Compassie. De geschiedenis van het machinegeweer – Milo Rau – NTGent****

We moeten de mensen geven  wat ze niet willen zien, meent theatermaker Milo Rau. Zijn stuk Compassie. De geschiedenis van het machinegeweer was woensdagavond te gast in de Stadsschouwburg van Leuven. Gommer Van Rousselt, ex-dramaturg van het NTGent, gaf  in de foyer een inleiding op de voorstelling. Hij beklemtoonde de internationale faam van en waardering voor Milo Rau en had het over zijn stukken Five Easy Pieces (over Marc Dutroux) en La Reprise (de moord op een homoseksuele moslim in Liége). Hij meende dat Viktor E. Frankl’s boek Man’s search for meaning op de leeslijst van de middelbare scholen zou moeten staan en maakte duidelijk dat juist die zoektocht naar zin de passie uitmaakt van Milo Rau. Zijn stukken zijn politiek geëngageerd en een scherpe aanklacht tegen alle vormen van geweld in de wereld. Het gaat Rau om de toestand waarin de wereld zich bevindt, een Global Reality, waarbij hij o.a. in Compassie de vraag stelt Waarom één dode aan de grenzen van Europa (Aylan Kurdi) zwaarder weegt dan duizend doden in de Congolese burgeroorlog? Hij tast de grenzen van ons medeleven af maar ook de grenzen van het Europese humanisme. Hij wil aanzetten tot actie, richtte het International Institute of Political Murder (IIPM) op waarin een wereldwijde democratie wordt voorbereid en mogelijke aspecten van een toekomstig wereldparlement vorm krijgen.

In het Manifest van Gent, van het NTGent waar hij als artistiek directeur een breed stadstheater wil uitbouwen, lezen we:

Eén: Het gaat er niet alleen meer om de wereld voor te stellen, het gaat erom die wereld te veranderen. Doel is niet om de realiteit voor te stellen, maar om de voorstelling zelf reëel te maken.

Met dit uitgangspunt in het achterhoofd keek ik naar Compassie. De geschiedenis van het machinegeweer.

foto: NTGent

Rau bouwt zijn voorstelling op rondom twee personages. De een is een achtentwintigjarige, gevluchte Hutu uit Rwanda, Olga Mouak. Zij is aan het woord in de proloog  en de epiloog. Ze verloor haar ouders  bij een massaslachting. Ze overleefde en werd via de jezuïeten geadopteerd door een zwart Frans koppel uit een dorp vlakbij Orléans. Van achter haar bureau vertelt Olga Mouak die geschiedenis voor een camera, zodat we haar gezichtsuitdrukkingen goed kunnen zien. Het bureau staat links. Ervoor een grote hoop (aangespoelde? achtergelaten?) rommel, waarachter rechts een katheder is geplaatst. Daarachter verschijnt niet veel later Els Dottermans. In haar lange monoloog vertelt ze de geschiedenis van de actrice die ze is en het proces van de totstandkoming van de voorstelling.

In de vorm van een lezing introduceert ze beelden van Syrische en Afghaanse vluchtelingenkampen, die ze bezocht met haar regisseur. Dottermans’ gezicht is eveneens uitvergroot op het scherm, net als de foto’s die ze soms toont en die haar ‘naïeve’ verhaal ondersteunen. Daarop onder andere jonge, goed in de kleren zittende mannelijke vluchtelingen. Ook het beeld van het aan de kust van  Bodrum verdronken Syrische jongetje Aylan Kurdi komt voorbij. Dottermans vertelt over het repetitieproces met haar regisseur, die de vader van Aylan live had willen bellen in de voorstelling. Handig koketteert Rau hier met zijn renommée. Het voedt de cynische ondertoon in het spel van Dottermans: ‘Hij kan dat, deze regisseur.’

foto: NTGent

Het persoonlijke leven van Dottermans krijgt een plek in het verhaal als ze vertelt over een oude liefde, regisseur Luk Perceval, en de voorstelling Oedipus waarin ze speelde. Rau – en zijn vaste dramaturg Stefan Bläske – vermengen haar werkelijke biografie met het verhaal van een Vlaamse jonge ngo-medewerkster die door de organisatie ‘Teachers in Conflict’ wordt uitgezonden naar Goma, een Congolese stad aan het Kivumeer aan de grens met Rwanda. Zo raken we geleidelijk aan verzeild in de Rwandese burgeroorlog en wordt het verhaal van Mouak en Dottermans met elkaar in verband gebracht. Rau verwijst hier voor beter begrip naar Quentin Tarantino’s film Inglourious Basterds en zo komt het machinegeweer tevoorschijn.

