteren. Dat is echt hoopgevend’, zegt professor Nederlandse literatuur Lars Bernaerts (UGent). Het valt op dat al die leerkrachten Nederlands, Frans, Duits, Engels of Latijn zich wel zorgen maken over de kwaliteit van het talenonderwijs. Ze vinden dat de lat hoger moet worden gelegd.

Vorig schooljaar was Anne, die Frans geeft in een aso-school, klastitularis van een groep zesdejaars uit de richting economie-moderne talen. 6EMT was geen gemakkelijke klas. Geregeld stonden twee groepen leerlingen lijnrecht tegenover elkaar. Ruzies die buiten de school of online oplaaiden, zorgden ook tijdens de lessen voor spanningen. Er ging geen maand voorbij of Anne moest een klasgesprek organiseren om de gemoederen te bedaren. Nog voor de krokusvakantie was het voor haar al duidelijk dat ze haar zesdejaars onmogelijk alle geplande leerstof zou kunnen meegeven.

Bij wiskunde moet je ook eerst de abstracte theorie leren. Dat vindt iedereen normaal. Maar als het over talen gaat, moet alles altijd leuk zijn. Lieven Buysse, hoogleraar Engelse taalkunde (KUL)

Veel taalleerkrachten geven aan dat ze tijd tekort komen. Dat komt om te beginnen doordat ze naast het lesgeven nog een hele resem andere taken hebben. ‘Dat geldt vandaag natuurlijk voor álle leerkrachten’, zegt Bernaerts. ‘Maar wie taalvakken doceert, heeft vaak nog extra werk. Om te beginnen bestaat hun vak uit verschillende disciplines, van taalbeschouwing en vaardigheden tot grammatica en spelling. Daarnaast is taken corrigeren erg tijdrovend. Ze ontwikkelen ook veel van hun lesmateriaal zelf, zijn vaak klastitularis en zetten zich, bijvoorbeeld, in voor de begeleiding van startende collega’s. Dat ze meer tijd willen, zie ik vooral als een roep om erkenning voor alles wat ze doen.’

Er zijn ook heel wat leerkrachten die concreet om meer lesuren vragen. Met de tijd die ze nu voor hun vak hebben, is het volgens hen onmogelijk om de leerstof grondig uit te leggen én hun leerlingen de kans te geven om stof in te oefenen en te automatiseren. Vooral leerkrachten Frans zijn daar vragende partij voor. Nu is dat in deze tijden niet echt een realistisch pleidooi. Niet alleen zijn er zo al niet genoeg taalleerkrachten om al die lesuren in te vullen, scholen hebben ook de grootste moeite om alle nieuwe leerdoelen, van burgerschap tot financiële geletterdheid, in het lesrooster gepropt te krijgen. Een paar jaar geleden werd daar in de eerste graad van het secundair onderwijs zelfs een uur Nederlands voor opgeofferd.

63% van de leerkrachten vindt dat ze niet genoeg tijd krijgen om zich bij te scholen.

‘Daarom is het belangrijk om de tijd die er wel is efficiënt in te zetten’, zegt hoogleraar Engelse taalkunde Lieven Buysse (KU Leuven). ‘Zo zouden veel taalleerkrachten graag meer dan vijftig minuten na elkaar aan dezelfde klasgroep les kunnen geven. Dat is nodig om leerlingen kennis mee te geven, vaardigheden te laten inoefenen en ook nog feedback te geven.’ Om dezelfde reden zou 60 procent van de leerkrachten uit de enquête graag zien dat taallessen zowel in het secundair als in het lager onderwijs in kleinere klasgroepen worden georganiseerd.

Twee dunne romans moesten de leerlingen van het vijfde jaar vorig schooljaar voor Engels lezen. J. las er volgens zijn leerkracht niet één. De boekbesprekingen plukte hij gewoon van het internet. Voor de toetsen die hij moest afleggen, studeerde hij amper. Op zijn eindrapport stond voor Engels een rood cijfer: 45 procent. Toch viel de klassenraad daar niet over. Alle aandacht ging naar zijn fantastische resultaten voor wiskunde en vooral fysica. J. wil later burgerlijk ingenieur worden.

29% vindt de nieuwe eindtermen niet haalbaar.

Taalleraars staan vandaag in veel gevallen voor erg heterogene klasgroepen, en dat maakt hun werk nog moeilijker. Dat komt vooral doordat lang niet alle jongeren die voor een talenrichting kiezen dat uit overtuiging doen. ‘Leerlingen die niet goed zijn in wiskunde en wetenschappen, krijgen vaak het advies om een talenrichting te volgen. Ook als ze daar noch aanleg, noch interesse voor hebben’, legt Buysse uit. ‘Daardoor moeten taalleraars vaak lesgeven aan groepen met aan de ene kant heel gemotiveerde en taalvaardige leerlingen en aan de andere kant uitgesproken taalzwakke jongeren. Dat is een moeilijke spagaat, die de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede komt. Sommige klassenraden en directies moeten zich beraden over de gevolgen van hun studieadvies.’

Daarbij komt dat er voor taalvakken meestal geen echte examens worden georganiseerd. Leerlingen worden beoordeeld op basis van de toetsen en vooral van de taken die ze in de loop van het schooljaar maken. 70 procent van de taalleerkrachten gelooft dat de slaagkansen van hun leerlingen daardoor hoger liggen. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze de taal ook beter beheersen. Volgens nogal wat leraars maakt een systeem van zogenaamde ‘gespreide evaluatie’ het alleen gemakkelijker om voor hun vak te slagen. Sommigen vrezen zelfs dat hun leerlingen niet goed genoeg op het hoger onderwijs worden voorbereid.

92% werkt het liefst met lesmateriaal dat door taalleerkrachten is opgesteld.

Wat ook niet helpt, is dat de resultaten voor taalvakken minder zwaar blijken door te wegen bij deliberaties. ‘Wanneer de klassenraad het rapport van een leerling bespreekt, worden slechte punten voor een taalvak nogal snel onder de mat geveegd’, zegt Tanja Mortelmans, professor Duitse taalkunde (UA). ‘Is iemand niet geslaagd voor Nederlands, Engels, Frans of Duits, dan wordt die sneller gedelibereerd dan bij een onvoldoende voor wiskunde of wetenschappen.’