Vooral Dottermans is aan het woord. In de epiloog krijgen we heel even een glimp van het toneelleven van Mouak,  die ook licht cynisch vertelt over haar recente repetitieproces met Robert Wilson. Jammer eigenlijk, dat ze zo zelden aan het woord is, want vooral haar inbreng heeft iets lichts, humoristisch en verfrissends. We moeten het doen met het functionele, monotone cynisme van Dottermans’ relaas, die sterk en subtiel acteert en alles bij elkaar brengt tot een cruciaal moment, waarin ze de angst van het verwarrende geweld waarin ze als ngo-medewerkster in het vluchtelingenkamp terechtkomt, theatraal toch nog verrassend vorm geeft.

Heel aangrijpend is de scène waarin ze vertelt en acteert hoe ze de geluidsknop opdraaide en de 7de Symfonie van Beethoven het geluid van de machinegeweren  en de massacre liet overstemmen. Hier wordt de voorstelling heel reëel en komt die realiteit keihard binnen. Hier hoort, ziet en voelt de toeschouwer het debacle van de hulpverlening in een meedogenloze wereld die nog slechts gelooft in ‘de macht van het machinegeweer’,  in de spiraal van het geweld.  Via het beeld van de op gruwelijke wijze vermoorde jezuïeten komt het inzicht: de puinhopen van de haat trekken een spoor van lijden in deze wereld waartegen alleen mensen die dertig, veertig, soms vijftig jaar van hun leven op dezelfde plaats werken iets positiefs in beweging kunnen zetten.

“Er is eigenlijk maar één mogelijkheid om werkelijk zinvol bezig te zijn. Dat is: je hele leven iets doen. Ik bedoel: hetzelfde doen. Je aan één zaak geven een leven lang”, horen we Els Dottermans  zeggen.

Als toeschouwer keken we honderdtien minuten in de spiegel en zagen  een ongemakkelijke, bittere, scherpe en wrange realiteit die schreeuwt om verandering. Milo Rau en het NTGent zetten daarom theaterprojecten, politieke discussies en lezingen op het programma en roepen op tot actie met The Art of Organizing Hope door Dominique Willaert en Victoria Deluxe, De staat van de waarheid, de schoonheid en het geloof door Lara Staal en tenslotte The General Assembly door Milo Rau en het IIPM.

Meer info: www. ntgent. be

Met dank aan de Theaterkrant

Theatermaker Milo Rau: ‘We moeten de mensen geven wat ze niet willen zien’

Wat gebeurt er met ontwikkelingssamenwerkers die hun geloof verliezen in het werk dat ze doen? Het is een vraag die Milo Rau in Compassie door Els Dottermans laat beantwoorden. De nieuwe artistiek directeur van NTGent begint het seizoen met een hoogst oncomfortabele voorstelling. ‘Na zes maanden zijn medewerkers van ngo’s vaak al cynisch, of zitten ze aan de drank.’

Nieuws is het al even niet meer: NTGent heeft vanaf september met de Zwitser Milo Rau officieel een nieuwe artistiek directeur. Na het debacle dat de kortstondige terugkeer van Johan Simons was, zit er daarmee weer iemand aan het Sint-Baafsplein die de ambitie heeft om het NTG de internationale uitstraling te geven waar elk theaterhuis van droomt. Zijn reputatie in Vlaanderen heeft hij gelukkig niet alleen te danken aan zijn idee om via een oproep in de krant een Syriëstrijder te scouten voor een rol. Dit voorjaar gooide hij ook al hoge ogen met La Reprise, een voorstelling over de moord op de homoseksuele moslim Ihsane Jarfi in Luik, die op luid applaus en lovende kritieken werd ontvangen.