Om het niveau van het talenonderwijs op te krikken, stellen leerkrachten niet alleen een betere evaluatie voor. Ook de lesinhoud mag best wat pittiger. Bijna de helft vindt dat er vooral in de eerste jaren een grotere nadruk op kennis moet liggen dan op communicatieve vaardigheden. Dat wil zeggen dat er weer meer aandacht naar spelling, spraakkunst en woordenschat moet gaan. ‘Het is moeilijk geworden om leerlingen, leerkrachten en ouders ervan te overtuigen dat je nu eenmaal door de grammatica heen moet als je een taal wilt leren’, zegt Buysse. ‘Bij wiskunde moet je ook eerst de abstracte theorie leren voor je vraagstukken kunt oplossen. Dat vindt iedereen normaal. Maar als het over talen gaat, moet alles altijd leuk zijn. Dat kan natuurlijk niet. Ook taalleerkrachten moeten het signaal krijgen dat ze die abstractere kennis mogen en zelfs moeten overdragen.’ Dat zou taalvakken zelfs wat populairder kunnen maken. Want uit onderzoek blijkt dat richtingen die als gemakkelijk worden ervaren, weinig aantrekkingskracht en prestige hebben.

63% denkt dat talen-richtingen een imagoprobleem hebben.

Er wordt dan ook veel verwacht van de nieuwe richting moderne talen. Vandaag bestaat die al in de tweede graad van het secundair onderwijs en vanaf 1 september 2023 kan ze ook in de derde graad worden opgezet. Het gaat om een volwaardige studierichting die helemaal op zichzelf staat en dus niet in combinatie met bijvoorbeeld economie of Latijn wordt aangeboden. Naast Frans, Engels en Duits krijgen leerlingen in die opleiding ook nog een vierde vreemde taal. Er gaat veel aandacht naar literatuur en ook taaltechnologie en pragmatiek komen er aan bod. Zo zouden jongeren de nodige taalexpertise meekrijgen om bijvoorbeeld fake news op te sporen, big data te verwerken of kritisch naar een ideologisch discours te kijken. ‘We hebben maar een jaar meer om die richting in de kijker te zetten en er zo veel mogelijk mensen voor warm te maken’, zegt Mortelmans. ‘We moeten moderne talen in de markt zetten als een richting die de lat weer hoog legt en taalsterke leerlingen de kans geeft om ambitieus te zijn.’

Saar wil taal- en letterkunde studeren aan de universiteit. Engels-Zweeds lijkt haar een leuke combinatie. Haar ouders vinden dat geen goed idee. Ze zouden liever hebben dat ze wat hoger mikt. Vriendinnen reageren ook al niet erg positief. Wil ze écht haar hele leven voor de klas staan? Omdat ze op den duur begint te twijfelen, schrijft ze zich voor een infodag in. Ze spreekt er een assistent en twee studenten aan. Niemand kan haar vertellen waarom taal- en letterkunde iets voor haar zou zijn. Eind deze maand begint ze aan een studie psychologie.

33% wil in blokken van meer dan 50 minuten lesgeven.

Het secundair onderwijs kan het tij natuurlijk niet in zijn eentje keren. Alle onderwijsniveaus moeten inspanningen leveren. Zo vindt meer dan de helft van de bevraagde leerkrachten dat ook basisscholen ervoor moeten zorgen dat kinderen tegen het eind van het zesde leerjaar een degelijk niveau hebben bereikt. Vandaag is dat lang niet altijd het geval.

En ook het hoger onderwijs speelt een sleutelrol. Vooral ervaren leerkrachten geven aan dat er soms een probleem is met het taalniveau van pas afgestudeerde collega’s. ‘We willen natuurlijk dat er degelijke taalleerkrachten voor de klas staan’, zegt Buysse. ‘Daarom is het niet alleen belangrijk om het taalniveau van studenten aan het begin van de opleiding te meten. Aan het eind moeten ze ook allemaal hetzelfde niveau bereiken. Vandaag liggen die eindniveaus al vast voor alle Vlaamse universiteiten, maar niet voor de hogescholen die lerarenopleidingen aanbieden.’

48% vindt dat er in het begin meer aandacht moet zijn voor kennis dan voor vaardigheden.

Het Vlaams Talenplatform pleit ook voor een grote campagne die jonge mensen enthousiast moet maken voor taal en literatuur. Iets als de STEM- campagnes die Vlaamse jongeren, hun ouders én hun leerkrachten er in de loop der jaren van hebben overtuigd dat richtingen met veel wiskunde en wetenschappen heel prestigieus zijn. ‘We weten dat mensen die talen hebben gestudeerd de samenleving on- noemelijk veel te bieden hebben’, zegt Lieven Buysse. ‘Nu moeten we alleen nog het zelfvertrouwen krijgen om die boodschap overal uit te dragen en om anderen ervan te overtuigen. Het is hoog tijd dat iedereen de hand aan de ploeg slaat. Van de overheid tot basisscholen, het secundair onderwijs en ook alle hogescholen en universiteiten.’

Hoe dan ook moeten de talenopleidingen in het hoger onderwijs op de een of andere manier niet alleen meer studenten, maar ook meer uitstekende studenten aantrekken. Daarbij is de studiekeuzebegeleiding in het secundair onderwijs cruciaal. Het gebeurt nog te vaak dat heel sterke leerlingen met een grote liefde voor taal toch de raad krijgen om een wetenschappelijke richting in te slaan. Maar zelfs als meer jongeren te horen krijgen dat een talenopleiding iets voor hen is, betekent dat niet dat ze zich daar ook voor zullen inschrijven. Volgens 63 procent van de leerkrachten komt dat door het imagoprobleem van de talenopleidingen. 58 procent is ervan overtuigd dat jongeren afhaken vanwege de beroepsperspectieven. Zowel zij als hun ouders denken dat je met zo’n diploma alleen in het onderwijs terechtkunt. ‘Dat is nochtans niet waar’, weet Ine Corteville, beleidsmedewerkster bij het Vlaams Talenplatform. ‘Alle sectoren, van het bedrijfsleven tot de media en de overheid, schreeuwen om taalexperts. Weinig mensen weten bijvoorbeeld dat er aan talen ook een technologische kant zit: taalexperts helpen bij de ontwikkeling van artificiële intelligentie en social robots. Dat moeten we allemaal veel meer in de verf zetten. Laat mensen met een taaldiploma uit heel uiteenlopende sectoren over hun job getuigen.’

Talenonderwijs in topvorm is een rapport van Inge Arteel, Lars Bernaerts, Lieven Buysse, Ine Corteville, Julie Lippens en Tanja Mortelmans.

Met dank aan Ann Peuteman – Knack 7/09/2022

Commentaar bij dit rapport o.a. op Duurzaam onderwijs

Luc Sels en Lieven Boeve over onderwijscrisis: ‘Bindende toelatingsexamens mogen geen taboe meer zijn’ – Knack

Als baas van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en rector van de KU Leuven zagen Lieven Boeve en Luc Sels de onderwijscrisis van mijlenver aankomen. Een politiek falen? Slechts ten dele. ‘De onderwijskoepels zeggen de hele tijd wat de overheid moet doen. Maar negen van de tien maatregelen kunnen ze perfect zelf uitvoeren.’

Op de kast achter het bureau van Lieven Boeve staat een opvallend mooi Mariabeeld. Het is de sedes sapientiae, de zetel der wijsheid, uit het logo van de KU Leuven. ‘Dat heb ik gekregen toen ik afscheid nam als decaan om directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen te worden. Ze waren waarschijnlijk bang dat ik de universiteit anders zou vergeten’, lacht Boeve. ‘Alsof dat zou kunnen’, antwoordt Luc Sels. De rector van de KU Leuven is afgezakt naar de Guimardstraat, het hoofdkwartier van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, om het in de aanloop naar het nieuwe schooljaar over de vele beproevingen van het onderwijs te hebben.

Sels en Boeve kennen elkaar al lang. Ooit waren ze allebei decaan aan de Leuvense universiteit. Boeve van de faculteit theologie, arbeidsmarktspecialist Sels van de faculteit economie. ‘Van bij het begin konden we het heel goed met elkaar vinden’, vertelt Sels. ‘Over interne bestuurskwesties van de universiteit zaten we meestal op dezelfde lijn. We schieten nog altijd heel goed op, maar we hebben nu eerder “een samenwerking op armlengte”. Ik hecht veel belang aan de relatieve autonomie van de verschillende onderwijsnetten en -niveaus. Daarom meng ik me ook zo min mogelijk in de interne keuken van het Katholiek Onderwijs. Al wisselen Lieven en ik daarover natuurlijk wel van gedachten als we elkaar tegenkomen.’ En dat gebeurt best vaak. Zeker nu er de hele tijd moeilijkheden opduiken die zowel het leerplicht- als het hoger onderwijs aangaan. Zoals de grote uitdagingen van de lerarenopleiding en het steeds nijpendere tekort aan leerkrachten.

Ik heb geen enkel bewijs dat het niveau van onze eerstejaarsstudenten gedaald zou zijn.Luc Sels, rector KU Leuven

Net voor het begin van het nieuwe schooljaar moeten veel directies nog in allerijl op zoek naar leerkrachten. Hoe komt het dat er nu nog vacatures bijkomen?l

Lieven Boeve: Doordat er zo veel vacatures zijn, kunnen leerkrachten vaak kiezen waar en wanneer ze willen lesgeven. Het gevolg is dat ze nu ook beginnen te jobhoppen. Sommigen zeggen hun directie plots de wacht aan omdat ze, bijvoorbeeld, de kans krijgen om dichter bij huis te werken. Er zijn zelfs mensen die ontslag nemen uit een vaste benoeming om in een andere school aan de slag te gaan – wat tot voor kort haast nooit gebeurde. Zelfs nu, in de laatste dagen voor het nieuwe schooljaar, haken er nog mensen af. Dat is op dit moment misschien wel het grootste probleem voor onze directies: ze zijn niet zeker dat al hun leerkrachten er op 1 september zullen zijn.

Luc Sels: Het lerarentekort is een heel ernstig probleem. Uit de internationale PISA-studie blijkt dat scholen die ermee worden geconfronteerd lager scoren in wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid en leesvaardigheid.

Boeve: Dat is natuurlijk dramatisch voor de kwaliteit van ons onderwijs.

Sels: Zeker. Toch vind ik het een slechte zaak dat we de hele tijd op dat lerarentekort focussen. De indruk dat het allemaal kommer en kwel is, komt het imago van het onderwijs echt niet ten goede. Potentiële leerkrachten worden er eerder door afgeschrikt dan aangetrokken. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat het lerarentekort een gevolg is van de krapte op de hele arbeidsmarkt. Het onderwijs is niet eens de zwaarst getroffen sector. De ICT, de zakelijke dienstverlening en de horeca delen nog veel meer in de klappen. Alleen valt het daar minder op als vacatures niet ingevuld raken. Als er geen bekwame leerkracht voor de klas staat, dan merkt iedereen dat meteen. Ik ben ervan overtuigd dat het lerarentekort vanzelf zal inkrimpen zodra de arbeidsmarkt weer ontspant.

We krijgen een ander beeld als we het onderwijs met andere sectoren vergelijken?

Sels: Natuurlijk. Een derde van de startende leerkrachten stapt al na vijf jaar weer uit het onderwijs. Tel daar de mensen bij die een lerarenopleiding hebben gevolgd maar meteen daarna voor een andere sector kiezen en je kunt stellen dat na vijf jaar maar de helft van de professionele bachelors (afgestuurd aan een hogeschool, nvdr) en een vijfde van de mensen met een educatieve master (afgestudeerd aan een universiteit, met een lerarenopleiding, nvdr) in het onderwijs aan de slag is. Daar wordt dan geregeld alarm over geslagen, maar in andere sectoren is dat echt niet anders. In de eerste vijf, zes jaar van een loopbaan komt jobhoppen nu eenmaal veel voor.