In Nederland gaat in augustus tijdens het Theater Festival Boulevard Compassie in première, een voorstelling met als ondertitel De geschiedenis van het machinegeweer. Het stuk is minstens even politiek als het andere werk van Rau. Els Dottermans speelt hier een vrouw die in de jaren negentig voor een ngo werkte in Congo, en nu eerder gevoelloos lijkt als ze vluchtelingenkampen bezoekt aan de grenzen van Europa. Ook op de scène staat Olga Mouak, een Congolese actrice die ondertussen in Frankrijk woont, nadat ze in diezelfde jaren negentig was moeten vluchten. Compassie is een Nederlandse versie van een voorstelling die al veel opzien baarde in Duitsland, toen ze daar net na het begin van de vluchtelingencrisis in première ging.

Milo Rau: ‘In Duitsland was men heel enthousiast over het esthetische gedeelte van de voorstelling, niet in de laatste plaats over de geweldige actrice die de hoofdrol speelde, Ursina Lardi. Over de politieke boodschap van de voorstelling was dan weer veel meer beroering. De reacties veranderden ook naarmate de vluchtelingencrisis aanhield. Het stuk was oorspronkelijk bedoeld als een kritiek op de al bij al welwillende ontvangst die asielzoekers in Duitsland te beurt viel, terwijl niemand aandacht had en heeft voor wat wij in andere delen van de wereld zoals Centraal-Afrika uitrichten.’

U vindt dat hypocriet?

Milo Rau: Het is een vorm van limited humanism, dat zich beperkt tot wat er zich binnen de grenzen van Europa afspeelt. In de Duitse versie had de zwarte actrice op scène ook nog minder tekst dan ze nu heeft, en doet ze eigenlijk niet veel meer dan de techniek regelen. Door de machtsverhouding tussen haar en de blanke actrice op scène te brengen, wilden we die net bekritiseren – theater maken is iets anders dan een manifest schrijven. Maar nu hebben we haar meer tekst gegeven, zodat we een deel van de boze opmerkingen die we daar ook over kregen konden meenemen.

Is het een cynische voorstelling geworden over medewerkers van ngo’s en de ‘gutmenschen’ die dat meestal zijn? Het hoofdpersonage raakt nogal snel van haar idealen af.

Rau: Ik begrijp wat u bedoelt. Het heeft ook voor mij een hele tijd geduurd voor ik het personage begon te mogen. Maar uiteindelijk zegt ze veel dingen die ik zelf ook al heb gedacht. Het is niet zo dat ik de meest cynische opmerkingen die ik maar kon bedenken in haar mond heb gelegd.

U bent niet de eerste die kritiek geeft op ngo’s. Is dat eigenlijk nog wel nodig?

Rau: Er zit ook kritiek op de Verenigde Naties in, en het is in de eerste plaats gewoon allemaal waar. Voor The Congo Tribunal, een film over de grondstoffenoorlog die ik ter plekke heb gemaakt, was ik de afgelopen jaren zeer regelmatig in Congo. De soldaten die daar voor de VN zitten, zijn amper geïnteresseerd in de regio waar ze zijn gestationeerd. Ze spreken zelfs geen Frans. Over het Swahili hoeven we het niet eens te hebben. Ik hoorde verhalen over mensen die met die soldaten belden om hen te waarschuwen voor een aanval of een slachting door rebellen waarvan iedereen wist dat ze eraan zat te komen, maar de soldaten begrepen niet eens waarover het ging. In de tijd dat ik er kwam, waren er Pakistaanse soldaten. Die kwamen alleen naar Oost-Congo om vakantie te nemen. Thuis vochten ze al tegen de taliban, dus ze waren in Afrika echt niet van plan om risico’s te nemen waardoor ze misschien konden sterven.