Typisch voor het onderwijs is wel dat weinig mensen aan het begin van hun loopbaan van een andere sector naar het onderwijs overstappen. Dat gebeurt doorgaans pas later. Handelsingenieurs met een educatieve master beginnen hun carrière ook zelden in het onderwijs. Ze hebben keuze zat en ze krijgen in andere sectoren vaak een hoger startloon. Maar die handelsingenieur heeft vaak wel de ambitie – of toch de interesse – om later les te geven. We moeten ervoor zorgen dat we ze vasthouden voor de langere termijn.

Boeve: Dat is net waarom we willen dat zij-instromers tot twintig jaar anciënniteit vanuit een andere sector naar het onderwijs kunnen meebrengen. Met de tien jaar anciënniteit die vandaag in rekening mag worden gebracht, kunnen we wel dertigers aantrekken, maar geen veertigers en zeker geen vijftigers. Het is belangrijk dat het onderwijs op dat vlak meer marktconform wordt. In andere sectoren is anciënniteit ook een belangrijke factor bij loononderhandelingen.

Luc Sels: ‘Ik wilde dat ik in de lagere school het onderwijs had gekregen dat mijn kinderen vandaag genieten.’
Luc Sels: ‘Ik wilde dat ik in de lagere school het onderwijs had gekregen dat mijn kinderen vandaag genieten.’ © DEBBY TERMONIA

Zou het in tijden van lerarentekort ook geen goed idee zijn dat alle scholen van het Katholiek Onderwijs leerkrachten toelaten om een hoofddoek te dragen?

Boeve: In een katholieke dialoogschool zou een lerares met een hoofddoek geen probleem mogen zijn. Er zijn ook al een aantal katholieke scholen waar vrouwen met een hoofddoek welkom zijn. Sommige van onze congregaties zijn zich er maar al te goed van bewust dat ze ooit door mensen met een hoofddoek zijn opgericht. Andere schoolbesturen wachten nog af. Daar heb ik ook begrip voor. Kinderen en jongeren zijn nu eenmaal gevoelig voor sociale druk. Niet alleen wat een hoofddoek betreft, maar voor alles wat met kleding te maken heeft. In een opvoedingscontext moet je ook daar rekening mee houden.

U, als baas, zou kunnen zeggen: ‘Leerkrachten met een hoofddoek moeten op elke katholieke school welkom zijn.’

Boeve: Ik ben niet de baas van al die scholen. Het zijn de schoolbesturen die daarover beslissen. Wel steun ik elke school die hoofddoeken toelaat. Ik merk dat het onderwerp steeds meer bespreekbaar wordt en dat meningen aan het verschuiven zijn. Daar ben ik heel blij om.

Sels: Het zou toch mooi zijn als Katholiek Onderwijs Vlaanderen een krachtiger signaal zou geven. Eigen aan de katholieke achtergrond van de KU Leuven is dat je vrij je eigen religie kunt beleven zolang het met respect en in dialoog met andere religies gebeurt. De hoofddoek is dus geen punt. Bij de traditionele eucharistieviering aan het begin van het nieuwe academiejaar zal het altaar ook weer door verschillende religies worden gedeeld.

Ondertussen zetten heel wat scholen leerkrachten in die niet het juiste diploma hebben. Moeten we ons daar zorgen over maken?

Boeve: Het komt geregeld voor dat iemand die niet over de juiste vakbekwaamheid beschikt zich met veel enthousiasme aanmeldt voor een job die anders niet ingevuld raakt. Ik vind dat zulke mensen de kans moeten krijgen om te beginnen terwijl ze ondertussen een aantal didactische vakken volgen aan een universiteit of hogeschool.

Sels: Vandaag verdienen mensen die de juiste vakbekwaamheid nog niet hebben minder dan andere leerkrachten. Dat is geen goede zaak. Toen Shell in 2019 honderden banen schrapte in Nederland, werd meteen een traject uitgetekend om boventallig personeel, meestal sterke technische profielen, naar het onderwijs te leiden. Die mensen konden heel snel op een school aan de slag en kregen er het normale startloon voor iemand met hun anciënniteit. Ondertussen volgen ze ook een educatieve opleiding zodat ze na drie jaar lesgeven de vereiste vakbekwaamheid hebben. Een heel sterk model vind ik dat.

Boeve: Daarbij is het natuurlijk ook belangrijk dat er verkorte opleidingstrajecten worden opgezet zodat het doenbaar is om tezelfdertijd les te geven en te studeren.

Sels: Dat is zo. Vandaag lijkt onze opleiding voor een zij-instromer met twintig jaar ervaring in een andere sector nog te veel op die voor een twintigjarige student zonder enige werkervaring. Om meer mensen uit andere sectoren aan te trekken, is overal in het onderwijs een grotere flexibiliteit en meer maatwerk nodig. Zo zie ik ook veel potentieel in hybride loopbanen. Veel professionals zouden best een paar uur per week in het onderwijs willen staan, maar dan wel in combinatie met een job in een andere sector. Nu wordt dat heel erg bemoeilijkt en daardoor missen we een groot potentieel.

Een lerares met een hoofddoek zou geen probleem mogen zijn. Sommige van onze congregaties beseffen maar al te goed dat ze ooit door mensen met een hoofddoek zijn opgericht.Lieven Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Er zijn andere spelregels nodig?

Boeve: Het regelgevende huis van het onderwijs is gewoon uitgewoond – van de schoolorganisatie en de financiering tot de lerarenloopbaan. In de loop der jaren zijn er zo veel koterijen bijgebouwd dat niemand er nog wijs uit raakt. Ik denk dat er in heel Vlaanderen maar vijf mensen rondlopen die écht weten hoe alles in elkaar zit. Door de regels die de overheid oplegt, wordt een modern personeelsbeleid in scholen dat de vergelijking met andere sectoren kan doorstaan zo goed als onmogelijk.

Daarom hebben we echt een soort New Deal nodig. In juli hebben de onderwijsverstrekkers aan Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) gevraagd dat er sociale onderhandelingen kunnen komen over de schoolorganisatie en de manier waarop we leerkrachten inzetten. Eigenlijk zouden we van een wit blad moeten kunnen beginnen. Wat zijn de onderliggende principes? Hoe brengen we die het best in de praktijk? Het zal natuurlijk niet lukken om helemaal van nul te vertrekken – dat besef ik ook wel – maar we moeten toch proberen zo veel mogelijk naar de basis terug te keren.

Sels: In de jaren negentig heb ik onderzoek gedaan naar taak- en functiedifferentiatie in het onderwijs. De suggesties die we toen formuleerden, hoor ik nu nog altijd terugkomen. Goed 25 jaar later is daar dus bitter weinig van in de praktijk gebracht.

Boeve: Dat is net mijn frustratie! Veel van de voorstellen die we nu naar voren schuiven, stonden al in het memorandum dat we in 2019 hebben opgesteld. We zijn daar toen mee naar de regeringsonderhandelingen getrokken, maar in het Vlaamse regeerakkoord is er niets van terug te vinden. Toen kampten we nog niet met zo’n groot lerarentekort en dus lag niemand wakker van de organisatie van het onderwijs. Politici zijn de urgentie pas beginnen inzien toen het huis al in brand stond.

Sels: Nu moet ik toch even streng voor je zijn, Lieven. Alle onderwijskoepels zeggen de hele tijd welke initiatieven de overheid zou moeten nemen. Maar negen van de tien maatregelen die jullie voorstellen, kunnen jullie perfect zelf in de praktijk brengen. Onlangs nog pleitte Koen Pelleriaux van het GO! gemeenschapsonderwijs voor de mogelijkheid om in het secundair onderwijs aan grotere klasgroepen les te geven. Zo zou er meer tijd vrijkomen om leerlingen die dat nodig hebben in kleine groepjes bij te staan. Nu vind ik dat helemaal geen verstandig voorstel, maar als hij er echt in gelooft, zouden ze daar in het gemeenschapsonderwijs morgen al mee kunnen beginnen. Daar hoef je echt geen decreet voor aan te passen. De koepels en de scholen dragen zelf ook verantwoordelijkheid.

Boeve: Ik neem je kritiek zeker ernstig. Het ís zo dat er meer zou kunnen gebeuren. Maar we hebben wel al vaak initiatieven genomen – bestuurlijke schaalvergroting, bijvoorbeeld – die binnen de kortste keren om politieke redenen werden getorpedeerd. Dat is toch wel een probleem.

Lieven Boeve: ‘Er zijn in heel Vlaanderen misschien vijf mensen die écht weten hoe het onderwijs in elkaar zit.’
Lieven Boeve: ‘Er zijn in heel Vlaanderen misschien vijf mensen die écht weten hoe het onderwijs in elkaar zit.’ © DEBBY TERMONIA

Onlangs hebt u dan weer de plannen van de overheid getorpedeerd. Eerst vernietigde het Grondwettelijk Hof de eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs nadat Katholiek Onderwijs Vlaanderen die had aangevochten. En nu wilt u ook van de eindtermen voor de eerste graad af.

Boeve: Dat is echt geen nieuwe stap in onze strijd voor vrijheid van onderwijs. Ze hebben ons simpelweg geen andere keuze gelaten. In de eerste graad zijn de nieuwe eindtermen nu al drie jaar van kracht. Wij hebben ze vertaald in leerplannen die door de leerkrachten van het Katholiek Onderwijs worden gebruikt. Maar onlangs hebben we de boodschap gekregen dat die leerplannen volgend jaar niet meer worden goedgekeurd omdat ze niet genoeg op de eindtermen afgestemd zouden zijn. Als we nu alternatieve eindtermen indienen is dat dus om ervoor te zorgen dat onze leerkrachten met dezelfde leerplannen kunnen blijven werken en hun voorbereiding en materiaal kunnen behouden. Wat is het alternatief? Dat die leerplannen in mei worden vernietigd en er aan het begin van volgend schooljaar chaos heerst in alle katholieke scholen, die nog altijd 70 procent van het Vlaamse onderwijs uitmaken?

Sels: Ik sta erbij, ik kijk ernaar en ik slaak een diepe zucht. Ik begrijp de logica wel, maar die heisa over de eindtermen in de eerste graad is wel het laatste wat we nu nodig hebben. Al dat gekissebis komt het imago van het onderwijs echt niet ten goede. De eindtermen voor de eerste graad zijn onder minister Hilde Crevits (CD&V) door iedereen goedgekeurd. Ook door Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Dat daar nu op wordt teruggekomen, vind ik droevig. Ik zeg niet dat jullie een in- schattingsfout maken. Want de onderwijsinspectie had zich tijdelijk wat soepeler kunnen opstellen. Zo hadden jullie tijd kunnen kopen en konden leerkrachten de huidige leerplannen blijven gebruiken tot de discussie over de eindtermen in de tweede en derde graad zijn afgerond. Hoe dan ook heb ik maar één boodschap voor alle onderwijsspelers, van het beleid tot de koepels en de inspectie: get your act together.

Boeve: Ik vind die hele situatie ook intriest. Na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de eindtermen voor de tweede en derde graad heb ik de inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie gevraagd of de inspectiedaar rekening mee zou houden bij het beoordelen van onze leerplannen voor de eerste graad. Tevergeefs. Dus hebben we voor de veiligste weg gekozen en laten we ons nu juridisch ondersteunen. Door de KU Leuven trouwens.

Sels: Door professoren van de KU Leuven! (lacht)

De eindtermen in het secundair onderwijs hebben ook impact op de instroom in de universiteiten en hogescholen. Hoe is het met het gesteld met het niveau van de eerstejaarsstudenten?

Sels: Ik heb geen enkel bewijs dat het niveau van de studenten gedaald zou zijn, al zal een achteruitgang in de PISA-resultaten zich ongetwijfeld ook bij ons laten voelen. De slaagcijfers in onze bacheloropleidingen verschillen ook niet zoveel van die van dertig jaar geleden. De problemen waar wij aan de universiteit mee te maken krijgen, hebben eerder met mismatchen te maken. Te veel jonge mensen kiezen na het secundair onderwijs voor een studie die onvoldoende bij hun capaciteiten aansluit. Op zich is het prachtig dat iedereen om het even wat kan studeren. Maar als we op basis van iemands voortraject weten dat hij of zij in een bepaalde opleiding nauwelijks kans van slagen heeft, lijkt het me legitiem om die keuze wat meer te sturen.