‘Er is eigenlijk maar één mogelijkheid om werkelijk zinvol bezig te zijn. Dat is: je hele leven iets doen. Ik bedoel: hetzelfde doen. Je aan één zaak geven een leven lang’, laat u Els Dottermans in de voorstelling zeggen.

Rau: Dat is zo. Ook de medewerkers van ngo’s zitten meestal maar voor enkele maanden op dezelfde plaats. Het gaat ook even over jezuïeten in Compassie. Zij wonen en werken vaak voor dertig, veertig, soms wel vijftig jaar op dezelfde plaats. Dat is een veel betere manier om echt iets te veranderen.

Doen ngo’s en de VN in zulke gebieden meer kwaad dan goed?

Rau: Dat denk ik niet, maar met hetzelfde geld zouden ze veel meer kunnen doen. Ngo’s en grote instellingen als de VN zijn in de eerste plaats bezig met zichzelf in stand te houden. Ze lijden onder dezelfde bureaucratie. Alles wat ze doen, is erop gericht om zelf te overleven. Kunnen we hen dat kwalijk nemen? Bij NTGent is het niet anders, en u schrijft allicht ook reportages en interviews om ervoor te zorgen dat Knack blijft bestaan. Daarmee heb ik dus niet gezegd dat het slechte mensen zijn. Het zijn vaak jongeren die echt als idealisten voor een ngo beginnen te werken. Helaas zijn ze na zes maanden vaak al erg cynisch, of aan de drank.

In Compassie komt de suggestie voorbij om de ouders van Aylan, het jongetje dat verdronk op zijn vlucht naar Europa en op een Turks strand aanspoelde, tijdens de voorstelling op te bellen. Was dat een ernstig idee?

Rau: Ja, natuurlijk. We hebben uiteindelijk gekozen om het niet te doen, ook al omdat we die mensen moeilijk elke avond konden bellen en er al voldoende sterke, expliciete momenten zitten in Compassie.

Zou het opvoeren van die ouders geen vorm van exploitatie zijn van wat zij hebben meegemaakt?

Rau: Het zou net een kritiek zijn op de manier waarop wij zo veel mensen elke dag in ons leven exploiteren. Waarom kreeg Olga Mouak een rol? Els zegt het tijdens de voorstelling: in het begin van de jaren 2000 wilden we allemaal werklozen op het podium, daarna kwamen de gehandicapten en nu is het aan de vluchtelingen.

Trailer Compassie. De geschiedenis van het machinegeweer.

Els Dottermans speelt een versie van zichzelf. Het publiek kan makkelijk denken dat alles wat ze vertelt ook echt is gebeurd. Waarom maakt u gebruik van zo’n trucje?

Rau: Soms werk dat, hoewel ik even graag met fictieve personages werk. Lenin is zo’n stuk dat ik zelf heb geschreven, en dat ik met een klassiek ensemble van acteurs in kostuums heb opgevoerd. Nu hebben we de tekst inderdaad herschreven naar het leven van Els. Ze is echt verliefd geweest op Luc Perceval, zoals ze ook vertelt. Het is interessant om haar status als grote, bekende actrice in Vlaanderen te gebruiken in een verhaal als dat van Compassie.

Het zijn vaak jongeren die echt als idealisten voor een ngo beginnen te werken. Helaas zijn ze na zes maanden vaak al erg cynisch, of aan de drank

Als we uw tienpuntenmanifest voor het NTGent lezen, krijgen we de indruk dat u het liefst zonder acteurs zou werken. U ging op zoek naar IS-strijders om op de scène te brengen, terwijl die rollen ook evengoed kunnen worden gespeeld door acteurs.

Rau: Dat klopt niet. In Duitsland is er een discussie bezig tussen stadstheater met klassieke ensembles die vaak repertoirestukken spelen, en onafhankelijke groepen die vooral performances opvoeren waarbij alles echt moet zijn. Ik probeer die discussie net te ontstijgen, en met beide te werken. Dat is ook de reden waarom ik naar Gent ben gekomen: hier kan dat lukken, in Duitsland bestaat er nog een ijzeren, haast niet te breken traditie. En ik hou ook van de uitwisselingen tussen professionele acteurs en andere mensen waar ik nu mee samen zit. Dat is veel uitdagender dan jezelf in een van die twee formats vast te zetten. La Reprise (Raus meest recente productie, nvdr) gaat over acteren, dus daar had ik sowieso acteurs als Johan Leysen voor nodig. Maar ook zij krijgen van mij veel meer ruimte, acteurs kunnen ook schrijvers of regisseurs zijn. La Reprise heeft, bijvoorbeeld, verschillende eindes gekregen. Als zij daarmee op tour zijn, kiezen de acteurs zelf welk einde ze spelen. Staan ze voor een zaal vol conservatieve bourgeois, kiezen ze meestal voor het pedagogische, socialistische einde. En andersom. We moeten de mensen net geven wat ze niet willen zien. (lacht)

Zou een actrice als Els Dottermans de rol van verkrachte Congolese vrouw kunnen spelen, of ligt die rol te ver van wie ze is?

Rau: In principe zou dat perfect kunnen. In Lenin liet ik de rol van Lenin spelen door Ursina Lardi, een blonde vrouw. Als het goed is, ben je na vijf minuten totaal vergeten dat zij niet Lenin is.

Waarom nodigde u dan teruggekeerde IS-strijders uit voor de castings van Lam Gods? Daarmee suggereert u op z’n minst dat een volbloed acteur als Frank Focketyn die rol niet kan spelen.

Rau: Hij zou die rol kunnen spelen, maar dan zou ik wel iets essentieels van die voorstelling moeten laten vallen. Voor mijn Lam Gods-bewerking wil ik de werkwijze van de gebroeders Van Eyck volgen. Ze namen hun buren als model voor hun portretten van Jezus, Adam en Eva of de kruisvaarders. In deze voorstelling wil ik hetzelfde doen. Ik wil de samenleving portretteren door onze buren op het podium uit te nodigen. Daarbij horen de kruisvaarders van vandaag: jonge Belgen die echt je buren kunnen zijn, en naar het Midden-Oosten trokken voor hun geloof. (denkt na) Het zijn dit soort confrontaties tussen het alledaagse en het metafysische die mij interesseren. Daarom ben ik ook zo aangetrokken door het werk van Alain Platel of Michael Haneke, kunstenaars die telkens weer het dagelijkse en het sublieme naast elkaar plaatsen.

Uit Compassie spreekt opnieuw uw fascinatie voor Congo, een land dat ook centraal zal staan in toekomstige projecten. Hoe kijkt u naar de manier waarop ons land met zijn koloniale verleden omgaat?

Rau: Dat iemand als Leopold II hier nog een standbeeld heeft, is – hoe zal ik het zeggen – bijzonder. Hij was misschien wel de grootste crimineel uit de menselijke geschiedenis. In vergelijking met hem was Adolf Hitler een amateur. Ik bedoel: Leopold was wel zo professioneel om de genocide buiten Europa te laten plaatsvinden, en dus ver buiten ons blikveld. Tegelijk is het natuurlijk veel te makkelijk om die hele schuldvraag te reduceren tot het monster Leopold II. Hij maakte deel uit van een systeem van uitbuiting dat in wezen nog altijd bestaat. Ook al slagen we er goed in om onze medeverantwoordelijkheid hier weg te denken.

Wat bedoelt u daarmee?

Rau: Er zijn twee manieren om je eenvoudigweg af te wenden van Afrika. Een eerste manier is de ruimte: zolang de Afrikanen op hun continent blijven en niet naar Europa komen, hoeven we ons niets van hen aan te trekken. Een andere manier is de tijd. Je kunt inderdaad zeggen dat het niet jouw schuld is dat je voorouders Afrika hebben leeggeroofd en zo de basis gelegd hebben voor onze rijkdom. Dat klopt. Dat is niet onze schuld. Maar we zijn wel verantwoordelijk omdat onze rijkdom, ons hele samenlevingsmodel, gebouwd is op deze misdaad. Dat geldt ook voor het vluchtelingenvraagstuk. Wij kunnen niet zeggen: ‘Excuseer, maar u bent in Afrika geboren, u krijgt dus geen papieren en bent een illegaal.’ Dat is cynisch. We moeten hier rationeler naar kijken.