Op zich geloof ik wel dat iedereen recht heeft op zijn mislukking, maar het totale volume aan verloren jaren wordt zo wel erg groot en dat kost de samenleving veel geld. In sommige opleidingen in de menswetenschappen slaagt vandaag maar 6 tot 10 procent van de eerstejaars meteen voor alle vakken. In mijn domein, de economie en bedrijfswetenschappen, is dat 9 procent. Nu al hebben we aan de KU Leuven de regel ingevoerd dat studenten die in het eerste jaar geen 30 procent van hun studiepunten hebben verworven het jaar niet mogen overdoen. We weten namelijk dat wie onder die grens blijft, ongeveer nul procent kans heeft om ooit zijn diploma te behalen. In sommige opleidingen geldt dat voor 40 procent van de eerstejaars. Door die studenten wat vroeger richting te geven, hadden we hen die mislukking kunnen besparen.

Hoe wilt u de studiekeuze van jonge mensen dan sturen?

Sels: Op dit moment worden er gestandaardiseerde proeven uitgewerkt die de leerlingen van alle Vlaamse scholen, over alle koepels en netten heen, zullen moeten afleggen. Daarop zouden wij dan onze systemen voor toegang tot het hoger onderwijs kunnen bouwen.

Boeve: Op zich ben ik niet tegen gestandaardiseerde proeven. Binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen hebben we zelf al zo’n systeem: de interdiocesane proeven. Alleen gebruiken we die louter om de kwaliteit van de scholen te meten. Er worden geen stringente gevolgen aan gekoppeld voor de leerlingen zelf. Ik zie niet in waarom er één systeem voor de scholen van alle netten moet komen. Bovendien vind ik het geen goed idee om de resultaten ervan te gebruiken om jonge mensen in hun studiekeuze te beperken. Hoe meer directe gevolgen je aan toetsresultaten geeft, hoe meer de resultaten worden scheefgetrokken, dat leren we van ons omringende landen. Uit onderzoek blijkt dat klassenraden doorgaans wel heel betrouwbaar studieadvies geven. Die raden bestaan dan ook uit leraren die de leerling langere tijd hebben opgevolgd.

Sels: Ik ontken niet dat het oordeel van de klassenraad erg belangrijk is, maar ook dat oordeel zou mee gevoed kunnen worden door de resultaten van gestandaardiseerde proeven. Als én de klassenraad ontraadt, én de resultaten van de gestandaardiseerde proef tegenvallen, én ook de ijkingstoets niet goed was, dan zou een leerling nog veel krachtiger de boodschap moeten krijgen: ‘Het spijt ons, maar met al deze informatie is het een slecht idee om, bijvoorbeeld, aan een opleiding tot burgerlijk ingenieur te beginnen.’ Dat is een gewaagde uitspraak – dat besef ik – maar we moeten volgens mij echt naar een dergelijk systeem evolueren.

Boeve: Nu al gebeurt het geregeld dat een klassenraad een leerling afraadt om aan een bepaalde studie te beginnen. Het enige minpunt is dat scholieren en hun ouders dat advies perfect naast zich neer kunnen leggen. De vraag is dan: zijn we bereid om op de vrije keuze van onderwijs in te boeten omdat een aantal mensen daar misbruik van maakt?

Sels: Voor een aantal opleidingen aan de universiteit mogen bindende toelatingsexamens geen taboe zijn. We hebben die nu al voor geneeskunde. Naargelang we over meer informatie beschikken en over valide toetsen, moeten we dat ook voor andere opleidingen durven te bespreken.

Deze week begint het nieuwe schooljaar. Wordt het even woelig als het vorige?

Sels: We moeten echt ophouden met zo veel nadruk te leggen op de problemen in ons onderwijs. Er gebeuren ook heel veel mooie dingen. Ik heb zelf nog jonge kinderen. Acht en twaalf zijn ze. Elke dag weer sta ik in bewondering voor wat de leerkrachten op hun school allemaal doen. Die zijn niet alleen bijzonder gemotiveerd, ze nemen ook heel wat taken op die eigenlijk bij de gezinnen thuishoren. Ik wilde dat ik in de lagere school het onderwijs had gekregen dat mijn kinderen vandaag genieten. Dat moeten we blijven benadrukken, want anders maken we het probleem almaar erger.

Boeve: Ik erger me mateloos aan die dramatisering. Als je de berichtgeving mag geloven, lijkt het soms alsof niemand in het onderwijs zijn werk nog naar behoren doet. Onzin, natuurlijk. In Vlaanderen hebben we nog altijd heel degelijk onderwijs. Wel is de maatschappelijke realiteit veranderd. Er zijn steeds meer leerlingen die extra zorg nodig hebben – om maar iets te noemen. Vandaag zitten er in het buitengewoon onderwijs alweer evenveel leerlingen als voor de invoering van het M-decreet, maar toch blijft de zorgvraag in andere scholen exponentieel toenemen. Als ik dan de zoveelste analyse lees van iemand die vindt dat de nadruk in ons onderwijs te veel op welzijn ligt en te weinig op leren, denk ik: ‘Ja jongens, ga zelf maar eens voor de klas staan.’ Ik ben het dus helemaal met Luc eens. In plaats van de hele tijd uit te leggen wat er allemaal misgaat, zouden we beter benadrukken dat er in onze scholen prachtig werk wordt verricht. Dan zullen misschien ook meer mensen zin krijgen om er daar te werken.