Hoezo ‘rationeler’?

Rau: Wij denken deze vragen niet tot het einde door. Ik heb onlangs een lang gesprek gehad met staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken. Ik heb hem erop gewezen dat hij als het over Vlaanderen gaat soms argumenten aanhaalt die teruggaan op eeuwenoude geschiedenis, en dat hij bij andere thema’s zelfs de recente geschiedenis niet laat meetellen. Dat is niet rationeel. Francken is een verstandig man. Ik denk dat hij zelf wel weet dat hij, als hij over Afrika praat, niet het volledige verhaal in beeld brengt. Hij heeft me tijdens ons gesprek verteld dat het slachtofferverhaal voor hem niet klopt. Het probleem van Afrika is voor hem een probleem van overbevolking en corrupte elites. Dat klopt, natuurlijk, maar het is slechts een deel van het verhaal. Over factoren als klimaatverandering, economische uitbuiting en de uitwassen van het kapitalistische systeem heeft hij het niet, en het idee van universele mensenrechten is voor een politicus als Francken een links-liberaal idee dat hij niet deelt. Ik vind dat een irrationele, niet houdbare opstelling. In onze geglobaliseerde wereld zijn er nauwelijks grenzen voor handel, en zijn we dankzij het internet met alles en iedereen verbonden. Alleen voor mensen uit Afrika geldt een beperking. Ze mogen Europa niet in. Het is blijkbaar de enige oplossing die we hebben kunnen verzinnen. ( denkt na) Het interessante is dat iemand als Francken dat ook wel beseft. ‘Iemand moet het vuile werk doen’, vertelde hij mij. Dat verbindt hem met het personage dat Els Dottermans speelt in Compassie: ze schromen niet om hun cynisme onder woorden te brengen.

U bent een Zwitser. Hoe komt het dat u zo gefascineerd bent door ‘onze’ ex-kolonies?

Rau: ( lacht) Economisch is Zwitserland vandaag bijzonder nauw betrokken bij Centraal-Afrika. De mijnen van Katanga zijn bijvoorbeeld volledig in handen van een Zwitsers bedrijf (Glencore, nvdr). Het zijn de Zwitsers die de prijzen voor coltan, de grondstof die gebruikt wordt voor onder meer smartphones, hebben opgedreven. Daarnaast zal het ook wel te maken hebben met mijn algemene fascinatie voor geweld. In Centraal-Afrika is bepaald geen gebrek aan geweld. Trouwens, misschien was de vraag waarom ik zo gefascineerd ben door België wel een betere.

Dat was onze slotvraag. Waarom wil een internationaal gevierd kunstenaar in België komen werken? In de provinciestad Gent, nog wel?

Rau: Wat mij zo aantrekt aan België is toch in de eerste plaats het disfunctionele en artificiële van dit land. Het is een piepklein land, en toch zijn alle prangende kwesties van de wereld hier vertegenwoordigd: van nationalisme over migratie tot terreur. En dan is er nog het geweld. Ik heb de indruk dat je hier in elke achterkamer geconfronteerd kunt worden met de meest bizarre vormen van geweld die je je kunt voorstellen. Dat fascineert mij. Ik hou daar eigenlijk wel van. (lacht)

Milo Rau1977: geboren in Bern, Zwitsersland

- 2000: na studies sociologie en taal- en letterkunde wordt hij journalist voor de Neue Zürcher Zeitung2007: richt het theater- en filmproductiehuis International Institute of Political Murder op

- 2013: regisseert Breivik's statement, een voorstelling die het pleidooi van de Noorse, rechtsextremistische massamoordenaar Anders Breivik ensceneert

- 2015: zijn voorstelling Five Easy Pieces, gebaseerd op de affaire-Dutroux, wordt bekroond met een handvol internationale theaterprijzen

- 2017: wordt aangesteld als artistiek leider van het NTGent.

Met dank aan Peter Casteels en Jeroen de Preter
Uit Knack van 28/07/18