Luc Sels

– 1967: geboren in Merksem

– 1995: doctor in de sociale wetenschappen (KU Leuven)

– 2002: Francqui-leerstoel aan de Universiteit Antwerpen

– Sinds 2004: gewoon hoogleraar economie (KU Leuven)

– 2009-2017: decaan van de faculteit economie en bedrijfswetenschappen (KU Leuven)

– Sinds 2017: rector KU Leuven

– Directeur van het Steunpunt Werk en lid van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

– Lid van de algemene vergadering van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Lieven Boeve

– 1966: geboren in Veurne

– 1995: doctor in de godgeleerdheid (KU Leuven)

– Sinds 2004: gewoon hoogleraar theologie

– 2008-2014: decaan van de faculteit theologie en religiewetenschappen (KU Leuven)

– 2012-2014: voorzitter van het Academisch Vormingscentrum voor Leraren (KU Leuven)

– Sinds 2014: directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen

– Lid van de inrichtende overheid van de KU Leuven

Met dank aan Ann Peuteman en Jeroen de Preter – Knack 31/8/2022

Weekendje Oostduinkerke en hinterland ***

Vrouwelijke garnaalvisser te paard – Oostduinkerke – Strand

Het is alweer een paar weken gelegen maar toch nog een blogberichtje waard nu 11 juli er aankomt. Omdat de wandelclubs van Wandelsport Vlaanderen opnieuw uitnodigen tot wandelen overal in ’t land, koos ik voor het laatste weekend van juni Oostduinkerke uit om er de Paardenvisserstocht te maken georganiseerd door Wandelclub Nieuwpoort. Gedurende dat weekend vinden er de Garnaalfeesten plaats en te dier gelegenheid bruist het centrum van Oosrduinkerke van de activiteiten.

Oostduinkerke -Strand

Het evenement is een jaarlijkse ode aan de zee in het algemeen en de garnaalvissers in het bijzonder. Oostduinkerke, deelgemeente van Koksijde, is namelijk de enige kustgemeente ter wereld waar tot op vandaag te paard garnalen worden gevangen. En in 2013 heeft Unesco de garnaalvisserij te paard opgenomen op de lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed.

Folkloremarkt – Fabiolaplein

Gedurende dat weekend werden dan Mieke Garnaal en haar eredames aangesteld, was er op het Fabiolaplein een folkloremarkt, en op een buitenbuhne op de Zeedijk werd het straattheater Mariette Crevette opgevoerd in het zuiverste Westvlaams.

In de late namiddag, jammer genoeg in de druilregen, kregen we een optocht van de garnaalvissers te paard te zien begeleid door de plaatselijke harmonie die populaire deuntjes ten beste gaf en daardoor alle aanwezigen in een uptime-gevoel bracht. Drommen aanwezigen volgden de optocht naar zee waar de wedstrijd garnaalvissen te paard en te voet plaatsvond.

Mariakapel – Oostduinkerke

Zondagochtend ving dan aan met de Vissersmis in de Mariakapel gevolgd door het kampioenschap garnalen pellen en de Zeewijding van op de Zeedijk. Op het Astridplein wisten voor de middag folkloredansgroepen het publiek te enthousiasmeren en voor de Garnaalstoet hadden in de namiddag tal van toeschouwers zich langs de straten gepositioneerd.

Standbeeld Paul Delvaux, burger van Veurne – Stadspark Veurne

Zelf bracht ik ook nog een bezoek aan Veurne, waar ik een nachtje logeerde, en een korte stadswandeling maakte. En hier kom ik bij 11 juli. Terwijl ik op zaterdagavond de slaap probeerde te vatten, werden in het stadspark de pannen van het dak gezongen tijdens de meezingavond van Vlaanderen Zingt. Het moet die avond wijd en zijd geklonken hebben over ‘het vlakke land’ van Veurne en Diksmuide.

Nu goed, Vlaanderen heeft in de Westhoek veel leuke plekjes die doorgaans prima bereikbaar zijn met openbaar vervoer. Als 65+-er geniet je dan ook van interessante tarieven. Alles gebeurt weliswaar wat trager maar des te aandachtiger, bewuster en ecologischer. 😉

Kiev direct…

Foto door Judit Peter op Pexels.com

Oorlogsjournaliste Joanie De Rijcke is in Kiev en vertelt hoe de situatie er momenteel is:

https://radio1.be/luister/select/de-ochtend/journaliste-in-kiev-de-sfeer-in-de-stad-wordt-steeds-grimmiger

“De burgers zijn altijd dé grote slachtoffers in een oorlog”, schrijft Rudi Vranckx, oorlogsjournalist bij de Vlaamse omroep. Hij ziet het dan ook als zijn plicht om hen te vertegenwoordigen, vanuit een soort ideologie die de oorlogsreporters vandaag kenmerkt. Ze worden de stem van het volk, van de onderdrukten in oorlogsgebied en zijn betrokken bij het wel en wee van de gewone mensen. Die betrokkenheid komt ook tot uiting in de drang om de waarheid te achterhalen. Een zoektocht waarin regels opgelegd door politieke en militaire machthebbers omzeild en gehaat worden door de journalisten. Enkel een onafhankelijk journalist is een volwaardig journalist, volgens Nederlands oorlogscorrespondent Joerie Boom, en allemaal vermijden ze de militaire controle waar mogelijk. Want een dissidente stem vertolken, dàt is waar oorlogsjournalistiek om draait. En zo wordt hun verslaggeving een soort kruistocht, waarin zij de kruisvaarders zijn die hun idealen najagen.

Meer lezen: In the mind of the war correspondent. Een onderzoek naar de professionele identiteit van de oorlogsreporter. -Hanna Clarys

Al het blauw – Peter Terrin****

Enkele maanden geleden werd ik door een artikel in Knack aangezet om deze roman te gaan lezen. De recensie bleef maanden op mijn bureau liggen: een nieuwe van Peter Terrin die een lovende beoordeling kreeg. Ik had hem ook het boek zien voorstellen op De afspraak. Welaan dan, deze week was het eindelijk zover.

Mijn eerste indruk was bevreemding: wie was wie? [Om te weten wat je nog niet weet moet je gaan langs de weg van het niet-weten, BK] In welke romantijd was ik beland? De tachtiger jaren van vorige eeuw bleek even later. De romanruimte: een zwembad, annex café Azzura, een verlaten fabrieksterrein in de buurt en een sociale woonwijk. De personages: Simon, een twintiger en zijn familie en vrienden; Carla, een barmeid en haar John, trucker-eigenaar van Azurra.

Eens doorheen de eerste bevreemdende bladzijden bleek Al het blauw een pageturner die me bleef verrassen, die hoofdstuk na hoofdstuk mijn mening over de personages bijstelde en met name over het hoofdpersonage Simon, de twintiger met een sterke moederbinding die de smaak van de vrijheid proeft en in zijn beslissingen, of het nu om studeren of de liefde gaat, vrij radikaal en onherroepelijk is.

Over het slot van de roman heb ik verbaasd gestaan. Het laat je wat onvoldaan achter en toch … onderschat de auteur niet. Waarom zegt de persoon die op het fabrieksterrein lag/zit wat hij zegt? Waarom zegt/doet Carla wat ze zegt/doet? En Simon?

Geen grootse klassieke tragedie speelt zich hier af, al is de spanning nooit weg en stevent de verhaallijn af op een mogelijke catastrofe voor de hoofdpersoon. Het gaat veeleer om een probleemsituatie in mineur, waarin de hoofdspelers, gedreven door de egocentrische driften van passionele liefde en haat, uiteindelijk elk een uitweg moeten zoeken.

Wat anderen over de roman schreven:

Al het blauw is meer geworteld in een wereld die ook de onze zou kunnen zijn, in tegenstelling tot veel van Terrins andere werk, waarin de wereld opmerkelijk grauw, hard en onverschillig is – tot in de details. De personages ondergaan nu eens niet de extreemste dingen (zoals een brute moord in Blanco, een persoonsverwisseling in Patricia of een dochtertje in coma in Post Mortem), maar hebben alledaagsere zorgen: een slecht huwelijk, een heimelijke verliefdheid, een kinderwens. – de Volkskrant 12/02/2021

Peter Terrin wil naar eigen zeggen zijn verhalen niet laten bezoedelen door zijn ‘schrijvende, formulerende ego’. Hij is de kok die zijn gerechten niet kruidt om zo de pure smaak van de ingrediënten te bewaren. Maar als die niet van topkwaliteit zijn, hou je gewoon zoutloos eten over.

Wat dus, als het verhaal het soapniveau niet overstijgt? Wat als het een simpel affaire-scenario over een zoekende bijna-twintiger, een barvrouw van 41 en haar echtgenoot met losse handjes betreft? Dan volstaat het niet om in de eerste zin een lichaam te droppen op het parkeerterrein van een verlaten fabrieksgebouw en de hele roman te laten drijven op de vraag wie van de drie plat op de rug eindigt. Dan heb je talige bravoure nodig om de lezer bij de liefdesles te houden.

Nu is de westerse literatuur grotendeels gebouwd op het soort amoureuze driehoek die Terrin in Al het blauw beschrijft. Daar mogen we Terrins voorgangers dankbaar voor zijn, maar dat we hun verhalen over onstuimige liefde, gekrenkte eer en andere al te menselijke aangelegenheden vandaag nog lezen, heeft meer te maken met hun stijlgevoel dan met de precieze constellatie van de drie lichamen in hun verhalen.

Helder schrijven is niet hetzelfde als stijlloos schrijven. Af en toe rijgt de man die in 2012 met Post mortem de AKO Literatuurprijs won, zijn bijzinnen aaneen tot een herkenbaar, troostend of onheilspellend beeld. Terrins romans komen tot leven in de sfeer die de schrijver steeds weet te creëren. Ook deze in de jaren 80 gesitueerde vertelling over liefde aan de rand van een zwembad en van het maatschappelijk aanvaarde krijgt kleur wanneer Terrin de omgevingsgeluiden opsomt die zijn hoofdpersonage hoort in de avondzon, of wanneer hij de geur van een zwembadcafé en de witte aanslag op de ramen omschrijft. Op de momenten waarop Terrin zichzelf toestaat om buiten de grenzen van het strikt verhalende te treden, krijgt zijn roman een in de klare lijn opgetekend gezicht.

Terrins uitgepuurde stijl en zijn fotografenblik lenen zich perfect voor het detail van een momentopname, maar de al te zuivere zinnen zorgen ook om de zoveel bladzijden voor een banaal stukje dialoog, een al te letterlijke explicitering van een gevoel of een weinigzeggende karakterbeschrijving. Aan het einde ken je de lievelingskleur van de hoofdpersonages, maar weet je nog steeds niet wat hen nu zo onherroepelijk in elkaars armen dreef.

Peter Terrin schrijft steevast volgens het ‘stille waters hebben diepe gronden’-principe. Hij weet vakkundig de indruk te wekken dat er heel wat sluimert onder het spiegelende blauwe oppervlak van zijn vertelling, maar je kunt sfeer scheppen tot het putje leeg is, af en toe wil een lezer ook simpelweg kopje-onder gaan in een overdonderende zin. – De Standaard 13/02/2021

Dankzij de boeiende personages, de geslaagde perspectiefwissels en Terrins prikkelende stijl staat Al het blauw garant voor een intense leeservaring. Al het blauw is onmiskenbaar Terrin, maar toch ook weer anders. Het is zowel een talige als visuele trip, werelds en onwerelds tegelijkertijd, het vertelt een intiem, melancholisch verhaal op een bijna zuiver, afstandelijk wijze. Al het blauw doet verlangen naar ‘al het blauw’een glimp van het goddelijke gedurende één ogenblik. Achteraf zal het lijken alsof twee levens elkaar kort schampten, zoals de auto’s in de aanrijding uit de epiloog, voor ze de richtingaanwijzer aanzetten en elk een andere richting uit rijden. Maar ook wat kennelijk geen impact heeft gehad, vormt een onmiskenbaar deel van wie of wat we zijn: ‘In haar achterhoofd daagt een verre herinnering, aan liggen op de grond en staren naar het blauw, aan het gevoel op te stijgen in een duizelingwekkende vrijheid.’ – de Reactor 10/05/2021

In Al het blauw legt Peter Terrin de nadruk op wat we zien en voelen, niet op wat we zouden moeten zien en moeten voelen, niet op de expliciete emoties van zijn figuren. – De Groene 24/02/2021

Lees kinderen vandaag gedichten voor – Stijn De Paepe

Foto door Lina Kivaka op Pexels.com
Lees kinderen vandaag 
gedichten voor
en fluister zachtjes
verzen in hun oor.

De tijd is rijp,
dus bloemlees en begin.
Niet alles wat geen nut heeft,
heeft geen zin.

Stijn De Paepe

bron:  Kleutergewijs

Stijn De Paepe schreef in zijn bekende stijl ook een bundel voor kinderen: Het lijkt wel een feestje, Lannoo, 2020

%d bloggers liken dit: